ECLI:NL:RBOVE:2025:2094

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
08/002019-25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en mishandeling in Deventer

Op 8 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 35-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 13 oktober 2024 in Deventer, waar de verdachte een telefoon, contant geld en sleutels van het slachtoffer heeft gestolen, vergezeld van geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer meerdere malen tegen het hoofd heeft geslagen en dat de diefstal met geweld een samenhangend geheel vormde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte € 374,24 aan schadevergoeding moet betalen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering, die een voorwaardelijke straf adviseerden om de verdachte een laatste kans te bieden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/002019-25 (P)
Datum vonnis: 8 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
nu verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 maart 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. H.H. Jansen, advocaat in Apeldoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 13 oktober 2024 voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld een telefoon, een contant geldbedrag en sleutels van
[slachtoffer] heeft gestolen. Subsidiair is dit feit ten laste gelegd als mishandeling;
feit 2:op 13 oktober 2024 een telefoon, een contant geldbedrag en sleutels van
[slachtoffer] heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij op of omstreeks 13 oktober 2024 te Deventer, een telefoon (met een geldbedrag in het hoesje), een huissleutel en een fietssleutel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • die [slachtoffer] te achtervolgen en/of
  • naar die [slachtoffer] toe te lopen,
  • de telefoon, huissleutel en/of fietssleutel van die [slachtoffer] uit de jaszak van die [slachtoffer] te pakken, en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 oktober 2024 te Deventer [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
feit 2
hij op of omstreeks 13 oktober 2024 te Deventer, een telefoon (met een geldbedrag in het hoesje), een huissleutel en/of een fietssleutel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
In de nacht van 12 op 13 oktober 2024 liet [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) zijn hond uit. Toen hij langs de fietsenstalling van het station in Deventer liep, zag hij verdachte, die met een baksteen het slot van een fiets wilde forceren. [slachtoffer] ging ervanuit dat verdachte de fiets wilde stelen en heeft verdachte daar op aangesproken. Dat leidde tot een aanvaring tussen verdachte en [slachtoffer] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Er was sprake van diefstal gevolgd door geweld en van diefstal.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer] heeft geslagen en dat hij zijn telefoon heeft afgepakt. Hij heeft ontkend dat hij de sleutels van [slachtoffer] heeft gestolen.
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van diefstal met geweld, maar van mishandeling en van diefstal (van enkel de telefoon van [slachtoffer] ) op twee verschillende momenten. Verdachte heeft eerst de telefoon van [slachtoffer] afgenomen. Daarna kwam het tot een nieuwe confrontatie, waarbij verdachte [slachtoffer] heeft geslagen.
Ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de diefstal van de sleutels van [slachtoffer] . Van dat onderdeel op de tenlastelegging heeft zij vrijspraak verzocht.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat, en dat staat ook niet ter discussie, dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen en dat hij diens telefoon heeft gestolen.
Diefstal met geweld
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of sprake was van diefstal met geweld (feit 1 primair) en diefstal (feit 2) of van twee op zichzelf staande feiten, te weten mishandeling (feit 1 subsidiair) en diefstal (feit 2). De rechtbank overweegt daarover het volgende.
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat verdachte hem meerdere malen tegen het hoofd heeft geslagen en dat verdachte de telefoon met contanten, de huissleutel en de fietssleutel uit zijn jaszak haalde.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij naar [slachtoffer] toeliep, dat hij hem sloeg en dat hij zijn telefoon van hem afpakte.
Op camerabeelden is te zien dat verdachte [slachtoffer] beet pakt, waarna te horen is dat [slachtoffer] zegt
“jij hebt mijn telefoon vast”. Vervolgens is te zien dat verdachte [slachtoffer] met kracht tegen het hoofd slaat, waarna [slachtoffer] voorover buigt en verdachte hem nogmaals met kracht slaat. Vervolgens loopt verdachte weg, [slachtoffer] achter zich latend. De rechtbank leidt uit de beelden af dat verdachte [slachtoffer] heeft bestolen en hem direct nadien meerdere malen heeft geslagen, waarna hij met de spullen van [slachtoffer] is weggelopen.
