3.3Het oordeel van de rechtbank
Voor de leesbaarheid van het vonnis zal verdachte in het vervolg verdachte dan wel [verdachte] worden genoemd. De medeverdachten zullen steeds bij hun achternaam worden genoemd.
Feit 1 (primair en subsidiair)
Uit het dossier volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich met hun bedrijf [bedrijf 1] B.V. onder meer bezig hielden met de invoer, het transport en de opslag van (vele) nautische goederen, zoals rubberboten, buitenboordmotoren en zwemvesten. Hoewel het een feit is dat dergelijke goederen kunnen worden gebruikt voor mensensmokkel over het Kanaal tussen Frankrijk en Engeland (zoals bedoeld in de tenlastelegging), blijkt uit het dossier niet dat de nautische goederen die [bedrijf 1] B.V. heeft getransporteerd en opgeslagen zijn gebruikt bij een concreet geval van mensensmokkel. Het dossier biedt ook verder onvoldoende aanknopingspunten dat [verdachte] en [medeverdachte 1] op enige andere wijze rechtstreeks betrokken zijn geweest bij specifieke mensensmokkelincidenten.
Hoewel dus niet is gebleken dat de nautische goederen zijn gebruikt bij mensensmokkel, is het wel mogelijk dat deze bestemd waren om te gebruiken bij mensensmokkel. Om opzet op mensensmokkel dan wel de voorbereiding of bevordering daarvan aan te nemen, moet duidelijk zijn dat verdachte wist dat de nautische goederen bestemd waren voor mensensmokkel. Uit het dossier blijkt dit echter onvoldoende. Voor het aannemen van wetenschap dat de nautische goederen gebruikt zouden worden voor mensensmokkel is de enkele combinatie van het aantal boten, buitenboordmotoren en een groot aantal zwemvesten naar het oordeel van de rechtbank niet genoeg. Het feit dat de nautische goederen na de controle op 17 juni 2022 direct zijn weggehaald van het terrein van
[bedrijf 1] B.V., is evenmin voldoende voor het aannemen van deze wetenschap. Ook is niet gebleken dat de omschrijving “zwembaden”, die een aantal keer bij het transport van boten is gebruikt, een bewuste verhullingshandeling is geweest in plaats van een vergissing. Nu het dossier geen andere bewijsmiddelen bevat voor het aannemen van wetenschap, is opzet gericht op mensensmokkel, dan wel de voorbereiding of bevordering daarvan, naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het geldbedrag van € 150.000,- dat op 13 december 2023 tijdens een doorzoeking in de woning aan de [adres 3] achter de wasmachine is aangetroffen. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van dit bedrag. Verdachte zal van dit onderdeel worden vrijgesproken.
De overige ten laste gelegde bedragen betreffen geldtransporten. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend betrokken te zijn geweest bij deze geldtransporten.De rechtbank zal hierna eerst de ten laste gelegde geldbedragen bespreken en vervolgens beoordelen of sprake is van het witwassen van deze geldbedragen.
Geldbedrag van € 450.000,- in de periode van 4 oktober 2023 tot en met 7 oktober 2023
Uit opgenomen tap- en OVC-gesprekken komt naar voren dat [verdachte] samen met [medeverdachte 2] op 4 oktober 2023 geld heeft opgehaald bij derden. Zo zegt [verdachte] tegen [medeverdachte 2] op
4 oktober 2023 dat ze een ton hebben meegekregen en dat ze nu 3 ton gaan ophalen en verder zegt [verdachte] tegen [medeverdachte 2] op 4 oktober 2023 dat hij niet met € 400.000,- wil wegrijden omdat hij ook kosten heeft aan de auto en het geen vetpot is.Op 5 oktober 2023 geeft [medeverdachte 1] aan dat ze “het” via de zijkant erin moeten stoppen, waarna [verdachte] aangeeft dat je een stokje nodig hebt om “het” er weer uit te halen.Naar het oordeel van de rechtbank hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] het in dit gesprek op 5 oktober 2023 over een verborgen ruimte in een voertuig, hetgeen overeenkomt met de bevindingen genoemd in het proces-verbaal forensisch technisch voertuig-onderzoek waaruit blijkt dat de Audi A6 met het kenteken [kenteken] , te weten de auto waarmee [verdachte] en [medeverdachte 2] het geld hebben vervoerd, voorzien is van een verborgen ruimte.
In het OVC-gesprek op 6 oktober 2023 om 21:33 uur is te horen dat [verdachte] zegt dat hij 450 daar naar toe heeft gebracht en heeft achtergelaten en dat dat zijn werk is.
