ECLI:NL:RBOVE:2025:2229

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
08.250130.20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde na eerdere misdrijven

Op 10 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde. De rechtbank heeft de termijn van de PIJ-maatregel met twaalf maanden verlengd, na een vordering van het Openbaar Ministerie op 24 januari 2025. De PIJ-maatregel was oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van 29 april 2021 en was al eerder verlengd op 21 december 2023. De rechtbank heeft de ontwikkeling van de veroordeelde in de afgelopen periode beoordeeld, waarbij positieve stappen zijn gezet, zoals het starten van een MBO-opleiding en begeleid verlof. Echter, er zijn ook zorgen over zijn gedrag en de mogelijkheid van recidive, wat de noodzaak van verlenging onderstreept. De rechtbank heeft de inhoud van het verlengingsadvies en de toelichting van deskundigen in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de veroordeelde een verlenging van de maatregel vereisen. De PIJ-maatregel eindigt, als zij niet wordt verlengd, op 23 maart 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige situatie van de veroordeelde nog niet voldoende is om hem onbegeleid verlof te geven, en dat verdere behandeling noodzakelijk is. De rechtbank heeft de PIJ-maatregel met twaalf maanden verlengd, zodat de veroordeelde de kans krijgt om zijn behandeling voort te zetten en zijn gedrag verder te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer : 08.250130.20
Datum : 10 april 2025
Beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de termijn van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de [verblijfplaats]
,
hierna te noemen: [veroordeelde] .

1.De aanleiding

De maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) is bij vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 29 april 2021 voorwaardelijk opgelegd, na bewezenverklaring van de strafbare feiten:
- het misdrijf: poging tot doodslag;
- het misdrijf: diefstal;
- de overtreding: handelen in strijd met artikel 26, lid 5 van de Wet wapens en munitie terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een mes van categorie IV, onder 7.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 29 november 2021 gelast dat de voorwaardelijk niet ten uitvoer gelegde PIJ-maatregel alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
De PIJ- maatregel is ingegaan op 29 november 2021 en verlengd op 21 december 2023.
De PIJ-maatregel eindigt, als zij niet wordt verlengd, op 23 maart 2025.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken, te weten:
- het PIJ-verlengingsadvies van [verblijfplaats] , opgemaakt op 23 januari 2025 en ondertekend door drs. F. van Doorn, GZ-psycholoog en gedragswetenschapper en drs. C. Peeters, pedagogisch directeur RJJI;
- het achtste perspectiefplan van YOUTURN van 12 december 2024, betreffende de rapportageperiode 26 april 2024 tot 13 september 2024.

3.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft op 24 januari 2025 een vordering ingediend tot verlenging van de PIJ-maatregel met 12 maanden.
De zitting is gehouden op 27 maart 2025.
De rechtbank heeft op de zitting gehoord:
  • [veroordeelde] , bijgestaan door zijn raadsman mr. F.A. Dronkers, advocaat te Roermond;
  • de officier van justitie;
  • de deskundige mevrouw drs. F. van Doorn, Gz-psycholoog, werkzaam bij [verblijfplaats] .
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de
PIJ-maatregel met twaalf maanden.
[veroordeelde] en zijn raadsman hebben gesteld dat zij geen bezwaar hebben tegen verlenging van de maatregel.

