ECLI:NL:RBOVE:2025:2079

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
C/08/329324 / KG ZA 25-31
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering van leerling van school wegens wangedrag en de rechtsgeldigheid van het verwijderingsbesluit

In deze zaak vordert eiseres, de moeder van een leerling, schorsing van het verwijderingsbesluit van de school van haar zoon, die betrokken was bij twee incidenten. De school, onder het bevoegd gezag van Carmelcollege, heeft de leerling verwijderd wegens ernstig wangedrag. Eiseres stelt dat het besluit niet in stand kan blijven en vordert dat haar zoon weer tot het onderwijs wordt toegelaten. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 4 april 2025 behandeld en geoordeeld dat de school terecht gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot verwijdering. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eiseres af, omdat de school voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het wangedrag van de leerling een bedreiging vormde voor de orde en veiligheid op school. De voorzieningenrechter concludeert dat het belang van de school bij handhaving van het verwijderingsbesluit zwaarder weegt dan het belang van de leerling om terug te keren naar school. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/329324 / KG ZA 25-31
Vonnis in kort geding van 4 april 2025
in de zaak van
[eiseres] ,
in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[zoon van eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] en [zoon van eiseres] ,
advocaat: mr. J. van Sintemaartensdijk,
tegen
STICHTING CARMELCOLLEGE,
te Hengelo ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Carmelcollege ,
advocaat: mr. B. Vorstermans.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van [eiseres] met producties 1 t/m 12;
  • nagekomen producties 13 t/m 16 van [eiseres] ;
  • de conclusie van antwoord van Carmelcollege met producties 1 t/m 3;
  • nagekomen productie 4 van Carmelcollege .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 26 maart 2025 plaatsgevonden met gesloten deuren. Daarbij waren aanwezig: [eiseres] en [zoon van eiseres] , bijgestaan door mr. Van Sintemaartensdijk en voor Carmelcollege [naam 1] (teamleider [school] ) en [naam 2] (voorzitter centrale directie [school] ), bijgestaan door mr. Vorstermans. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt. Aan de zijde van [eiseres] zijn spreekaantekeningen overgelegd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De samenvatting

2.1.
[zoon van eiseres] (de zoon van [eiseres] ) is vanwege zijn betrokkenheid bij twee incidenten van school verwijderd. Volgens [eiseres] kan het verwijderingsbesluit van de school, die valt onder het bevoegd gezag van Carmelcollege , om meerdere redenen niet in stand blijven. Zij vordert daarom bij voorlopige voorziening schorsing van het verwijderingsbesluit en een bevel om [zoon van eiseres] weer tot het onderwijs op de school toe te laten. Carmelcollege voert verweer. Volgens haar heeft de school kunnen besluiten tot verwijdering, omdat sprake is geweest van ernstig wangedrag van [zoon van eiseres] .
2.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de school van haar bevoegdheid tot verwijdering van [zoon van eiseres] gebruik heeft mogen maken. Hij wijst de vorderingen van [eiseres] daarom af.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] is de moeder van [zoon van eiseres] (geboren op [geboortedatum] 2008). De ouders van [zoon van eiseres] zijn gescheiden. [zoon van eiseres] woont bij [eiseres] .
3.2.
In het schooljaar 2021-2022 is [zoon van eiseres] gestart op het [school] te [vestigingsplaats 2] . Het [school] (hierna: de school) is een school voor bijzonder voortgezet onderwijs. De school valt onder het bevoegd gezag van Carmelcollege . [zoon van eiseres] zat tot het moment van de verwijdering in het [nummer] leerjaar vmbo-basis van de school.
3.3.
Op 23 september 2024 is er tijdens de pauze door een oud-leerling van de school met zwaar vuurwerk een wc van de school opgeblazen. Het incident is op camerabeelden vastgelegd. Volgens de school zou [zoon van eiseres] een faciliterende rol hebben gehad bij het vuurwerkincident. De school heeft [zoon van eiseres] daarom vijf dagen geschorst.
3.4.
[zoon van eiseres] heeft vervolgens vier dagen op een andere locatie van de school (het expertisecentrum) doorgebracht. Bij het expertisecentrum heeft [zoon van eiseres] met een pedagogisch medewerker gesprekken gevoerd om [zoon van eiseres] inzicht te laten krijgen in zijn gedrag en de gevolgen daarvan.