Op 4 oktober 2023 hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] een gesprek via Whatsapp over “samen tellen” en zegt [verdachte] dat hij op 8 oktober 2023 terug zal zijn.Uit bakengegevens van het voertuig van [verdachte] , de voornoemde Audi A6, blijkt dat dit voertuig op 5 oktober 2023 vanuit Haarlem naar Boekarest is gereden en op 8 oktober 2023 terug was in Haarlem.
In een Whatsappgroepschat genaamd “ [groepsnaam] ” waarvan onder meer [verdachte] en [medeverdachte 1] deel uit maakten, stuurt “ [alias 1] [naam 1] ” op 4 oktober 2023 om 17:42 uur een afbeelding van een bankbiljet van 5 Turkse lira met serienummer [serienummer 1] en stuurt [medeverdachte 1] op 4 oktober 2023 diverse afbeeldingen van tassen gevuld met bundels geldbiljetten. Verder stuurt [verdachte] in deze chat op 5 oktober 2023 het bericht dat hij gaat vertrekken en dat hij zal doorgeven hoe laat hij Roemenië binnen zal rijden.[medeverdachte 1] stuurt op 5 oktober 2023 wederom diverse afbeeldingen van bundels geldbiljettenen op 5 oktober 2023 vraagt [naam 1] of de hoeveelheid 400 is, waarop [medeverdachte 1] bevestigend antwoordt. [naam 1] vraagt vervolgens of ze daar 450 van maken, waarop [medeverdachte 1] wederom bevestigend antwoordt. Op 5 oktober 2023 zegt [medeverdachte 1] “Is goed, ik heb 450 duizend gelegd”.Op 6 oktober 2023 zegt [verdachte] dat hij Roemenië is ingereden, waarna [naam 1] een afbeelding van een bankbiljet met serienummer [serienummer 2] stuurt.Op 6 oktober 2023 stuurt [verdachte] eveneens een afbeelding van een bankbiljet met hetzelfde serienummer en zegt daarna “450K is geleverd”.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte 2] , tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , in de periode van 4 oktober 2023 tot en met 7 oktober 2023 een geldbedrag van € 450.000,- hebben opgehaald en vervoerd naar Roemenië in een verborgen ruimte in de Audi A6 voorzien van het kenteken [kenteken] .
Geldbedrag van € 753.850,- in de periode van 15 oktober 2023 tot en met 18 oktober 2023
Uit opgenomen tap- en OVC-gesprekken blijkt dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op
15 oktober 2023 geld ophalen op verschillende adressen.In een OVC gesprek op die dag tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] zegt [verdachte] “ [alias 2]
( [medeverdachte 1] )gaat nu 150 ophalen”. [medeverdachte 2] vraagt waarom [verdachte] haar stuurt.” Zij heeft laatst ook opgehaald” geeft [verdachte] daarop aan.Uit het OVC-gesprek op 15 oktober 2023 blijkt dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] stapeltjes geld in een ruimte in de auto aan het stoppen zijn en aan het eind van het gesprek zegt [medeverdachte 2] “dus we gaan met 700, 740”.Naar het oordeel van de rechtbank, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor reeds is overwogen ten aanzien van de verborgen ruimte in de Audi A6 met het kenteken [kenteken] , betreft de ruimte waar [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] stapeltjes geld in aan het stoppen zijn, deze verborgen ruimte.
In de Whatsapp chat genaamd “ [groepsnaam] ” stuurt [medeverdachte 1] op 15 oktober 2023 diverse afbeeldingen van bundels geldbiljetten en een afbeelding van een geldbiljet met een serienummer.Op 16 oktober 2023 geeft [medeverdachte 1] aan dat ze vertrokken zijn en dat er 753.850 naar Boekarest gaat. [naam 1] zegt een token te regelen en stuurt een afbeelding met een serienummer van een bankbiljet naar [verdachte] met op de foto de tekst “Bükres” en zegt tegen [verdachte] dat hij tussen 6 en 7 wordt verwacht.Op 17 oktober 2023 zegt [verdachte] tegen een man “onze taak is om dit te brengen” en “753.850”, “wij hebben daar dinges gedaan en hier ook 753.850, normaliter zou meer komen maar het paste niet in” en “ik heb gezegd 753.850 van Boekarest uit is gegaan”.Het bedrag € 753.850,- staat ook in een transactieoverzicht van [bedrijf 1] .
