ECLI:NL:RBOVE:2025:2227

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
08.267351.24, 01.228129.24 en 08.011641.25 (gev.ttz) 08.141794.24 (vord.tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige jongen voor een reeks van strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, opzetheling en openlijk geweld

Op 10 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 18-jarige jongen veroordeeld tot 30 dagen jeugddetentie en een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder winkeldiefstal met geweld, opzetheling, diefstal, inbraak, en het voorhanden hebben van wapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 augustus 2024 in Wierden winkelgoederen heeft gestolen bij een Jumbo-supermarkt, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen twee slachtoffers. Daarnaast heeft hij in de periode van 14 tot 18 augustus 2024 een geldbedrag van ongeveer € 3.500,- gestolen uit een auto en een bankpas van een ander. Ook heeft hij samen met anderen openlijk geweld gepleegd tegen meerdere personen op 19 mei 2024 in 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, in totaal € 5.676,92. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de gepleegde feiten, en heeft besloten tot een deels voorwaardelijke straf om de kans op herhaling te verkleinen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.267351.24, 01.228129.24 en 08.011641.25 (gev.ttz)
08.141794.24 (vord.tul) (P)
Datum vonnis: 10 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] ,
wonende: [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzitting van 27 maart 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.M. Keulen, advocaat in Enschede, als ook van wat door de medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) en de jeugdreclasseringswerker naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
08.267351.24
Feit 1
levensgoederen en/of winkelgoederen heeft gestolen (onder bedreiging) met geweld;
Feit 2
een pasjeshouder en/of een bankpas en/of overige pasjes heeft gestolen dan wel heeft geheeld;
Feit 3
een geldbedrag heeft gestolen dan wel heeft witgewassen;
Feit 4
een ploertendoder voorhanden heeft gehad;
01.228129.24
samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ;
08.011641.25
Feit 1
al dan niet in vereniging met een ander of anderen een mountainbike heeft gestolen;
Feit 2
Al dan niet in vereniging met een ander of anderen een fatbike heeft gestolen, dan wel een fatbike heeft geheeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
08.267351.24
1
hij op of omstreeks 19 augustus 2024 te Wierden, althans in Nederland, een of meerdere levensmiddelen en/of winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer 4] te duwen en/of
- die [slachtoffer 4] een of meerdere malen te slaan, althans een of meerdere slaande
bewegingen in de richting van die [slachtoffer 4] te maken en/of
- die [slachtoffer 5] een of meerdere malen te slaan, althans een of meerdere slaande bewegingen in de richting van die [slachtoffer 5] te maken;
2
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2024 tot en met 17 augustus 2024 te Wierden, althans in Nederland, een pasjeshouder en/of een bankpas en/of overige pasjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2024 tot en met 17 augustus 2024 te Wierden, althans in Nederland, een bankpas (op naam van [slachtoffer 6] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2024 tot en met 18 augustus 2024 te Wierden, althans in Nederland, een (contant) geldbedrag (van ongeveer 3500 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2024 tot en met 18 augustus 2024 te Wierden, althans in Nederland, (van) een (contant) geldbedrag (van ongeveer 3500 euro), althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
4
hij op of omstreeks 17 augustus 2024 te Wierden
,althans in Nederland,
een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten
een ploertendoder voorhanden heeft gehad;
01.228129.24
hij op of omstreeks 19 mei 2024 te 's-Hertogenbosch openlijk, te weten, op het Stationsplein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- een of meerdere personen, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , door meermalen
- naar die voornoemden blikjes en/of flesjes drinken te gooien en/of
- die [slachtoffer 1] te slaan, te schoppen en/of te trappen;
08.011641.25
1
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2024 tot en met 17 augustus 2024 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mountainbike, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2024 tot en met 17 augustus 2024 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fatbike, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2024 tot en met 17 augustus 2024 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, een fatbike, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.De bewijsmotivering

08.267351.24
Feit 1
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, te weten de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte en de aangifte van [slachtoffer 4] en de verklaring van [slachtoffer 5] , kan worden vastgesteld dat verdachte op 19 augustus 2024 goederen heeft weggenomen bij de Jumbo. De rechtbank stelt op basis van die verklaringen verder vast dat verdachte verschillende geweldshandelingen heeft gepleegd. Op grond van de feiten en de omstandigheden waaronder de diefstal heeft plaatsgevonden is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een diefstal met geweld.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] .