3.5.
Voordat [zoon van eiseres] weer tot de school werd toegelaten heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen hem, [eiseres] en de directeur van de school. Tijdens dit gesprek is aan [eiseres] medegedeeld dat zij eerst een contract moest ondertekenen en dat [zoon van eiseres] een
excuusbrief moest schrijven.
3.6.
Bij brief van 1 oktober 2024 heeft de school, in navolging van het hiervoor genoemde gesprek, het contract toegestuurd. In het contract staat, voor zover van
belang, dat de school bij toekomstige incidenten zal bekijken welke maatregel passend
is en dat indien nodig de procedure tot verwijdering zal worden ingezet. Partijen hebben
dit contract getekend. Daarnaast heeft [zoon van eiseres] de excuusbrief geschreven.
3.7.
Bij brief van 6 november 2024 heeft het Openbaar Ministerie aan [eiseres] medegedeeld dat hij niet vervolgd zal worden voor het vuurwerkincident omdat er onvoldoende bewijs is.
3.8.
Op 21 november 2024 heeft er op de school een gevecht plaatsgevonden tussen [zoon van eiseres] en een medeleerling. Dit is op camerabeelden vastgelegd.
3.9.
Op 25 november 2024 heeft de school in een (telefonisch) gesprek aan [eiseres] medegedeeld dat de school het voornemen heeft om [zoon van eiseres] te verwijderen. Dit voornemen is op 4 december 2024 schriftelijk aan [eiseres] bevestigd.
3.10.
Bij e-mail van 11 december 2024 heeft [eiseres] bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen verwijdering. Daarin schrijft zij ook dat zij het contract van 1 oktober 2024 vernietigt, omdat zij en [zoon van eiseres] door de school onder druk gezet zouden zijn om het contract te tekenen en dat zij dat bij een juiste voorstelling van zaken niet zouden hebben gedaan.
3.11.
Bij brief van 16 januari 2025 heeft de advocaat van [eiseres] een verweerschrift met
betrekking tot de voorgenomen en feitelijke verwijdering ingediend bij Carmelcollege .
Diezelfde dag heeft de advocaat van [eiseres] het verweerschrift ook naar de Geschillencommissie Passend Onderwijs (hierna: GPO) gestuurd met het verzoek om te adviseren.
3.12.
Bij brief van 29 januari 2025 heeft de school de definitieve verwijderingsbeslissing met onderbouwing verstrekt aan [eiseres] . De school heeft in de brief ook op de bezwaren van [eiseres] gereageerd.
3.13.
Bij e-mail van 10 februari 2025 heeft de advocaat van [eiseres] aan de advocaat van Carmelcollege medegedeeld dat het eerder ingediende verweerschrift eveneens beschouwd moet worden als een bezwaar- c.q. verweerschrift tegen het definitieve verwijderingsbesluit.
3.14.
Op 11 maart 2025 heeft er een hoorzitting bij de GPO plaatsgevonden. In verband met het onderhavige kort geding heeft de GPO op 12 maart 2025 alvast haar eindoordeel zonder motivering gestuurd. Dat oordeel luidt dat dat het verzoek van [eiseres] om [zoon van eiseres] weer toe te laten tot de reguliere lessen van de school ongegrond is. Op 25 maart 2025 heeft de GPO partijen haar advies met de nadere uitwerking en motivering van haar oordeel gestuurd.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. de beslissing van Carmelcollege van 29 januari 2025 schorst en Carmelcollege beveelt om [zoon van eiseres] weer in de gelegenheid te stellen om bij de school het (overeengekomen) onderwijs op zijn niveau te volgen, door [zoon van eiseres] toegang te verlenen tot alle lessen en schoolactiviteiten welke onderdeel uitmaken van het bij zijn jaar en niveau behorende schoolprogramma en, indien nodig, door [zoon van eiseres] hierbij te ondersteunen door inzet van basis en/of extra ondersteuning conform het schoolondersteuningsprofiel, op straffe van een dwangsom;
subsidiair
II. de beslissing van Carmelcollege van 29 januari 2025 schorst en Carmelcollege veroordeelt haar zorgplicht na te komen met dien verstande dat [zoon van eiseres] de resterende duur van het schooljaar op de school drie dagen in de week fysieke onderwijskundige begeleiding ontvangt van zowel de schoolmaatschappelijk werker (planning) als een docent en mentor (uitleg/instructie en begeleiding bij lesstof), althans op een door de voorzieningenrechter nader te bepalen wijze van onderwijskundige begeleiding, op straffe van een dwangsom;
primair en subsidiair
III. Carmelcollege veroordeelt tot betaling van de proces- en nakosten.
4.2.