4.De beoordeling

De vordering is op tijd ingediend, namelijk op 24 januari 2025.
De rechtbank moet op grond van artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepalen of de termijn van de PIJ-maatregel moet worden verlengd.
De rechtbank neemt bij haar overwegingen de inhoud van het verlengingsadvies van
25 januari 2025 en de daarop door de deskundige ter zitting gegeven toelichting mee.
Het verlengingsadvies
Het verlengingsadvies houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Bij [veroordeelde] is sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis, ernstig beginnend in de adolescentie (deels in remissie binnen de gesloten setting). Een reactieve hechtingsstoornis van het ontremde type. Een lichte verstandelijke beperking. Een persoonlijke anamnese met seksueel misbruik als kind in het verleden. Een persoonlijke anamnese met psychische verwaarlozing als kind door instituties. Verder is sprake van problemen met drugs, onderwijs en justitie.
In de periode na de verlengingszitting heeft [veroordeelde] een wisselend beeld laten zien, waarbij hij bij aanvang van de nieuwe PIJ-termijn de eerder ingezette positieve ontwikkeling vast heeft weten te houden en verder heeft weten uit te breiden. [veroordeelde] is gestart met begeleid verlof en in de zomer van 2024 is hij overgeplaatst naar de Laag Beveiligde Unit (LBU). Ook is [veroordeelde] gestart met een MBO opleiding aan het [locatie] . De wens van [veroordeelde] en zijn moeder is dat hij bij zijn moeder in [woonplaats] gaat wonen en daar onderwijs blijft volgen. In het gedragsbeeld van [veroordeelde] valt op dat hij weinig woorden gebruikt om uiting te geven aan hetgeen hij ervaart, maar waarbij hij wel een ontwikkeling door lijkt te maken in het kunnen en willen delen van zijn gedachten, gevoelens en gedrag. Vanwege onregelmatigheden (zowel rondom afspraakbetrouwbaarheid, maar ook rondom financiën) is [veroordeelde] kort na de overplaatsing naar de LBU teruggeplaatst naar de reguliere lang traject afdeling. Reden hiervoor zijn de aanhoudende zorgen over onder andere zijn bezigheden tijdens verlof en afspraakbetrouwbaarheid, zijn verhullende houding en het gebrek aan het nemen van verantwoordelijkheid voor eerdere keuzes en reflectie hierop. Op de reguliere lang traject afdeling heeft [veroordeelde] de eerste periode de teleurstelling van de terugplaatsing (als gevolg van eigen keuzes) moeten verwerken en is er afgesproken dat er gestart zal gaan worden met aanvullende procesdiagnostiek om het gedrag, en de door [veroordeelde] gemaakte keuzes, beter te kunnen begrijpen. In de afgelopen periode zijn er 12 incidentregistraties gedaan. Inmiddels is er voorzichtig een start gemaakt met het weer opbouwen van verlof middels een begeleid/semi-begeleid kader (vanuit een reeds aanwezige onbegeleide verlofstatus). Op de reguliere lang traject afdeling wordt gezien dat [veroordeelde] zich inzet voor zijn behandeling, hij heeft een goede werkrelatie met zijn mentor en zet zich in tijdens zijn therapieën. [veroordeelde] heeft tevens deelgenomen aan een pilot groepsgerichte PMT, waarin hij zich actief heeft ingezet en van een (positieve) andere kant heeft laten zien. Het ingezette verlof lijkt [veroordeelde] voornamelijk perspectief te bieden en een drive te geven om zich actief in te zetten voor de behandeling. Daar het contact met de overige leden van het behandelteam gegroeid is, hetgeen blijkt uit het meer contact zoeken en bijvoorbeeld het stellen van vragen, lijkt er meer ruimte (en vertrouwen) te ontstaan voor het gaan oefenen met geleerde vaardigheden op de behandelafdeling (transfer maken van therapie naar dagelijkse praktijk). Assertief voor zichzelf opkomen en initiatief nemen zijn aandachtspunten voor de komende periode.
De afgelopen periode lijkt er een discrepantie te zijn in de behandelmotivatie van [veroordeelde] . Hij geeft aan gemotiveerd te zijn om zijn traject zo snel mogelijk te doorlopen, maar bemoeilijkt dit door keuzes die hij afgelopen zomer gemaakt heeft. In woorden kan [veroordeelde] aangeven graag de juiste keuzes te willen maken, maar in gedrag is dat nog niet altijd zichtbaar.
Op basis van de gestructureerde risicotaxatie-instrumenten kan geconcludeerd worden dat er een enigszins verhoogd risico is op geweldsrecidive en er in enige mate beschermende factoren aanwezig zijn. De belangrijkste factoren die het risico op onttrekking en recidive beïnvloeden, zijn onvoldoende weerbaarheid tegen de wensen van (al dan niet antisociale-) leeftijdsgenoten en onvoldoende eigen identiteit, middelengebruik en een onvoldoende concreet toekomstplan. De historische factoren zijn per definitie niet meer veranderbaar, maar de effecten ervan worden in de therapie wel bewerkt. De protectieve factoren verlagen de risico's op onttrekking en recidive. Momenteel volgt [veroordeelde] geen therapie. Op basis van de inzichten vanuit het aanvullend in te zetten diagnostisch onderzoek zal besloten worden welke therapie het best passend voor hem is voor het vervolg van zijn behandeling.