Verder blijkt uit bakengegevens van de voornoemde Audi A6 van [verdachte] dat dit voertuig op 15 oktober 2023 vanuit Haarlem naar Boekarest is gereden en op 18 oktober 2023 terugkeerde in Haarlem.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 15 oktober 2023 tot en met 18 oktober 2023 een bedrag van € 753.850,- hebben opgehaald en dat [verdachte] en [medeverdachte 2] dit geldbedrag vervolgens naar Roemenië hebben vervoerd in een verborgen ruimte in de Audi A6 van [verdachte] .
Geldbedrag van € 710.000,- in de periode van 24 oktober 2023 tot en met 28 oktober 2023
In de Whatsapp chat genaamd “ [groepsnaam] ” geeft [verdachte] op 24 oktober 2023 door dat [medeverdachte 2] in de auto zit met 710K.Op 26 oktober 2023 stuurt [verdachte] afbeeldingen van bundels geld.Op 26 oktober 2023 en op 27 oktober 2023 stuurt [naam 1] een afbeelding van een bankbiljet met de mededeling dat hij deze afbeelding ook aan [medeverdachte 2] heeft verstuurd.
Uit het OVC-gesprek op 24 oktober 2023 blijkt dat [medeverdachte 2] tegen zijn partner zegt dat hij met een miljoen euro rijdt en daar stress van heeft.Uit het OVC-gesprek op 27 oktober 2023 volgt dat [medeverdachte 2] tegen zijn partner zegt dat die man waar ze een miljoen aan hebben afgegeven niet blij was.Op 27 oktober 2023 zegt [medeverdachte 2] dat hij denkt dat het 710.000 was.
Uit een WhatsApp chat tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt dat [medeverdachte 1] voor [medeverdachte 2] vignetten heeft geregeld op 24 oktober 2023.
Het bedrag € 710.000,- staat ook in een transactieoverzicht van [bedrijf 1] .
Verder blijkt uit bakengegevens dat de Audi A6 van [verdachte] op 24 oktober 2023 vanuit Haarlem naar Boekarest is gereden en op 28 oktober 2023 terug was in Haarlem.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 2] , tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en [verdachte] , in de periode van 24 oktober 2023 tot en met 28 oktober 2023 een geldbedrag van € 710.000,- heeft vervoerd naar Roemenië in een verborgen ruimte in de Audi A6 voorzien van het kenteken [kenteken] .
Geldbedrag van € 500.000,- op 29 oktober 2023
Op 28 oktober 2023 heeft [medeverdachte 1] een WhatsApp bericht gestuurd naar [naam 2] met de vraag of hij de Audi wil schoonmaken en er € 500.000 in wil stoppen omdat [verdachte] op
29 oktober 2023 naar Duitsland gaat.In de Whatsapp groepschat genaamd “ [groepsnaam] ” stuurt [verdachte] op 28 oktober 2023 diverse afbeeldingen met bundels geldbiljetten en op 29 oktober 2023 een afbeelding van een geldbiljet van 5 euro.Op 29 oktober 2023 stuurt [verdachte] via WhatsApp een afbeelding van bundels Euro biljetten in een kartonnen doos naar [naam 1] en zegt daarna “is overgedragen”.In een OVC-gesprek op 29 oktober 2023 zegt [verdachte] dat hij die ochtend naar Hamburg is geweest.
Het bedrag € 500.000,- staat ook in een transactieoverzicht van [bedrijf 1] .
Verder blijkt uit bakengegevens van de Audi A6 van [verdachte] dat dit voertuig op 29 oktober 2023 om 4:34 uur vanuit Haarlem naar Hamburg is gereden en op 29 oktober 2023 om 15:32 uur terug was in Haarlem.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] , tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , op 29 oktober 2023 een geldbedrag van € 500.000,- heeft vervoerd naar Duitsland in een verborgen ruimte in de Audi A6 voorzien van het kenteken [kenteken] .
Een of meer geldbedrag(en) van € 860.000,- en/of een geldbedrag van 700.000 euro in de periode van 3 november 2023 tot en met 8 november 2023
Op 3 november 2023 voert [verdachte] een gesprek met een vrouw, waarin hij zegt twee keer naar Roemenië te gaan en vervolgens zegt hij “op en neer, op en neer”. Verder zegt hij “ik laat morgenavond een auto richting mij rijden. Dan heb ik hem afgeleverd. Kom ik terug, pak ik hem over in Hongarije. Dan rijd ik weer terug. Neem ik de risico niet met iemand anders, weet je. Dan heb ik allemaal in eigen beheer”.
In het OVC-gesprek op 3 november 2023 om 14:53 uur zegt [verdachte] dat hij die avond naar Roemenië gaat.In het OVC-gesprek op 3 november 2023 om 17:00 uur zegt [verdachte] “Ik heb vacuüm gedaan, er paste 730 lira in. Ik heb een paar van die vacuüm waren gedaan open gedaan, heb 860 lira er in kunnen doen”.In het OVC-gesprek op 4 november 2023 zegt [verdachte] dat hij 860 geladen heeft.