[eiseres] legt, kort samengevat, aan haar vorderingen ten grondslag dat het verwijderingsbesluit niet in stand kan blijven. Zij stelt dat er geen bewijs is dat [zoon van eiseres] betrokken is geweest bij het vuurwerkincident. [zoon van eiseres] is volgens [eiseres] door de school onterecht gedwongen om een excuusbrief te schrijven en een contract te ondertekenen. Zij stelt dat het contract door dwaling en/of misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen, reden waarom zij het contract buitengerechtelijk heeft vernietigd. Het contract heeft [eiseres] opgevat als een laatste kans, maar door het gebrek aan bewijs dat [zoon van eiseres] een aandeel had bij het incident is de grondslag van de laatste kans volgens haar komen te vervallen. Het incident van 21 november 2024 is het eerste incident waarbij [zoon van eiseres] betrokken is. De ernst van het incident is volgens haar niet van dien aard dat dit tot een verwijdering dient te leiden. Carmelcollege heeft volgens [eiseres] geen evenwichtige belangenafweging ten grondslag gelegd aan het verwijderingsbesluit. Daarnaast is het verwijderingsbesluit volgens [eiseres] disproportioneel. Carmelcollege had eerst andere minder verstrekkende maatregelen moeten inzetten. Zij had het bij een schorsing kunnen laten en kunnen inzetten op ondersteuning van [zoon van eiseres] bij het voorkomen van ongewenst gedrag, aldus [eiseres] .
4.3.
Carmelcollege voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis een spoedeisend belang bij die voorziening heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Spoedeisend belang
5.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Het schooljaar 2024-2025 is in volle gang en [zoon van eiseres] zit op dit moment zonder onderwijs thuis terwijl hij leerplichtig is. Dat maakt dat [zoon van eiseres] er groot belang bij heeft dat hij snel een uitspraak krijgt in deze zaak. Hieraan doet niet af dat [eiseres] al eerder dit kort geding heeft aangekondigd (op 20 december 2024), maar pas op 25 februari 2025 om een datum voort het kort geding heeft gevraagd. Enkel tijdsverloop doet een spoedeisend belang namelijk niet aan de vordering ontvallen. Ook doet het feit dat Carmelcollege op korte termijn nog op het bezwaar van [eiseres] zal beslissen niet aan het spoedeisend belang af. Gelet op de aard van de besluitvorming, te weten de verwijdering van [zoon van eiseres] van school waardoor hij zijn schoolopleiding niet kan voortzetten, is sprake van een toereikend spoedeisend belang om de tussenkomst van de voorzieningenrechter te rechtvaardigen.
Juridisch kader
5.3.
Vervolgens moet worden ingeschat of de bodemrechter de vorderingen van [eiseres] waarschijnlijk zal toewijzen. Hierbij is van belang dat uit artikel 8:15 lid 1 Wet op het Voortgezet Onderwijs 2020 (hierna: WVO) volgt dat het bevoegd gezag (in dit geval Carmelcollege ) kan besluiten een leerling van school te verwijderen. Er moet dan wel een grond zijn voor de verwijdering. Een grond voor verwijdering is dat de leerling door zijn wangedrag een ernstige bedreiging vormt voor de orde, rust of veiligheid op de school. [1] Verder volgt uit artikel 8.15 WVO dat definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling pas geschiedt na overleg met de Inspectie van het onderwijs (hierna: de Inspectie) en niet eerder plaatsvindt dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft gezorgd dat een andere school bereid is de leerling toe te laten. Slechts indien [eiseres] voldoende aannemelijk maakt dat het besluit van Carmelcollege niet in stand zal kunnen blijven kunnen haar vorderingen voor toewijzing vatbaar zijn. In dat licht zal de voorzieningenrechter het verwijderingsbesluit van de school beoordelen.
