3.5De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 21 mei 2024 te Olst, gemeente Olst-Wijhe als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Jan Hooglandstraat,
aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en is blijven kijken naar het direct voor haar
gelegen weggedeelte van die weg (de Jan Hooglandstraat) en naar het verkeer op de direct voor haar gelegen voetgangersoversteekplaats en
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 haar snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij, verdachte, in staat was voormeld voertuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij genoemde weg en voornoemde voetgangersoversteekplaats kon overzien en waarover deze vrij waren en
- in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 2 van voormeld reglement, zonder te stoppen en te remmen, een op die voetgangersoversteekplaats bevindende voetganger niet voor heeft laten gaan en
- vervolgens in aanrijding is gekomen met een zich op die
voetgangersoversteekplaats bevindende voetganger, ten gevolge waarvan die voetganger ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.