In de Whatsapp groepschat genaamd “ [groepsnaam] ” stuurt [verdachte] op 3 november 2023 afbeeldingen van bankbiljetten in een boodschappentas, waarna [medeverdachte 1] een afbeelding stuurt van een rekenmachine waarop 860.000 wordt weergegeven.
Op 4 november 2023 vindt een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [naam 2] , waarin [naam 2] zegt dat hij 700 in de zijkant zal stoppen.Op 5 november 2023 om 15:30 uur voert [verdachte] een gesprek met [naam 2] waarin [naam 2] zegt “Hoeveel brengen wij nu?”, waarop [verdachte] antwoordt “700”. Vervolgens vraagt [naam 2] “Hoeveel was het met…?”, waarop [verdachte] antwoordt “860”.
Op 6 november 2023 stuurt [naam 1] een afbeelding van een Roemeens bankbiljet, waarna [verdachte] een afbeelding stuurt van hetzelfde bankbiljet.In het OVC-gesprek op 6 november 2023 om 7:50 uur zegt [verdachte] tegen [medeverdachte 1] dat hij op de terugweg is en de tweede levering ook gehad heeft.De bedragen € 700.000,- en € 860.000,- staan ook in een transactieoverzicht van [bedrijf 1] .
Verder blijkt uit bakengegevens van de Audi A6 van [verdachte] dat dit voertuig op 3 november 2023 vanuit Haarlem naar Roemenië is gereden, op 4 november 2023 omstreeks 17:30 uur in Boekarest (Roemenië) is aangekomen, vervolgens op 5 november 2023 om 18:00 uur is aangekomen in Hongarije en daarna weer terug is gereden naar Roemenië en hier op 6 november 2023 is aangekomen. Uit de bakengegevens blijkt niet dat de Audi A6 is teruggekeerd naar Nederland.Het achterblijven van de Audi A6 op 6 november 2023 in Roemenië komt overeen met informatie uit het WhatsApp bericht op 6 november 2023 waaruit blijkt dat de auto van [verdachte] kapot is gegaan en dat hij met het vliegtuig terugkeert naar Nederland.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] , tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , in de periode van 3 november 2023 tot en met 8 november 2023 eerst een geldbedrag van € 860.000,- heeft vervoerd van Haarlem naar Roemenië en vervolgens een geldbedrag van € 700.000,- van Hongarije naar Roemenië in een verborgen ruimte in de Audi A6 voorzien van het kenteken [kenteken] .
Stappenplan witwassen
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling voor witwassen dient te worden bewezen dat de ten laste gelegde geldbedragen uit enig misdrijf (gronddelict) afkomstig zijn.
In deze zaak kan geen direct verband worden gelegd tussen enerzijds een bepaald misdrijf en anderzijds het contante geld dat op meerdere data vervoerd werd. Indien een dergelijke situatie zich voordoet kan witwassen desalniettemin bewezen worden verklaard, wanneer komt vast te staan dat het niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank moet beoordelen of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zij een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen, uit enig misdrijf afkomstig zijn. Als daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Als de verdachte een zodanige verklaring geeft moet het openbaar ministerie daarnaar vervolgens onderzoek doen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Ernstig vermoeden van witwassen vervoerde bedragen
Voor wat betreft de hiervoor besproken geldbedragen geldt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Een aantal witwastypologieën is hier zonder meer van toepassing.
Verdachte en/of zijn medeverdachte(n) vervoerde(n) zeer grote contante geldbedragen en droeg(en) deze bedragen over op de openbare weg. Het vervoeren van grote hoeveelheden contant geld is zeer ongebruikelijk, onder meer vanwege de daarmee gemoeide veiligheidsrisico’s. Crimineel geld maakt het kennelijk de moeite waard dat risico te lopen. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in diverse valuta. Ook het gebruik maken van een zogenaamde stashplek in de auto waarmee [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het geld vervoerden of lieten vervoeren en het gebruik maken van tokens voor de overdracht van het geld zijn aanwijzingen dat het gaat om gelden met een criminele herkomst.
Verklaring verdachte over de vervoerde bedragen
Verdachte heeft als verklaring voor de herkomst van het geld gesteld dat de geldbedragen die vervoerd werden, bestemd waren voor een persoon genaamd [naam 1] . Deze [naam 1] zou een Turkse goudhandelaar zijn die geld tegoed had van de personen waar het geld werd opgehaald. Het zou gaan om de betaling van eerder door [naam 1] geleverde sieraden. [naam 1] zou problemen hebben met banken, zodat de betaling niet langs die weg kon plaatsvinden. Verdachte heeft aan deze verklaring verder geen “handen en voeten” gegeven.