het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 maart 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , van 19 augustus 2024;
het proces-verbaal van verhoor getuige van [slachtoffer 5] , van 19 augustus 2024;
Feit 2 primair, subsidiair en feit 3 primair, subsidiair
3.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het feit 2 primair ten laste gelegde. Het subsidiair ten laste gelegde kan wel wettig en overtuigend worden bewezen. Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij de standpunten van de officier van justitie.
3.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de feiten 2 en 3 vanwege de onderlinge samenhang van beide feiten tezamen behandelen.
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het behandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de periode van 14 augustus 2024 tot en met 18 augustus 2024 hebben in Wierden meerdere auto inbraken plaatsgevonden. Hier waren verschillende personen bij betrokken. Uit de auto van [slachtoffer 7] werd een geldbedrag van € 3.500,- weggenomen. Uit de auto van [slachtoffer 6] werd een bankpas weggenomen. Getuige [getuige 1] heeft op 17 augustus 2024 omstreeks 04.40 uur gezien dat twee jongens aan het portier van zijn bedrijfsbus voelden. Hierna deden zij hetzelfde bij een andere bus. Kort daarna werd een van deze personen aangehouden door de politie. Deze persoon werd herkend door [getuige 1] en geïdentificeerd als verdachte. Getuige [getuige 2] heeft op 17 augustus 2024 omstreeks 05:10 twee personen door zijn straat zien lopen. Deze personen voelden aan de portieren van auto’s. [getuige 2] zag dat uit één van de auto’s spullen werden gehaald. De personen fietsten op een fatbike en hadden een tas bij zich. Bij de fouillering van verdachte op 17 augustus 2024 werd in zijn zak een bankpas aangetroffen op naam van [slachtoffer 6] en in de binnenzak van zijn jas een geldbedrag van € 4.590,- waarvan een groot deel 50 euro bankbiljetten waren. Verdachte droeg op dat moment zwarte handschoenen. Verdachte had ook een grijs zaklampje bij zich.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 17 augustus 2024 in Wierden was met andere jongens. De jongens hadden gevraagd of verdachte geld wilde verdienen. Verdachte wilde dat wel. De jongens zijn vervolgens weggegaan en kwamen daarna terug met een zak met goederen. Verdachte kreeg een jas en in die jas zaten een bankpas en een geldbedrag. Bij de raadkamer heeft verdachte op 4 september 2024 verklaard dat hij het geld uit een auto heeft gestolen.
Bewijsoverwegingen en conclusie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder feit 2 primair, ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich wel schuldig gemaakt aan de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde opzetheling. Verdachte heeft de bankpas op naam van [slachtoffer 6] immers midden in de nacht overhandigd gekregen van anderen die kort er voor hadden gevraagd of verdachte geld wilde verdienen. Gelet op deze omstandigheden kan het niet anders dan dat verdachte wist dat het om een van misdrijf afkomstig goed ging.
Ten aanzien van feit 3 is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte het geldbedrag uit de auto heeft weggenomen. Verdachte heeft immers bij de raadkamer een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank houdt verdachte aan deze verklaring. De rechtbank weegt hierbij ook mee dat verdachte bij zijn aanhouding, midden in de zomer, handschoenen droeg en mogelijk inbrekerswerktuig, namelijk een zaklamp bij zich had.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van voorgaande overwegingen in samenhang met de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde feiten.
Feit 4
3.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.8
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
3.9
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [2] .
het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 maart 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 20 augustus 2024.
01.228129.24
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.11
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
3.12
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [3] .
het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 maart 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , van 19 mei 2024;
het proces-verbaal van verhoor getuige van [slachtoffer 3] , van 19 mei 2024;
het proces-verbaal van verhoor getuige van [slachtoffer 2] , van 19 mei 2024.