De rechtbank stelt, gelet op het bovenstaande, vast dat geen sprake was van twee losse incidenten. Er was sprake van diefstal van de spullen van [slachtoffer] , die werd gevolgd door geweld, waarna verdachte zonder gehinderd te worden met de spullen van [slachtoffer] kon vertrekken. Dat verdachte zich de gebeurtenissen in een andere volgorde herinnert, is voorstelbaar, gelet op de chaotische aard van de gebeurtenissen en de staat waarin verdachte die avond verkeerde, en doet aan de beelden niet af. Uit de verklaringen van verdachte en [slachtoffer] blijkt in ieder geval dat sprake was van diefstal met geweld en niet van een op zichzelf staande mishandeling en een op zichzelf staande diefstal.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer] wat betreft de spullen die van hem werden gestolen en is dan ook van oordeel dat verdachte zich, naast diefstal van de telefoon, met in het hoesje daarvan € 40,00, ook schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de huissleutel en de fietssleutel van [slachtoffer] .
Conclusie
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op 13 oktober 2024 te Deventer, een telefoon (met een geldbedrag in het hoesje), een huissleutel en een fietssleutel, die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • die [slachtoffer] te achtervolgen en/of
  • naar die [slachtoffer] toe te lopen,
  • de telefoon, huissleutel en fietssleutel van die [slachtoffer] uit de jaszak van die [slachtoffer] te pakken, en (vervolgens)
  • die [slachtoffer] meerdere malen tegen het hoofd te slaan;
feit 2
hij op 13 oktober 2024 te Deventer, een telefoon met een geldbedrag in het hoesje, een huissleutel en een fietssleutel, die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, gevolgd van geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren;
en:
feit 2
het misdrijf:
diefstal.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met de algemene en bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke taakstraf. Zij heeft daarnaast verzocht om directe invrijheidstelling van verdachte.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
[slachtoffer] zag dat verdachte midden in de nacht met een baksteen het slot van een fiets probeerde te forceren en trok daaruit de, naar het oordeel van de rechtbank niet onbegrijpelijke, conclusie dat verdachte die fiets wilde stelen. [slachtoffer] sprak verdachte daar op aan. [slachtoffer] was zo moedig om zich hardop uit te spreken tegen gedrag waarvan hij dacht dat het strafbaar was. Verdachte reageerde daarop door de telefoon, contanten en sleutels van [slachtoffer] te stelen en hem vervolgens meerdere malen te slaan. Met het plegen van die diefstal met geweld heeft verdachte geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van [slachtoffer] . Feiten waarbij geweld wordt gebruikt, kunnen ook bijdragen aan gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffersen bij de maatschappij in het algemeen.
Persoon van verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 12 februari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor diefstallen, waaronder in 2021, en geweldsdelicten.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten van 27 februari 2025 en 14 januari 2025. In de rapporten is te lezen dat verdachte niet op adequate wijze met zijn emoties om kan gaan. Er is sprake van een disruptieve impulsbeheersing of andere gedragsstoornis. Verdachte is vanaf zijn veertiende levensjaar veelvuldig met politie en justitie in aanraking geweest en er is sprake van een delictpatroon aangaande delicten met een agressiecomponent. In 2020 concludeerde GGZ Transfore dat de problemen van verdachte zijn ontstaan als gevolg van zijn middelengebruik en dat hij onder invloed van externe gebeurtenissen kan komen tot (agressieve) impulsdoorbraken. Verdachte heeft destijds een behandeling ondergaan, gericht op emotieregulatie en middelafhankelijkheid, en er heeft een delictanalyse plaatsgevonden. Ondanks deze interventies bleef verdachte in beeld komen bij politie en justitie. De reclassering ziet het middelengebruik van verdachte, het psychosociaal functioneren en zijn sociale netwerk als delictgerelateerde factoren. Verdachte was voor zijn preventieve hechtenis deels mantelzorger voor zijn moeder. Zijn relatie met zijn moeder wordt gezien als een beschermende factor. Positief is ook, dat verdachte intrinsiek gemotiveerd lijkt te zijn om zijn alcoholprobleem aan te pakken en om zijn leven op de rit te krijgen. De reclassering schat de risico’s op recidive en letselschade, zonder justitiële interventies, in als hoog. De reclassering wil verdachte daarom een laatste kans bieden en adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • alcoholverbod met alcoholmeter.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij in het geval van verdachte strafverzwarend is, dat sprake was meerdere, harde klappen tegen het hoofd van [slachtoffer] .