Uitgangspunt
5.4.
Bij de beslissing om een leerling van school te verwijderen heeft (het bevoegd gezag van) de school een zekere beleidsvrijheid. Nu het in dit geval gaat om een bijzondere school is een dergelijke beslissing geen beschikking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht en staan de daarvoor geldende bezwaar- en beroepsmogelijkheden niet open. Wel kan de leerling (althans zijn wettelijke vertegenwoordiger) gebruik maken van de bezwaarprocedures binnen de school en een geschil voorleggen aan de GPO, zoals in dit geval ook is gebeurd. De burgerlijke rechter kan slechts ingrijpen als de school een beslissing heeft genomen waartoe zij in redelijkheid niet heeft kunnen komen en/of als het belang van de leerling bij het terugdraaien van een beslissing zwaarder moet wegen dan het belang van de school bij de handhaving daarvan.
Feitelijke grondslag
5.5.
Uit de brief van 29 januari 2025 volgt dat de school meerdere redenen aan het definitieve verwijderingsbesluit ten grondslag heeft gelegd. Ten eerste is [zoon van eiseres] volgens de school op 23 september 2024 betrokken geweest bij een zwaar vuurwerkincident op school en zijn er daarna afspraken gemaakt over zijn houding en gedrag op school middels een contract. Vervolgens is [zoon van eiseres] op 21 november 2024 betrokken bij een woordenwisseling met een medeleerling die uitmondde in fysiek geweld. Er is daarbij volgens de school een langdurige nekklem aangelegd door [zoon van eiseres] bij de medeleerling. De school is hierdoor van mening dat zij de veiligheid van medeleerlingen niet meer kan garanderen. Daarnaast is [zoon van eiseres] volgens de school tussen 23 september 2024 en 21 november 2024 veelvuldig ongeoorloofd afwezig geweest en is hij in die periode zes keer door docenten uit de les verwijderd. Dit alles maakt dat volgens de school sprake is van ernstig wangedrag van [zoon van eiseres] en zij zich genoodzaakt zag om de grens te trekken.
Toetsing
5.6.
De voorzieningenrechter zal onderzoeken of Carmelcollege de feitelijke grondslag van haar verwijderingsbesluit voldoende aannemelijk gemaakt heeft en daarnaast of, zo die feitelijke grondslag voldoende aannemelijk gemaakt is, de school het verwijderingsbesluit heeft kunnen nemen.
(i)Heeft Carmelcollege de feitelijke gronden waarop zij haar verwijderingsbesluit gebaseerd heeft aannemelijk gemaakt ?
Vuurwerkincident
5.7.
Volgens [eiseres] is er geen bewijs dat [zoon van eiseres] betrokken is geweest bij het vuurwerkincident. [zoon van eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij de dader niet kende, hij niets wist van of gehoord heeft over de plannen van de dader, hij enkel antwoord heeft gegeven op de vraag van de dader waar de uitgang was en later de deur heeft opengehouden toen de dader aan kwam rennen. Carmelcollege wijst op de camerabeelden die zij in het geding heeft gebracht. De voorzieningenrechter heeft die beelden tijdens de mondelinge behandeling met partijen bekeken. Daarop is door de voorzieningenrechter waargenomen dat [zoon van eiseres] vlak voor het vuurwerkincident contact heeft met de dader, hij in gesprek met de dader in de richting van de toiletruimte loopt, hij vervolgens wijst in de richting van de uitgang, hij zich eerst blijft ophouden in de hal waaraan ook de toiletruimte grenst, waarbij hij zicht houdt op de dader voordat dat deze de toiletruimte binnen gaat om vervolgens naar de uitgang te lopen en uiteindelijk de deur van de uitgang voor de dader open te houden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan uit die beelden niet anders worden afgeleid dan dat [zoon van eiseres] in zekere mate betrokken is geweest bij het vuurwerkincident en daarbij een faciliterende rol had. De uitleg die [zoon van eiseres] daarover tijdens de mondelinge behandeling heeft gegeven strookt niet met de interactie tussen hem en dader die op de beelden is te zien. Dat er volgens het Openbaar Ministerie onvoldoende bewijs is om [zoon van eiseres] voor het vuurwerkincident strafrechtelijk te vervolgen, betekent niet dat hij daarbij niet betrokken is geweest. Volgens de voorzieningenrechter is voldoende gebleken dat [zoon van eiseres] wel in die mate betrokken is geweest bij het vuurwerkincident dat de school daarin aanleiding kon zien om te onderzoeken of zij ten aanzien van [zoon van eiseres] maatregelen moest nemen.