08.011641.25
feit 1 en feit 2 primair, subsidiair
3.13
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.14
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 en feit 2 primair. Ten aanzien van feit 2 subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.15
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de feiten 1 en 2 vanwege de onderlinge samenhang van beide feiten tezamen behandelen.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de periode van 16 augustus 2024 tot en met 17 augustus 2024 hebben in Nijverdal, gemeente Hellendoorn twee diefstallen plaatsgevonden, waarbij een mountainbike en een fatbike zijn weggenomen.
De bewegende beelden van de camera bij het station Nijverdal zijn door verbalisanten bekeken. De camera is gericht op de fietsenstalling. Op de beelden is verdachte te zien samen met drie andere jongens. Twee jongens zijn bezig met fietsen die aan een paal zijn bevestigd. Een van de jongens slaat met een voorwerp op de fietsen. Na 26.29 minuten krijgen de jongens de ketting van de fietsen los. Vervolgens lopen twee jongens met de fatbike weg. Een andere jongen neemt de fiets die er bij staat mee. Hierna verlaten de jongens het station. Drie jongens op de fatbike en een jongen op een herenfiets.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij met drie andere personen op het station was. Twee personen hadden het idee om fietsen te stelen en hebben de sloten van de fietsen kapot gemaakt en de fietsen weggenomen. Verdachte is op de fatbike meegereden.
Bewijsoverweging
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering van de diefstallen. Verdachte en de medeverdachten waren steeds in elkaars nabijheid voorafgaand aan en gedurende de diefstallen van de fiets en de fatbike. Verdachte heeft zich op geen enkel moment gedistantieerd of geprobeerd de anderen tegen te houden. Na de diefstallen is verdachte met de buit, namelijk op de fatbike gezamenlijk met de medeverdachten vertrokken. Een mededader vertrok op de fiets. Door betrokken te zijn en te blijven bij de handelingen om de mountainbike en de fatbike te stelen en naderhand gezamenlijk te vertrekken met de buit is naar het oordeel van de rechtbank de bijdrage van verdachte aan de uitgevoerde diefstallen van voldoende gewicht geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen. Dat mogelijk niet alle handelingen met betrekking tot de diefstallen door verdachte zelf zijn begaan is niet vereist.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van voorgaande overwegingen in samenhang met de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde diefstallen.
3.16
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven en in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
08.267351.24
1
hij op 19 augustus 2024 te Wierden, winkelgoederen, die geheel aan Jumbo, toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer 4] te duwen en
- een of meerdere slaande bewegingen in de richting van die [slachtoffer 4] te maken en
- een of meerdere slaande bewegingen in de richting van die [slachtoffer 5] te maken;
2 subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2024 tot en met 17 augustus 2024 te Wierden, een bankpas (op naam van [slachtoffer 6] ), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2024 tot en met 18 augustus 2024 te Wierden, een (contant) geldbedrag (van ongeveer 3500 euro), dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] B.V. toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op 17 augustus 2024 te Wierden
,een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder voorhanden heeft gehad;
01.228129.24
hij op 19 mei 2024 te 's-Hertogenbosch openlijk, te weten, op het Stationsplein, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- meerdere personen, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , door meermalen
- naar die voornoemden blikjes en flesjes drinken te gooien en
- die [slachtoffer 1] te slaan, te schoppen en te trappen;
08.011641.25
1
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2024 tot en met 17 augustus 2024 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, tezamen en in vereniging met anderen, een mountainbike, die geheel aan [slachtoffer 9] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
2
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2024 tot en met 17 augustus 2024 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn tezamen en in vereniging met anderen, een fatbike, die geheel aan [slachtoffer 10] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 08.267351.24 feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 primair, feit 4, 01.228129.24 en 08.011641.25 feit 1 en feit 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 141, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