De rechtbank overweegt met betrekking tot deze verklaring dat - als al moet worden uitgegaan van de stelling van verdachte dat het geld bestemd was voor een goudhandelaar genaamd [naam 1] - hiermee niets wordt gezegd over de herkomst van het geld dat vervoerd werd. Verdachte verklaart immers niet waar en van wie hij de bedragen heeft gekregen, ook vertelt hij niet waarom het geld contant betaald werd dan wel waar het contante geld vandaan komt.
Hiermee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze concreet en verifieerbaar gemaakt wat de herkomst is van de vervoerde contante bedragen. De stelling van de verdediging dat deze blote mededeling, in combinatie met het telefoonnummer van [naam 1] vanuit de groepschat, voor het openbaar ministerie aanleiding had moeten zijn, om hiernaar nader onderzoek te doen als bedoeld in het Stappenplan witwassen, onderschrijft de rechtbank daarom niet.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat er in redelijkheid geen andere conclusie mogelijk is dan dat de in de tenlastelegging bedoelde en door verdachte vervoerde en overgedragen contante geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Gezien de vergaande betrokkenheid van verdachte bij de geldtransporten en de manier van communiceren van verdachte over die transporten, is uitgesloten dat verdachte niet van de illegale herkomst van de geldbedragen heeft geweten. Verder heeft het witwassen een aantal maanden geduurd en heeft het in die periode een zodanige omvang en continuïteit gehad dat naar het oordeel van de rechtbank ook bewezen kan worden dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank bewezen dat verdachte in de periode van 1 maart tot en met 13 december 2023 in Nederland samen met anderen, meerdere malen de herkomst en de verplaatsing van de genoemde bedragen heeft verborgen en/of verhuld en heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op de geldbedragen was en heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemde geldbedragen voorhanden heeft gehad en dat hij deze gelden heeft verworven en/of overgedragen en/of voorhanden gehad, terwijl hij wist dat deze geldbedragen afkomstig waren van enig misdrijf en hij daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Dit betekent dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de beide alternatief/cumulatief ten laste gelegde witwasfeiten.
De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek, om [naam 1] en de eerder opgegeven getuigen met betrekking tot de herkomst van de geldbedragen als getuige te horen, af nu niet is onderbouwd dat deze getuigen iets in ontlastende zin kunnen verklaren over de herkomst van de genoemde bedragen.
Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank eerst feit 4 bespreken en vervolgens feit 3.
Feit 4
Onder feit 4 is verdachte primair ten laste gelegd het medeplegen van de invoer van 108 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland en subsidiair het medeplegen van het verrichten van voorbereidings- of bevorderingshandelingen hiertoe.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, omdat de hoeveelheid cocaïne in Colombia is onderschept en er daarom geen sprake is van een voltooide invoer. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat wel wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte voorbereidings- of bevorderingshandelingen heeft verricht gericht op de invoer van 108 kilo cocaïne. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit gerechtelijke informatie uit België volgt dat er op 10 november 2023 twee containers zouden worden geladen aan boord van het schip [scheepsnaam] . Op 15 november 2023 zou dit schip vertrekken vanuit de haven van [plaats 1] . De ontvanger betrof [bedrijf 2] te [vestigingsplaats] . Op 11 november 2023 is in de container met nummer [containernummer 1] in [plaats 2] 47 kilogram cocaïne aangetroffen.Bij een nader onderzoek van dezelfde container op 15 november 2023 is nog eens 61 kilo cocaïne ontdekt, zodat er in totaal 108 kilo cocaïne in de container verstopt zat.
Uit de informatiesystemen van de douane is naar voren gekomen dat het schip [scheepsnaam] met daarop 2 containers met cool drinks, met als ontvanger van de containers [bedrijf 2] , op 28 november 2023 in [plaats 3] zou aankomen en op 6 december 2023 in Antwerpen. De op 11 november 2023 in Colombia onderschepte container met daarin, naar later bleek, 108 kilo cocaïne betreft één van de twee containers die bestemd was voor [bedrijf 2] die aan boord zou gaan van het schip [scheepsnaam] .
