Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de conclusie van antwoord;
2.Waar deze zaak over gaat
3.De beoordeling
€ 135,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de huur van een chalet. [eiser] huurt sinds 2015 een chalet van [gedaagde] en heeft in een eerdere procedure bij de kantonrechter gevorderd dat [gedaagde] een bedrag van € 1.500,00 aan hem terugbetaalt wegens onverschuldigde betaling van servicekosten. De kantonrechter heeft deze vordering in een vonnis van 9 april 2024 afgewezen, omdat er sprake was van een all-in prijs in de huurovereenkomst. In de huidige procedure heeft [eiser] opnieuw gevorderd dat [gedaagde] hem dit bedrag terugbetaalt, maar [gedaagde] heeft aangevoerd dat de zaak al eerder is beslist en dat er gezag van gewijsde rust op het eerdere vonnis.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van 9 april 2024, waardoor dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. De rechter heeft geoordeeld dat de eerdere beslissing bindend is en dat [eiser] zich niet opnieuw kan beroepen op de all-in prijs. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. De proceskosten zijn begroot op € 813,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis.
De uitspraak benadrukt het belang van gezag van gewijsde in civiele procedures en bevestigt dat eerdere rechterlijke uitspraken bindend zijn voor de betrokken partijen, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herbeoordeling rechtvaardigen.