08.267351.24
feit 1
het misdrijf: diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd tegen personen, met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2 subsidiair
het misdrijf: opzetheling;
feit 3 primair
het misdrijf: diefstal;
feit 4
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
01.228129.24
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
08.011641.25 feit 1 feit 2 primair
telkens het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 120 uur, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 60 dagen jeugddetentie, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en aftrek van het voorarrest. Als bijzondere voorwaarden dienen de voorwaarden te gelden zoals die door de Raad zijn geadviseerd. De officier van justitie heeft ook de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de positieve ontwikkeling die verdachte heeft laten zien in de schorsingsperiode van de voorlopige hechtenis. Daarnaast heeft de detentie de nodige indruk op verdachte gemaakt. Een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, is een passende straf. De raadsvrouw heeft verzocht om opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van strafbare feiten uiteenlopend in ernst. Ten aanzien van de geweldsdelicten heeft verdachte geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn gedragingen voor de slachtoffers. Dergelijk gewelddadig gedrag in het openbaar is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving en bij het winkelend publiek. Ook voor het bij de supermarkt werkzame personeel moet de situatie dreigend en beangstigend geweest zijn. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van de slachtoffers aangetast. Slachtoffers van dergelijk geweld kunnen daarvan nog langdurig psychische klachten ondervinden. Ten aanzien van de diefstallen en de heling heeft verdachte er blijk van gegeven andermans goederen en eigendommen niet te respecteren. Diefstal en heling zijn hinderlijke feiten die doorgaans overlast en veel schade opleveren voor de slachtoffers. Het voorhanden hebben van een ploertendoder is verboden, omdat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt is. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van13 januari 2025;
- het rapport van de Raad van 28 januari 2025, opgemaakt door [naam 1] , raadsonderzoeker.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte vaker met politie en justitie in aanraking is gekomen.
In het rapport van de Raad staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat de kans op herhaling hoog is. De inzet van ITB vanaf oktober 2024 heeft kunnen bijdragen aan het voorkomen van recidive. De meest belangrijke onderwerpen die nog steeds de kans op herhaling vergroten zijn de thuissituatie, relaties en vaardigheden. Verdachte blijft voor de thuissituatie ongrijpbaar. Bij de verdenkingen laat verdachte zich meevoeren met personen die hij oppervlakkig lijkt te kennen. Er zijn veranderbare punten in de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte die van invloed zijn op het risico voor herhaling. Het meest belangrijke is het uitbouwen van de dagbesteding zoals school, stage en een bijbaan. Ten aanzien van de vaardigheden die verdachte nodig heeft om uit de problemen te blijven kan verdachte nog veel leren. Daarnaast dient de aandacht uit te gaan naar het zicht krijgen op de mogelijkheden van verdachte. Dit kan door onderzoek en diagnostiek waarbij met name de cognitieve mogelijkheden duidelijk worden en de juiste ondersteuning daarop kan worden ingezet. Het is van belang om op een positieve manier in contact te komen met verdachte en daardoor ook weer zicht en grip op hem te krijgen. Geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen met een proeftijd van twee jaren en het toezicht van de jeugdreclassering met bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd voort te zetten. De ITB+ heeft geen meerwaarde meer. Een leerstraf legt bij de inzet op dagbesteding, een te grote druk op verdachte. Bovendien heeft een leerstraf geen meerwaarde omdat dit pas effectief kan worden ingezet na een onderzoek waarbij duidelijk wordt wat de cognitieve mogelijkheden zijn en welke ondersteuning het meest aansluit om de kans op herhaling te verkleinen. De voorwaardelijk opgelegde straf dient volledig tenuitvoergelegd te worden.
Ter terechtzitting heeft [naam 2] , namens de Raad, een toelichting op het rapport gegeven en het gegeven advies gehandhaafd. Aanvullend heeft de deskundige, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard dat gelet op de feiten een voorwaardelijke jeugddetentie ook passend is.