De rechtbank is, gezien de ernst van de gepleegde feiten en rekening houdend met het advies van de reclassering, van oordeel dat een gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest. Daarvan zal, om als flinke stok achter de deur te dienen, een deel van zes maanden voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van drie jaren en de algemene en bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geformuleerd in het rapport van
27 februari 2025.
Gelet op het bovenstaande, zal de rechtbank het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 374,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten voor een Samsung S21 (€ 200,00);
- contanten (€ 40,00);
- vervanging van het slot van de voordeur (€ 81,99);
- kosten ter vervanging van sleutels (€ 52,25)
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Verdachte heeft de sleutels van verdachte niet gestolen en de waarde van de telefoon is onvoldoende onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde schadeposten betreffende de kosten van vervanging van het slot van de voordeur en de sleutels zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De omvang van de opgevoerde schadeposten ten aanzien van de telefoon en de contanten is niet onderbouwd. Dat neemt niet weg dat wel is komen vast te staan dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden. Ten aanzien van het bedrag van € 40,00 blijkt de schade voldoende uit de aangifte van [slachtoffer] . Ten aanzien van de telefoon zal de rechtbank gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank stelt de omvang van de schade vast op een bedrag van € 200,00. De rechtbank zal het gevorderde toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met zeven dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 55 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
De eendaadse samenloop van
feit 1, het misdrijf:
diefstal, gevolgd van geweld, tegen personen, gepleegd met het
oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren;en:
feit 2, het misdrijf:
diefstal;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3
(drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Tactus Reclassering, De Brink 40 in Deventer, en zich daarna blijft melden op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen door Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de zorgverlener zullen worden gegeven;
- geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. In overleg met verdachte is ook de alcoholmeter een mogelijk controlemiddel. De alcoholmeter is een enkelband die het alcoholgebruik kan meten. De alcoholmeter wordt op een nader, door de reclassering te bepalen moment, aangesloten;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ter hoogte van € 374,24 toe;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 374,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2024;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 374,24, (zegge: driehonderdvierenzeventig euro en vierentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 7 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Voorlopige hechtenis
- wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Vodegel, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024481472 van 3 januari 2025. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2024 (pagina’s 32 en 33), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik bekeek de camerabeelden van de ringdoorbel (…). Ik zie onder in beeld de datum en tijd 13 oktober 2024, 02:49:52 uur staan. Ik zie (…) de verdachte (…) in de richting lopen van de man in het Tuinstraatje, zijnde het slachtoffer. (…). Ik zie dat de verdachte het slachtoffer beet pakt. Ik hoor het slachtoffer zeggen: “Jij hebt mijn telefoon vast”. (…) Ik zie dat de verdachte, ten tijde dat hij dit zegt, het slachtoffer slaat tegen zijn hoofd. Ik zie namelijk dat hij zijn rechterarm naar achteren brengt en met kracht, door zijn hele lichaam mee naar voren te gooien, met zijn hand tegen het hoofd van het slachtoffer slaat. Ik zie dat het slachtoffer door de klap met zijn hoofd naar de grond buigt. Ik zie dat de verdachte het slachtoffer nogmaals met kracht, met zijn rechterhand slaat;

2. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 13 oktober 2024 (pagina’s 6 tot en met 10), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Pleegdatum/tijd: Tussen zondag 13 oktober 2024 om 03:03 uur en zondag 13 oktober 2024 om 03:45 uur
(…) Toen ik in het Tuinstraatje liep kreeg ik 3 vuistklappen tegen mijn hoofd van man 1. (…) Ik voelde dat hij met zijn hand in mijn jaszak zat en ik zag dat hij mijn mobiele telefoon eruit haalde. Verder zag ik dat hij mijn huis en fietssleutel uit mijn jaszak pakte.(…) Ik heb pijn en letsel aan mijn hoofd en ik heb een flinke bult ter hoogte van mijn linker wenkbrauw(…);
3. het proces-verbaal van aanvullend verhoor van [slachtoffer] van 13 oktober 2024 (pagina’s 16 tot en met 18), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) Verder wil ik nog verklaren dat in het hoesje van mijn telefoon twee briefjes van twintig euro zaten.(…);

4. het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 3 januari 2025 (pagina’s 52 tot en met 57), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) Ik ben naar hem toegelopen, heb hem geslagen en heb zijn mobiel afgepakt(…).