Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats 1],
wonende te [woonplaats 2],
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft partij A, wonende te [woonplaats 1], een vordering ingesteld tegen partij B, wonende te [woonplaats 2], met betrekking tot de ontbinding van een koopovereenkomst voor een voertuig, een BMW 750 LI, die op 20 september 2024 was gesloten. Partij A stelt dat het voertuig non-conform is en heeft partij B in gebreke gesteld. Partij B, die het voertuig eerder van betrokkene heeft gekocht, heeft een incidentele vordering ingediend om betrokkene in vrijwaring te dagvaarden. De rechtbank heeft op 8 april 2025 in het incident beslist dat partij B toestemming krijgt om betrokkene te dagvaarden, omdat dit belang kan hebben voor de uitkomst van de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de civiele rolzitting van de rechtbank Overijssel, team kanton en handelsrecht, voor verdere behandeling op 6 mei 2025. De rechtbank heeft de kosten van het incident aan de zijde van partij A begroot op nihil.