Ter terechtzitting heeft [reclasseringswerker] , namens de Jeugdreclassering onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard dat het schorsingstoezicht in heb begin moeizaam verliep. Verdachte was niet eerlijk en hield zich niet aan afspraken. Sinds de officiële waarschuwing is er sprake van gedragsverandering en is verdachte beter in de samenwerking en heeft hij een positieve lijn ingezet. Van belang is dat verdachte leert hoe hij zich als een volwassene moet gaan gedragen en een toekomst voor zichzelf gaat opbouwen. Verdachte heeft daar nog begeleiding van de jeugdreclassering voor nodig. Op de stageplek is een begeleider bij verdachte betrokken die zijn taal spreekt en aansluiting vindt bij verdachte.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan rekening gehouden met het advies van de Raad en de ter terechtzitting gegeven adviezen. Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht Jeugd (LOVS) en de straf die in soortgelijke zaken doorgaans wordt opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat in beginsel oplegging van een forse straf passend en nodig is gelet op de ernst van de feiten. Gezien de persoon van verdachte is ook begeleiding nodig die bijdraagt aan zijn ontwikkeling. Verdachte heeft langdurige hulpverlening nodig om de kans op recidive te doen verminderen. Een deel van de straf zal dan ook voorwaardelijk worden opgelegd om begeleiding en hulpverlening binnen een voorwaardelijk kader te bieden en ook om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de gegeven adviezen ziet de rechtbank aanleiding om alle geformuleerde bijzondere voorwaarden op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 30 dagen, met aftrek van het voorarrest passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 120 uur, bij niet naar behoren te verrichten te vervangen door 60 dagen jeugddetentie, waarvan 60 uur voorwaardelijk, bij niet naar behoren te verrichten te vervangen door 30 dagen jeugddetentie met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad, met een proeftijd van 2 jaar.
6.4
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer 7] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding voor materiële schade te betalen tot een totaalbedrag van € 3.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding voor immateriële schade te betalen tot een totaalbedrag van € 550,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
[slachtoffer 10] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding voor materiële schade te betalen tot een totaalbedrag van € 1.626,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schadevergoedingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag dient als slachtofferbeslag verrekend te worden met de toe te wijzen schadevergoedingen van de benadeelde partijen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier onvoldoende blijkt door wie de schade is geleden aangezien niet duidelijk is wie de eigenaar is van het weggenomen geldbedrag. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schade alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Indien de rechtbank van oordeel is dat de schadevergoeding wel kan worden toegewezen, dan dient de gevorderde schade naar evenredigheid verdeeld te worden tussen verdachte en de andere verdachten aan wie het ontstaan van de schade ook kan worden toegerekend.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schadevergoeding dient te worden gematigd tot een bedrag van € 250,- en dat hier aangesloten dient te worden bij uitspraken van andere rechtbanken in soortgelijke zaken. De gevorderde schade dient naar evenredigheid verdeeld te worden tussen verdachte en de andere verdachten aan wie het ontstaan van de schade ook kan worden toegerekend.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 7]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 3.500,- e vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank heeft geen twijfel dat het weggenomen geld aan [slachtoffer 7] toebehoorde en verwerpt het verweer van de raadsvrouw op dit punt.
[slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, zoals in deze zaak het geval is. Voor zover lichamelijk letsel ook bepaalde psychische gevolgen met zich brengt, kunnen ook deze gevolgen tot op zekere hoogte meegewogen worden bij de bepaling van de omvang van het smartengeld. Gelet op de aard van het letsel en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, acht de rechtbank de toekenning van een bedrag aan immateriële schadevergoeding van € 550,- billijk. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
[slachtoffer 10]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 1.626,92 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank gaat er van uit dat in de executiefase het onder verdachte in beslag genomen geld ten behoeve komt van de benadeelde partijen en verrekend wordt met de toegewezen schadevergoedingen zoals door de officier van justitie is aangevoerd.
7.5
Hoofdelijkheid
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.6
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
De rechtbank is van oordeel dat er vanwege de toepassing van het jeugdstrafrecht nul dagen gijzeling dient te worden opgelegd.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toegewezen dient te worden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf. geen verweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikel 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg Sr en de artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 08.267351.24 feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 primair, feit 4, 01.228129.24 en 08.011641.25 feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
08.267351.24
feit 1
het misdrijf: diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd tegen personen, met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2 subsidiair
het misdrijf: opzetheling;
feit 3 primair
het misdrijf: diefstal;
feit 4
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
01.228129.24
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
08.011641.25 feit 1 feit 2 primair
telkens het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking..