Vechtpartij
5.8.
Door [eiseres] en [zoon van eiseres] wordt niet ontkend dat er op 21 november 2024 een incident heeft plaatsgevonden tussen [zoon van eiseres] en een medeleerling. Wel hebben zij een andere kijk dan de school op de ernst van het incident. Volgens hen betrof dat incident geen vechtpartij maar een stoeipartij, waarbij [zoon van eiseres] wel een andere leerling heeft beetgepakt maar geen sprake was van een (langdurige) nekklem. De voorzieningenrechter heeft de camerabeelden van het incident bekeken en daarop een woordenwisseling tussen [zoon van eiseres] en de medeleerling waargenomen, waarna [zoon van eiseres] de medeleerling heeft beetgepakt en hem enige tijd in een nekklem heeft gehouden. Hierdoor is het voldoende aannemelijk dat het incident heeft plaatsgevonden zoals door de school in het verwijderingsbesluit is weergeven.
Absentie en lesverwijderingen
5.9.
Door [eiseres] is aangevoerd dat het niet klopt dat [zoon van eiseres] tussen 23 september 2024 en 21 november 2024 veelvuldig ongeoorloofd afwezig is geweest. Volgens haar staat dit niet goed in het registratiesysteem van de school, aangezien [zoon van eiseres] ook op ongeoorloofd afwezig staat op dagen dat hij niet naar school mocht omdat hij was geschorst of van school verwijderd. Bij gebreke van onderbouwing van de absentie zal de voorzieningenrechter deze buiten beschouwing laten. De lesverwijderingen heeft [eiseres] niet betwist. Daarmee staat in het kader van het kort geding voldoende vast dat die zich voorgedaan hebben.
Conclusie
5.10.
De voorzieningenrechter vindt bij deze stand van zaken dat de school aannemelijk heeft gemaakt dat [zoon van eiseres] met betrokkenheid bij een vuurwerkincident, met de lesverwijderingen en met het toepassen van geweld tegen een medeleerling zich schuldig heeft gemaakt aan wangedrag.
(ii) Heeft de school van haar bevoegdheid tot verwijdering gebruik mogen maken?
5.11.
Gelet op de ernst van het vuurwerkincident acht de voorzieningenrechter de beslissing van de school om [zoon van eiseres] gezien zijn betrokkenheid daarbij te schorsen redelijk en begrijpelijk. Vervolgens heeft de school pedagogische begeleiding geboden bij het expertisecentrum van de school. Ook heeft de school [eiseres] en [zoon van eiseres] het contract laten tekenen, waarmee zij [zoon van eiseres] “een gele kaart” heeft willen geven. Anders gezegd: de school wilde hem waarschuwen en duidelijk maken dat hij verwijderd zou kunnen worden van de school bij een volgende misdraging. Uit wat [zoon van eiseres] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard maakt de voorzieningenrechter op dat hij die boodschap wel heeft begrepen. De voorzieningenrechter tekent hierbij aan dat gezien de betrokkenheid van [zoon van eiseres] bij het vuurwerkincident de aanleiding tot het voorleggen van het contract aan [eiseres] en [zoon van eiseres] is blijven bestaan. Dat er anderszins een gebrek kleeft aan de totstandkoming van dat contract heeft [eiseres] niet aannemelijk gemaakt.