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [bedrijf 1] B.V. containers vervoerde vanuit Colombia naar Nederland.Uit het dossier blijkt dat [bedrijf 1] B.V. betrokken was bij het transport voornoemde container met het nummer [containernummer 1] . Zo is uit onderzoek naar de cloudopslag van Google Drive met het e-mailadres [e-mailadres 1] en de cloudopslag van OneDrive en Outlook met het e-mailadres [e-mailadres 2] naar voren gekomen dat [naam 3] op 22 november 2023 een e-mail stuurde naar [e-mailadres 3] en [bedrijf 1] B.V. dat de containers niet traceerbaar waren en onbekend waren in het [systeem] met als bijlage een bill of lading van [bedrijf 3] van de containers [containernummer 1] en [containernummer 2] .[bedrijf 3] heeft vervolgens laten weten dat de container met het nummer [containernummer 1] met als ontvanger [bedrijf 2] BV is gecanceld, omdat de container vermoedelijk geblokkeerd is door de Colombiaanse autoriteiten.
Verdachtes betrokkenheid bij voorbereidings- of bevorderingshandelingen bij de invoer van bovengenoemde 108 kilo cocaïne blijkt verder uit het volgende.
De pakketten zaten verstopt in de binnenkant van de gekoelde structuur ("al interior de la estructura refrigerada").Op de foto’s van de container is deze dubbele wand te zien.Op 17 oktober 2023 voerde [verdachte] met [medeverdachte 2] een gesprek over een dubbele wand. In dit gesprek zegt [medeverdachte 2] : “Kijk jij heb ook een techniek nu dat je een dubbele wand doet. Dat je een paar kilo doet inladen. Hoeveel kilo gaan wij?”, waarop [verdachte] antwoordt “80 kilo, 100 kilo”.
Verder heeft [verdachte] op 3 november 2023 een gesprek gevoerd met een persoon genaamd [naam 4] waarin [naam 4] zegt “Wij gaan kijken (op de uitkijk staan)” en “nadat het gelost is, zal het snijden etc een uur duren”, waarna [verdachte] het volgende zegt: “In eentje zit 50 in andere zit 80 en nog wat. (…) Ik ga resterende betalingen doen, nadat ik de resterende betalingen heb gedaan ga ik meteen nog eens 100 stuks laten vertrekken. (...) Zodra wij zijn werk/klus geklaard hebben, is sowieso onze weg gesloten. Ik ga het sluiten/dicht doen, het is genoeg. Is niet nodig.”
In een ander gesprek op 3 november 2023 tussen [verdachte] en [naam 4] zegt [naam 4] : “ [verdachte] [naam 2] je moet tegen die deur aanzetten. Je moet pal tegen de garagedeur aanzetten. Al zet je hem niet helemaal binnen, neem gelijk tegen de garage deur aan. (…) En met twee vrachtwagens moet je rechts en links afdekken/dicht doen. Niet eens een half uur werk. En die dag moet je niemand in depot laten.” Vervolgens zegt [verdachte] : “De eerste zal dan klaar zijn, er zit ook in de tweede.”
Voorts zegt [verdachte] in een OVC-gesprek gevoerd door [verdachte] met [medeverdachte 2] op
5 november 2023 “Het zou 5 november aankomen en het is nu 16 november.” en “De haven van het laden [plaats 1] , de haven van het uitladen [plaats 4] .” en “Twee dozen, twee dozen in aankomst”.
Op 16 november 2023 voert [verdachte] een gesprek met een persoon genaamd [naam 5] over een aankomst op de zesde. [verdachte] vraagt in dit gesprek waarom zij geen definitieve papieren hebben en dat [bedrijf 3] met [bedrijf 4] verzendt.
Naar het oordeel van de rechtbank gaan deze gesprekken over de cocaïne die is aangetroffen in de container met het nummer [containernummer 1] . De door verdachte genoemde aantallen komen weliswaar niet precies overeen met de aangetroffen 108 kilo cocaïne, maar uit het dossier blijkt dat van tevoren niet altijd exact duidelijk was hoeveel cocaïne er in Colombia in een container werd gestopt. Kennelijk was dit onder meer afhankelijk van de beschikbare hoeveelheid cocaïne in Colombia.
Dat verdachte voorbereidende en bevorderende betrokkenheid heeft gehad bij de invoer van cocaïne blijkt ook uit diverse andere telefoongesprekken en OVC-gesprekken in het dossier, waarin versluierd taalgebruik wordt gebruikt dan wel waarin daadwerkelijk over drugs wordt gesproken.
Zo voert [verdachte] op 5 oktober 2023 een gesprek met [medeverdachte 2] , waarbij [medeverdachte 2] [verdachte] waarschuwt dat hij in een situatie kan komen dat hij niet meer zou kunnen stoppen met “drugs”, waarna [verdachte] zegt "Niks zeggen. Je weet waarover we praten".Hieruit kan worden afgeleid dat het weliswaar over drugs gaat, maar dat [verdachte] liever niet heeft dat dat woord door [medeverdachte 2] wordt gebruikt.