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 08.267351.24 feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 primair, feit 4, 01.228129.24 en 08.011641.25 feit 1 en feit 2 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
30 (dertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
60 (zestig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel,
afdeling jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde
van de proeftijd) en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal
melden bij de jeugdreclassering zo frequent en zo lang deze instelling dat
noodzakelijk acht;
- meewerkt aan door Jeugdbescherming Overijssel noodzakelijk geachte
ondersteuning of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties, die gedurende de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht om de kans op herhaling te verkleinen;
- dat hij, zal meewerken aan een ambulant diagnostisch onderzoek bij Accare FJP,
of soortgelijk traject en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk en nuttig
acht;
- dat hij naar school blijft gaan, of dat hij mee doet aan een andere passende
daginvulling, die door de jeugdreclassering is bepaald;
- draagt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, instantiecode AST106, op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Verantwoordelijke gemeente is Rijssen-Holten;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-

schadevergoeding

- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 550,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 550,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] van een bedrag van € 3.500,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 10] van een bedrag van € 1.626,92 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.626,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de kinderrechter van de rechtbank Overijssel van 16 juli 2024 voorwaardelijk opgelegde
taakstrafvoor de duur van
60 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. de Wit, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. B.T.C. Jordaans en mr. D.E. Schaap, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 april 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummers PL0600-2024387558 (09.267351.24) en PL0600-2024478171 (08.011641.25). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 2 subsidiair
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , van 20 augustus 2024, pagina 24, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Plaats delict: Wierden. Pleegdatum/tijd: tussen 14 augustus 2024 om 21:00 en 18 augustus 2024 om 14:00. In de auto die mij mijn woning op eigen oprit stond is een enveloppe met geld( ongeveer 3500 euro) verdwenen. geld lag in het handschoenenkastje.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , van 20 augustus 2024, pagina 27, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Plaats delict: Wierden. Pleegdatum/tijd: tussen 16 augustus 2024 om 12:00
en zaterdag 17 augustus 2024 om 17:50 uur. Er is vannacht in mijn auto ingebroken,
Hier is een pasjeshouder uit gestolen. De pinpas is gevonden bij aanhouding
van de verdachte mensen welke op meerdere plekken gefilmd zijn.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , van 20 augustus 2024, pagina 13, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op zaterdag 17 augustus 2024 omstreeks 04.40 uur werd ik wakker. Ik keek toen uit het raam. Ik zag toen twee personen lopen in de straat. Ik zag dat ze beide een capuchon op hadden. Ik zag dat de jongens langs mijn bedrijfsbus liepen. Ik had deze geparkeerd aan de [adres 2] . Ik zag dat ze aan het portier van mijn bus voelde. Ik zag dat ze daarna door liepen.
Ik ben toen naar buiten gelopen naar de straat. Ik ben ze nog wel achterna gelopen de [adres 3] in. Ik zag dat ze nog aan een witte bus voelde. Deze bus stond geparkeerd aan de [adres 2] . Ik ben toen terug gelopen naar mijn woning aan de [adres 2] . Hier heb ik 0900-8844 gebeld. Om 05.06 werd ik gebeld door de politie of ik naar de kruising [adres 2] / [adres 4] / [adres 3] wilde komen om te kijken of dit de jongeren waren die ik had gezien. Ik liep er heen. Ik kon bevestigen dat dit de jongeren waren die ik gezien had.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , van 21 augustus 2024, pagina 16, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op 17 augustus 2024 omstreeks 05.10 uur werd ik door mijn vrouw wakker gemaakt. Mijn