Toch heeft alles wat gevolgd is op het vuurwerkincident niet het beoogde effect gehad, nu [zoon van eiseres] in de periode tussen het vuurwerkincident en 21 november 2024 zes keer uit de les verwijderd is en hij op laatstgenoemde datum weer bij een incident betrokken is geraakt. Gezien de ernst van de gedragingen van [zoon van eiseres] , in het bijzonder die op 23 september 2024 en op 21 november 2024 en het gebleken onvermogen dergelijk gedrag te vermijden, acht de voorzieningenrechter de verwijdering na het tweede incident evenmin onbegrijpelijk of onredelijk. De school vindt dat het belang van de school bij verwijdering zwaarder weegt dat het belang van [zoon van eiseres] om weer onderwijs op de school te krijgen, vooral omdat [zoon van eiseres] alternatief onderwijs aangeboden is. Carmelcollege heeft voldoende onderbouwd waarom de school het wangedrag van [zoon van eiseres] als een bedreiging te beschouwen is voor de orde, rust en veiligheid op de school en waarom de school haar belang, gelegen in het waarborgen van die rust en veiligheid, zwaarder heeft laten wegen dan het belang van [zoon van eiseres] om terug te keren naar de school.
Formele vereisten
5.12.
Naar oordeel van de voorzieningenrechter voldoet het verwijderingsbesluit ook aan de formele vereisten van artikel 8.15 WVO. Volgens Carmelcollege heeft de school voor het definitieve besluit tot verwijdering de Inspectie op de hoogte gebracht van de situatie. Daarnaast heeft de school [eiseres] twee scholen voorgehouden (het ROC van [plaats] en de praktijkschool op een andere locatie van het [school] ) die bereid zijn [zoon van eiseres] toe te laten. [eiseres] wilde niet op die opties ingaan, omdat zij de opties niet passend vindt bij het niveau en de situatie van [zoon van eiseres] . De school heeft toegelicht waarom deze opties wel passend zijn, onder andere nu daarmee aangesloten kan worden bij een opleiding die [zoon van eiseres] ook zou kunnen volgen bij voortzetting van zijn vmbo-basis opleiding op de school. De school is bereid om [eiseres] verder met de overstap van [zoon van eiseres] naar een andere school te helpen, maar kan [eiseres] niet dwingen om [zoon van eiseres] bij de voorgedragen scholen in te schrijven. Dat betekent wel dat [eiseres] daarmee zelf belemmert dat [zoon van eiseres] op korte termijn weer onderwijs kan volgen.
Advies GPO en bezwaar
5.13.
Inmiddels heeft de GPO haar advies gegeven. De school moet op grond van artikel 8.15 lid 8 jo. artikel 12.34 lid 4 WVO op korte termijn na de uitspraak van de GPO een beslissing op het bezwaarschrift van [eiseres] nemen. De beslissing van de voorzieningenrechter, inhoudende dat hij het verwijderingsbesluit op dit moment niet schorst en de school niet gelast om [zoon van eiseres] weer tot het onderwijs op de school toe te laten, staat niet in de weg aan een beslissing van de raad van bestuur van Carmelcollege , waarbij deze het bezwaarschrift gegrond verklaart.
Belangenafweging
5.14.
[eiseres] wil met haar vordering bewerkstelligen dat [zoon van eiseres] in afwachting van de beslissing op het bezwaar tegen het verwijderingsbesluit weer onderwijs op de school kan genieten. In het licht van wat de voorzieningenrechter hiervoor overwogen heeft over het verwijderingsbesluit zou alleen een belangenafweging er nog toe kunnen leiden dat de voorzieningenrechter dat besluit toch schorst. Voor zover nog ruimte voor belangenafweging is komt de voorzieningenrechter ook tot het oordeel dat het belang van de school om de verwijdering van [zoon van eiseres] van school voort te laten duren zwaarder weegt dan het belang van [zoon van eiseres] om weer tot het onderwijs op de school toegelaten te worden. Daarbij speelt een grote rol dat, zoals tijdens de mondelinge behandeling gebleken is, het volgen van onderwijs op een andere school nog steeds een alternatief is en dat [eiseres] daar ook nu geen gebruik van wil maken.
Conclusie
5.15.
Uit het voorgaande volgt dat de school van haar bevoegdheid tot verwijdering van [zoon van eiseres] gebruik heeft mogen maken. [eiseres] heeft derhalve onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de bodemrechter later oordelend zal beslissen dat de school in redelijkheid niet tot het verwijderingsbesluit kon komen en niet mag weigeren om [zoon van eiseres] weer toe te laten tot de school. De voorzieningenrechter zal daarom de vorderingen van [eiseres] afwijzen.
Proceskosten
5.16.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Carmelcollege worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2025.