Op 17 oktober 2023 voeren [verdachte] en [medeverdachte 2] een gesprek waarin [verdachte] zegt “ [naam 6] , allemaal zitten in die coke. Gaat allemaal in die coöperatie zitten. Ze willen nu allemaal die contacten van mij. Waar ik mee samenwerk. Waar ik al die dingen erin wil laten, stashen.”, waarna [medeverdachte 2] zegt “Deze mensen zijn te groot. Ze kunnen niet verwend worden met 2, 3, 5 kilo. Dat kunnen ze niet. Goed, je hebt een lijn. Klaar. Die gaat weg.”Op 17 oktober 2023 voeren [verdachte] en [medeverdachte 2] een gesprek waarin [medeverdachte 2] zegt dat als je eenmaal in die cirkel zit, je niet meer uit de drugswereld komt.Verder voeren [verdachte] en [medeverdachte 2] een gesprek op 15 oktober 2023, waarin [verdachte] zegt “we praten door Signal. En die is niet te traceren. Dat is gewoon 100%. Dat zeiden ze vroeger ook over die andere....”, waarna [medeverdachte 2] zegt “ja, ja, ja die PGB.” En “Gisteren kwam het nieuws, heb je het gehoord, op WhatsApp? Dat elk berichtje wordt gecontroleerd. Ze willen alles van WhatsApp willen ze gaan controleren” waarop [verdachte] zegt “Goed dat ik dat weet.”Verder heeft [verdachte] het in een gesprek op 16 oktober 2023 over “65 stuk schoenen en 80 stuk schoenen”, terwijl hij zich niet bezig hield met het vervoeren van schoenen. Op 3 november 2023 voerde [verdachte] gesprekken met een persoon genaamd [naam 4] over “het laten klappen verdomme”, “dinges”, “veilig in de container” en “er zit ook in de tweede”.Voorts heeft [verdachte] op 25 september 2023 een gesprek met [medeverdachte 2] waarin [verdachte] zegt “dan is het 5 voor jou, 5 voor mij, 5 voor [naam 7] en 5 voor [naam 8] . dan doen we met zijn vieren 20.” en “Ik haal zelf de douane eruit. Ik heb zelf eigen vrachtwagenchauffeurs die de trailer uit de vrachtwagen. Uit de haven eruit trekken zolang die op groen staat. (...) Die mensen gaan het eruit halen, gaan ook kosten maken. Maar ook het verzenden vanuit Colombia kost allemaal geld he. Dat kost ook allemaal geld.”
Voorts zitten er in het dossier gesprekken waaruit blijkt dat de cooldrinks met verlies verkocht zouden worden, hetgeen de rechtbank sterkt in de overtuiging dat verdachte de cooldrinks slechts gebruikte als deklading voor de beoogde invoer van cocaïne. Zo wordt in het OVC gesprek op 16 oktober 2023 gezegd “oh echt, dus je moet met verlies verkopen.”, waarop [verdachte] antwoordt “Hoe moet je winst maken? Het zijn geen coca cola”.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna in de bewezenverklaring is omschreven.
Feit 3
Onder feit 3 is aan verdachte primair ten laste gelegd het medeplegen van de invoer van
23 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland en subsidiair het medeplegen van het verrichten van voorbereidings- of bevorderingshandelingen hiertoe.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, omdat de hoeveelheid cocaïne in Colombia is onderschept en er daarom geen sprake is van een voltooide invoer. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat wel wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte voorbereidings- of bevorderingshandelingen heeft verricht gericht op de invoer van 23 kilo cocaïne. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 23 juli 2023 is een lading cocaïne van 23 kilogram in beslag genomen in Colombia, uit een container voorzien van nummer [containernummer 3] . Deze container stond klaar om te worden verzonden door [bedrijf 5] aan [bedrijf 2] B.V. in [vestigingsplaats] . In de container zat naast de cocaïne een lading cool drinks.In de boekhouding van [bedrijf 1] B.V. bevindt zich een factuur van het bedrijf [bedrijf 5] voorzien van de datum 22 mei 2023 verzonden aan het emailadres [e-mailadres 2] en gericht aan [oorspronkelijke naam] .[oorspronkelijke naam] is de naam die [verdachte] gebruikte voordat hij zijn achternaam wijzigde in [verdachte] .De factuur betreft 2 containers met 2160 Boxes, met 51840 units cool drinks die vanuit de haven Santa Marta (Colombia) naar de haven van Rotterdam met maritiem transport vervoerd moesten worden.
