ECLI:NL:RBOVE:2025:2145

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
11525572 \ CV EXPL 25-188
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en voorwaardelijke ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Almeloose Woningstichting "Beter Wonen" (verhuurder) en de huurders. De verhuurder vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van € 2.491,38. De huurder erkende de huurachterstand, maar was het niet eens met de gevorderde ontbinding en ontruiming, en stelde dat persoonlijke en financiële problemen hem verhinderden om de achterstand te betalen. Tijdens de mondelinge behandeling is een betalingsregeling getroffen, waarbij de huurder zich verplichtte om de achterstand in gedeeltes af te lossen. De kantonrechter heeft ambtshalve de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden beoordeeld en vastgesteld dat er geen bepalingen waren die de huurder benadeelden. De rechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst toegewezen, maar onder de voorwaarde dat de huurder zich aan de betalingsregeling houdt. De huurder is veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en de ontruiming is voorwaardelijk vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis, afhankelijk van de nakoming van de betalingsverplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11525572 \ CV EXPL 25-188
Vonnis van 8 april 2025
in de zaak van
ALMELOSE WONINGSTICHTING "BETER WONEN",
te Almelo,
eisende partij,
hierna te noemen: verhuurder,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats 1],
hierna te noemen: huurder,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 2],
hierna te noemen: [gedaagde 2],
gedaagde partijen,
huurder verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 januari 2025;
- de conclusie van antwoord van 11 februari 2025;
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 2025. Namens verhuurder is verschenen [naam], werkzaam bij Deurwaarderskantoor Wigger van het Laar. Huurder is eveneens verschenen. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Verhuurder is een woningcorporatie voor onder meer sociale huurwoningen.
2.2.
Huurder huurt van verhuurder het woonhuis aan de [adres] tegen een huurprijs van op dit moment € 673,38 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen. [gedaagde 2] is de partner van huurder en staat sinds 5 oktober 2022 ingeschreven op het woonadres. Echter verblijft [gedaagde 2] op dit moment in Polen.
2.3.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen die op het moment van de mondelinge behandeling € 2.491,38 bedroeg, berekend tot en met maart 2025.

3.Het geschil

3.1.
Verhuurder vordert kort gezegd ontbinding van de huurovereenkomst tussen verhuurder en huurder en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen. Ten aanzien van [gedaagde 2] vordert verhuurder alleen ontruiming van het gehuurde, omdat ontbinding van de huurovereenkomst ook haar zal raken.
3.2.
Aan deze vordering legt verhuurder ten grondslag dat huurder zijn betalingsverplichting voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen.
3.3.
Huurder heeft de huurachterstand niet betwist. Huurder is het echter niet eens met de gevorderde ontbinding en ontruiming. Door persoonlijke en financiële problemen is hij niet in staat (geweest) om zijn huurachterstand te betalen. Huurder heeft inmiddels hulp gezocht bij de gemeente. Huurder wil de achterstand in gedeeltes aflossen.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van toepasselijke algemene voorwaarden

4.1.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
De huurachterstand.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verhuurder naar voren gebracht dat huurder de huur van februari en maart 2025 tijdig heeft voldaan en dat de huurachterstand niet is opgelopen. Omdat huurder niet heeft betwist dat hij de huurachterstand van
€ 2.491,38 moet betalen, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
De bijkomende kosten.
4.3.
De gevorderde wettelijke rente van € 42,67 zal, als onweersproken, worden toegewezen zoals hierna vermeld, omdat huurder niet op tijd heeft betaald.
4.4.
Verhuurder heeft een bedrag van € 452,19 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Verhuurder heeft aan huurder een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
De ontbinding en ontruiming.
4.5.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (HR ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand van verhuurder zodanig groot is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
4.7.
Verhuurder en huurder hebben echter onder verband van vonnis tijdens de mondelinge behandeling een betalingsregeling getroffen voor een totaalbedrag van
€ 4.240,69 (dit betreft de huurachterstand tot en met maart 2025, de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten (inclusief BTW) en de proceskosten). Verhuurder en huurder hebben ingestemd met voorwaardelijke ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming onder de hieronder vermelde voorwaarden. De kantonrechter zal de regeling hierna opnemen in het dictum. De kantonrechter wijst verhuurder erop dat overtreding van de genoemde voorwaarden door hem automatisch met zich brengt dat de huurovereenkomst alsnog is ontbonden en hij de woning alsnog zal moeten ontruimen als verhuurder dat verlangt (en het vonnis ten uitvoer legt). De termijn voor ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld. Deze (eventuele) ontruiming zal tevens ten aanzien [gedaagde 2] worden toegewezen.
4.8.
Verhuurder vordert betaling van de achterstallige huurpenningen tot de datum van de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
De proceskosten.
4.9.
Huurder zal als de verliezende partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van verhuurder worden begroot op:
- dagvaarding € 145,45
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde € 476,00 (2 punt x tarief € 238,00)
- nakosten
€ 119,00
Totaal € 1.254,45.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt huurder om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan verhuurder een bedrag van € 2.986,24 (dit betreft de huurachterstand tot en met maart 2025, de wettelijke rente van € 42,67 berekend tot 31 januari 2025 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 452,19 (inclusief BTW));
5.2.
veroordeelt huurder in de proceskosten tot op heden aan de kant van verhuurder begroot op € 1.254,45;
5.3.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [adres] en veroordeelt huurder en [gedaagde 2] om binnen
14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten met alle personen en zaken die zich vanwege hen daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van verhuurder te stellen, indien en zodra binnen één jaar na heden aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- huurder betaalt niet of niet tijdig (vóór 1 april 2025) € 1.500,00 en vanaf
mei 2025 de maandelijkse termijn van € 200,00, die hij uiterlijk vóór de 1e van iedere maand moet betalen, totdat de betalingsachterstand (zie 5.1. minus de betaling van € 1.500,00) en de proceskosten (zie 5.2.) volledig zijn betaald. De aflossingen dienen plaats te vinden op de derdenrekening van de gemachtigde van de verhuurder onder vermelding van het dossiernummer;
- huurder betaalt niet of niet tijdig (uiterlijk de 1e van iedere maand) de maandelijkse huur aan verhuurder.
5.4.
veroordeelt huurder tot betaling van een bedrag gelijk aan de geldende huurprijs als vergoeding voor voortgezet gebruik voor iedere maand of gedeelte daarvan dat huurder de woning vanaf de eventuele ontbinding in gebruik heeft tot en met de dag van ontruiming;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025. (ak)