vrouw sliep niet vast. Mijn vrouw hoorde een auto portier dicht gaan buiten. Hier zag ik twee jongens door de straat lopen. Ik zag dat ze een fatbike hadden geparkeerd bij ons voor de deur op de parkeerplaats. Ik zag dat hier een zwarte tas bij stond. Ik zag dat ze aan auto's voelde. Mijn vrouw heeft hierop de politie gebeld. Ik zag dat de andere jongen naar de oprit liep van de overbuurman van [adres 5] . Hier zag ik dat hij aan het portier van de auto's
voelde die op de oprit stonden. Ik zag dat er van de eerste auto het portier open ging en dat er spul uit werd gehaald. Hierop heb ik mijn overbuurman van nummer [adres 5] geappt dat ze bij zijn auto zijn geweest. Ik zag dat hij naar nummer [adres 6] liepen. Ze vertrokken naar nummer [adres 7] . Hierna zag ik dat ze op de fatbike sprongen en in de richting van de Waterdam fietste.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 21 augustus 2024, pagina 36, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
In het weekend van 17 en 18 augustus 2024 zijn er meerdere meldingen geweest van
diefstallen uit auto's. Op 17 augustus 2024 werd gezien dat er 2 jongens aan meerdere auto's aan het voelen waren in de gemeente Wierden. Door een getuige is de politie gebeld en er werden 2 jongens aangetroffen welke door de getuige herkend werden als diegenen die hij gezien heeft dat ze aan het portier van zijn bus hebben gevoeld en later nog aan het portier van een andere bus. 1 van de personen was verdachte [verdachte] . Verdachte [verdachte] had verschillende goederen bij zich waaronder bankpas op naam van [slachtoffer 6] en ongeveer 4600 euro. Het lijkt erop, gezien de hele melding dat er meerdere personen zich bezig hebben gehouden met diefstallen uit auto's door de hele gemeente Wierden. Bij verdachte [verdachte] is een bankpasje aangetroffen welke van de [adres 8] te Wierden afkomstig was en een bedrag van 4600 euro in meeste briefjes van 50 euro. Aan de [adres 9] is een bedrag van 3500 euro, meest briefjes van 50 uit de auto gehaald.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 20 augustus 2024, pagina’s 9 en 10, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
Zaterdag 17 augustus 2024 was ik verbalisant [verbalisant 2] met collega [verbalisant 3] belast met de
nachtdienst. Wij waren in uniform gekleed en reden in een opvallend dienstvoertuig.
Wij kregen die nacht omstreeks 05.oo uur het verzoek te gaan naar de [adres 2] .
Alhier zouden een 2 tal personen, bij het busje van melder [getuige 1] hebben gezeten. Ook
had melder [getuige 1] , gezien dat men aan verschillende andere auto's had gezeten.
Melder is naar buiten gegaan en bij het zien van melder is men er vandoor gegaan.
Aanrijdend hebben wij melder gebeld en ter plaatse melder gesproken.
Hij wees ons naar de kruising van de [adres 2] met de [adres 4] . Wij verbalisanten
zijn de kruising rechtover gestoken en zagen ons tegemoet komende 2 jongens van
buitenlandse afkomst op de stoep lopen.
Beide verdachten werd gevraagd zich te legitimeren. Ondertussen heb ik verbalisant [verbalisant 2] aan melder [getuige 1] gevraagd of de jongens die wij staande hadden dezelfde jongens waren die hij gezien had. Dit werd door hem bevestigd. Na het legitimeren bleken de verdachten te zijn: [verdachte] ,
Verdachte [verdachte] , had zwarte handschoenen aan en haalde tevens verschillende
goederen uit zijn zak waaronder de volgende goederen opvallend waren: een ploertendoder, bankpas op naam van [slachtoffer 6] . Daar hij zei dat hij verder niets meer op zak had werd hij gefouilleerd en voelde collega [verbalisant 4] een dik pak ter hoogte van zijn binnen jaszak. Dit er uit gehaald en bleek het te gaan om een dik pak gevouwen geld. Het bedrag was een totaal bedrag van € 4.590,- te zijn. Daarnaast had verdachte nog wat muntgeld bij zich en een grijs zaklampje.
7.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 maart 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 17 augustus 2025 was ik Wierden. Ik was hier met een vriend van mij en andere jongens. Die jongens hadden voorgesteld of ik geld wilde verdienen. Ik wilde daar wel aan meedoen. De jongens zijn weggegaan en zeiden dat mijn vriend in ik op hen moesten wachten. Toen de jongens terugkwamen hadden zij een tas met verschillende goederen bij zich. Ik kreeg van de jongens een jasje. In dat jasje zat een bankpas en een geldbedrag.