In de onder [verdachte] en [medeverdachte 1] in beslag genomen desktopis een mailwisseling aangetroffen van een persoon genaamd [naam 3] met het bedrijf [bedrijf 5] waaruit kan worden opgemaakt dat er tussen 21 juni 2023 en 30 september 2023 diverse malen contact is geweest over een container en een bill of lading. In de mailwisseling wordt [bedrijf 1] B.V. vaak in de cc meegenomen.Een van de aangetroffen e-mailberichten is een e-mail van 11 augustus 2023 afkomstig van [bedrijf 5] waarin zij mededelen dat de vracht geblokkeerd is door de politie omdat zij onderzoek gaan laten doen in het laboratorium en dat dit de reden was dat zij de bill of lading niet konden verzenden.Verder is in deze desktop emailcorrespondentie tussen [bedrijf 1] BV en [bedrijf 5]
en tussen [naam 3] en [bedrijf 5] aangetroffen.Het betreft onder andere een e-mailbericht van 31 juli 2023 gestuurd door [bedrijf 1] BV aan [e-mailadres 4] over de bezorging van 17 juli 2023, inhoudende dat de levering oké was en dat er een tweede container is, en een bericht van [e-mailadres 4] aan [bedrijf 1] B.V. van 11 augustus 2023 inhoudende dat de vracht geblokkeerd is door de politie omdat er onderzoek verricht gaat worden.
[verdachte] heeft op 2 februari 2024 verklaard dat hij in juli 2023 een container vanuit Colombia heeft ontvangen.
Uit het voorgaande volgt dat de container met cool drinks waarin op 23 juli 2023 23 kilo cocaïne is aangetroffen, bestemd was voor [bedrijf 1] B.V.. Verdachte was dus betrokken bij de voorbereiding van dit transport naar Nederland. Gezien de modus operandi van het transport en hetgeen hiervoor bij feit 4 is overwogen over de betrokkenheid van verdachte bij de invoer van cocaïne, is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte ook in dit geval betrokken is geweest bij de voorbereiding van de invoer van cocaïne.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij de onder feit 4 uiteengezette bewijsmiddelen sprake van een op essentiële onderdelen overeenkomende modus operandi als bij onderhavig feit en de rechtbank zal dan ook het bewijs ten aanzien van feit 4 als steunbewijs voor feit 3 gebruiken. Dit steunbewijs steunt de rechtbank in haar overtuiging dat verdachte voorbereidings- of bevorderingshandelingen heeft verricht gericht op de invoer van 23 kilo cocaïne in de periode van 1 mei 2023 tot en met 23 juli 2023.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Voorwaardelijke verzoek
Ten aanzien van het voorwaardelijke verzoek van de verdediging de getuigen waarom de verdediging reeds eerder heeft verzocht in de brief van 28 augustus 2024 onder het kopje “zaaksdossier Opiumwet” te horen, overweegt de rechtbank dat de verdediging dit verzoek onvoldoende gemotiveerd heeft, nu niet blijkt dat deze getuigen in ontlastende zin iets kunnen verklaren over het verwijt dat verdachte wordt gemaakt, te weten de betrokkenheid bij de invoer van drugs, dan wel het verrichten van voorbereidings- of bevorderingshandelingen hiertoe.
Dit feit heeft betrekking op de container die (met een vertraging van drie dagen) op
16 december 2023 is aangekomen in Nederland. In het dossier bevindt zich één enkel gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] op 12 december 2023 waaruit een aanwijzing zou kunnen worden afgeleid dat de container drugs zou kunnen bevatten. Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende om het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te kunnen verklaren, te minder nu deze container door de douane is gecontroleerd, waarbij geen drugs zijn aangetroffen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 5 ten laste gelegde.
Op 13 december 2023 zijn 5 stuks kogelpatronen van het kaliber 38 special, 8 kogelpatronen van het kaliber 357 MAG en 6 stuks kogelpatronen van het kaliber 9 mm Luger aangetroffen bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] .Uit onderzoek door het Bureau Wapens Munitie en Explosieven is gebleken dat de 8 kogelpatronen van het kaliber 357 MAG munitie betreft die valt onder artikel 2, lid 2, categorie II sub 4 Wet wapens en munitie (WWM) en dat de 5 stuks kogelpatronen van het kaliber 38 special en de 6 stuks kogelpatronen van het kaliber 9 mm Luger betreft munitie die valt onder artikel 2, lid 2, categorie III WWM.Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij deze munitie voorhanden heeft gehad.Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 6 ten laste gelegde feit.