De problematiek van [veroordeelde] , de nog overblijvende behandeldoelen, de nog uit te voeren interventies en, daarmee samenhangend, het actuele risico op toekomstig gewelddadig gedrag (matig) maken dat voortzetting van het traject van [veroordeelde] noodzakelijk is. Momenteel wordt ingeschat dat een verblijf in de JJI vooralsnog noodzakelijk is, gezien het beveiligingsniveau en het nog aanwezige recidiverisico. Tevens is de externe structurering en sturing/begeleiding van het behandelteam nog nodig om zich blijvend in te laten zetten voor zijn leerdoelen en hiermee ook progressie te blijven boeken, aangezien [veroordeelde] zich het beste ontwikkelt wanneer er voldoende holding (structuur maar ook controle) geboden wordt. Bij goed verloop van de behandeling (voldoende medewerking en bewerking van de risicofactoren) wordt verwacht dat [veroordeelde] op zijn vroegst in 12 maanden in aanmerking komt voor een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Het opbouwen van onbegeleid verlof, en vervolgens meerdaags verlof waarna overgegaan kan worden tot het aanvragen van een STP zal naar alle waarschijnlijkheid minimaal 12 maanden bedragen. Geadviseerd wordt de PIJ-maatregel voor de duur van 12 maanden te verlengen.
De toelichting van de deskundige ter zitting
De deskundige heeft een toelichting op het rapport gegeven en het gegeven advies gehandhaafd. De deskundige heeft aanvullend verklaard, zakelijk weergegeven, dat [veroordeelde] na het opmaken van het rapport in januari 2025 positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Zo is er verder toegewerkt naar het opbouwen van verlof. Ten aanzien van de schoolgang geeft [veroordeelde] duidelijk aan waarom hij in [woonplaats] naar school wil blijven gaan en is daar standvastig in, maar niet op een dwingende manier. In samenwerking met het behandelteam zijn er stevige gesprekken gevoerd en strakke afspraken gemaakt over het verdere verloop van het verlof en de schoolgang. [veroordeelde] kan moeite hebben met gezagsdragers die zich als zodanig profileren, maar heeft in de werkrelatie met het behandelteam een inschikkelijke houding. [veroordeelde] wordt op dit moment nog naar school gebracht, maar reist al zelfstandig terug naar de Hunnerberg. Op korte termijn zal ook in fases geoefend worden dat [veroordeelde] zelfstandig naar school gaat reizen. Verder bezoekt [veroordeelde] al vaker zijn moeder die in [woonplaats] woont. Er zal verder toegewerkt worden naar het vaker bezoeken van moeder met de bedoeling om daar uiteindelijk te gaan wonen. Het doel is om dat binnen 12 maanden uit te bouwen zodat dat samenvalt met het nieuwe schooljaar. Vervolgens kan een STP in gang gezet worden. [veroordeelde] begrijpt dat deze stappen niet te gehaast genomen kunnen worden en is daar ontvankelijk voor. Zodra de uitkomst van het rapport van het diagnostisch onderzoek teruggekoppeld wordt, is er meer zicht op de keuzes die [veroordeelde] heeft gemaakt waardoor de terugplaatsing heeft plaatsgevonden. Aan de hand daarvan kan onderzocht worden wat [veroordeelde] verder nodig heeft in de behandeling.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige op zitting gegeven toelichting van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, de verlenging van de PIJ-maatregel eist, alsmede dat verlenging in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [veroordeelde] moet worden geacht. De rechtbank neemt hierbij tevens in aanmerking dat de maatregel is opgelegd voor misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, namelijk: poging tot doodslag.
De rechtbank stelt vast dat [veroordeelde] een positieve ontwikkeling heeft laten zien waarin hij het nodige heeft bereikt door middel van behandelinterventies. [veroordeelde] is gestart met begeleid verlof en werd overgeplaatst naar de LBU. Er leek wat meer rust te zijn ontstaan, ook in het gedrag van [veroordeelde] . Echter vanwege incidenten en aanhoudende zorgen over onder meer zijn bezigheden tijdens verlof en afspraakbetrouwbaarheid, zijn verhullende houding en gebrek aan het nemen van verantwoordelijkheid voor eerdere keuzes en reflectie hierop is [veroordeelde] teruggeplaatst naar de regulier lang traject afdeling. Hierdoor heeft [veroordeelde] een stap terug gezet in zijn traject. Dit illustreert de kwetsbaarheid van [veroordeelde] en benadrukt dat hij nog midden in de behandeling staat. Hoewel er positieve ontwikkelingen zijn, is het (actuele) recidiverisico nog niet voldoende ingedamd. Een verlenging voor een lange duur wordt noodzakelijk geacht, omdat er nog de nodige stappen gezet moeten worden in het traject. De komende periode staat onder meer in het teken van aanvullende diagnostiek in verband met het voortzetten van de reeds ingezette behandeling teneinde de aanwezige risicofactoren tot een aanvaardbaar niveau te brengen, het verder opbouwen van de verlofmogelijkheden, waar schoolgang en het verblijf bij zijn moeder onderdeel van zijn, en van daaruit het stapsgewijs toewerken naar een STP. Gelet op de fase waarin [veroordeelde] nu zit, dient dat proces geleidelijk en zorgvuldig te verlopen. Van belang is dat het [veroordeelde] lukt om zich de komende periode aan de regels en afspraken te houden. Voor een gunstig verloop van het traject is in elk geval de door de deskundige geadviseerde twaalf maanden nodig om de noodzakelijke stappen verder vorm te geven en op een goede manier te waarborgen. Hierna kan verder gewerkt worden aan volledige resocialisatie van [veroordeelde] .
De rechtbank zal de PIJ-maatregel gelet op het voorgaande met twaalf maanden verlengen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de PIJ-maatregel van
[veroordeelde], met
12 (twaalf) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. de Wit, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. B.T.C. Jordaans en mr. D.E. Schaap, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 april 2025.