8.
Het proces-verbaal verhoor verdachte van de raadkamer 4 september 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte”
Het klopt dat ik het geld uit de auto heb gestolen. Ik heb bij de politie niet de waarheid gesproken. Het geld dat ik bij mij had, was geen spaargeld.
Feit 3
08.011641.25
feit 1 en feit 2 primair
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 10] , van 17 augustus 2024, pagina 8, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Mijn elektrische fatbike is gestolen van station Nijverdal samen met een mountainbike van een vriend van mij. Deze fietsen hebben wij met 2 sloten vastgezet en toch zijn deze helaas mee genomen. Rond 20:30 - 16.08.2024 heb ik hem neergezet op het bewaakte gedeelte waar een duidelijke camera op staat! Elektrische fiets. Type: Fatbike.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] , van 7 oktober 2024, pagina 10, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Tussen vrijdag 16 augustus 2024 om 20:30 uur en zaterdag 17 augustus 2024 om 02:30 uur.
Ik had mijn mountainbike met twee sloten vastgezet aan een fatbike van een vriend van
mij. Toen wij op laatst genoemd tijdstip terug kwamen zagen we dat beide fietsen waren
weggenomen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , van 12 september 2024, pagina’s 13 en 14, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
Om 01:08:37 uur zie ik op de beelden 4 jongens lopen. Verder zie ik de omgeving van het station in Nijverdal. Rechts in beeld bevindt zich het clubgebouw [locatie] en linksachter in beeld zie je de fietsen in de stallingen bij het Station.
Om 01:08:46 uur zie ik dat nog 3 jongens in beeld komen. Dit beeld is gericht op korte afstand van de fietsenstalling. Ik zie dat twee jongens bezig zijn met fietsen die kennelijk vast aan een paal met een bord zijn bevestigd. Ik zie de jongen met de witte schoenen aan en met het petje op met een voorwerp, lijkend op een fietspomp of een soort van lange kruissleutel, druk in de weer is met deze twee fietsen. Ik zie dat hij, de jongen met de zwarte schoenen aan, behoorlijk heftig slaat met dit voorwerp op de fietsen, dit is rond 13.00 minuten. Pas na 26.29 minuten krijgen ze de ketting van de fietsen los. Ik zie dat een jongen
de fatbike vast heeft en weg wil lopen met de bike. Maar de jongen die hem heeft
geholpen met het los krijgen van de ketting staat er ook bij en ik zie dat ze
steen-papier-schaar aan het doen zijn. Vervolgens fietst de jongen met de trui met
het logo erop weg op fiets. De jongen die hem behulpzaam was loopt vervolgens achter
hem aan. Een andere jongen met witte schoenen aan neemt de fiets die er bij stond vast en
neemt deze vervolgens mee. Dit beeld is in totaal 27.21 minuten.
Om 01.42 uur verlaten de jongens het Station aan de andere zijde en ik zie dat ze rechts af slaan en fietsen op de fietssnelweg in de richting van Wierden. Drie jongens op de fatbike en een jongen op een herenfiets.
4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, van 17 december 2024, pagina 52 en 53, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
(…) We waren daar met ons vieren. Ik was daar met [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] . (…)We gingen naar het station. Het bleek dat er geen treinen meer liepen. [naam 5] en [naam 4] zeiden dat we misschien een fiets mee konden nemen. Dit was een fatbike en een normale fiets. (…)Deze
stonden echter op slot. Zij zeiden toen dat ze deze sloten wel kapot konden maken.
Binnen een half uur hebben ze beide sloten kapot gemaakt. Dit door te slaan en te
breken. Toen de sloten kapot waren zijn we met zijn drieën op een fatbike gestapt. Ik
zat als derde op de fatbike. [naam 5] en [naam 4] zaten ook op de fatbike. [naam 3] zat op
de andere fiets. Die andere fiets kon je niet achterop zitten. Daar zijn we toen mee
naar huis gefietst.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024387558. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024387558. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL2100-2024107782. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.