ECLI:NL:RBOVE:2025:2233

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
08.102226.24 (P), 08.176567.20 (TUL) en 08.215189.21 (TUL)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid van bestuurder

Op 11 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man, die als bestuurder van een bedrijfsauto betrokken was bij een verkeersongeval op 1 februari 2024 te Harbrinkhoek, gemeente Tubbergen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor drie dagen. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bijrijder van de verdachte, die door de aanrijding diverse botbreuken en licht hersenletsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoorzichtig en onoplettend had gereden, waardoor hij niet op tijd kon remmen voor stilstaand verkeer. De officier van justitie had eerder een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, en de rechtbank heeft deze vordering toegewezen. De verdachte had eerder al soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen is in de strafmaat. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan een verkeersdelict tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.102226.24 (P), 08.176567.20 (TUL) en 08.215189.21 (TUL)
Datum vonnis: 11 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 maart 2025 en 4 april 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.V.S. Cassese, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht. Mr. Cassese staat verdachte alleen bij in de zaken met de parketnummers 08.176567.20 (TUL) en 08.215189.21 (TUL).

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 1 februari 2024 te Harbrinkhoek in de gemeente Tubbergen:
primair:zijn voertuig niet op tijd tot stilstand heeft gebracht waardoor hij een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair:gevaar op de weg heeft veroorzaakt door zijn voertuig niet op tijd tot stilstand te brengen;
meer subsidiair:zijn voertuig niet op tijd tot stilstand heeft gebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2024 te Harbrinkhoek in de gemeente Tubbergen, als
bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk Volkswagen),
komende uit de richting van de Almeloseweg, gaande in de richting van de
Ootmarsumstraat, daarmede heeft gereden over de N746,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl het (voorwaartse) zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd,
beperkt of gehinderd en/of
terwijl voor hem, verdachte, een of meerdere voertuigen reden en/of stilstonden
en/of verdachte wist dat hij deze voertuigen voor hem reden,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het/de direct voor
hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (N746) en/of het zich daarop
bevindende verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig (bedrijfsauto,
merk Volkswagen) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot
stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
met (nagenoeg) onverminderde, althans aanzienlijke, snelheid is gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen met, een voor hem, verdachte, op de rijbaan
stilstaand, voertuig (personenauto, merk Peugeot),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar
lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 februari 2024 te Harbrinkhoek in de gemeente Tubbergen, als
bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk Volkswagen),
komende uit de richting van de Almeloseweg, gaande in de richting van de
Ootmarsumstraat, daarmede heeft gereden over de N746,
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl het (voorwaartse) zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd,
beperkt of gehinderd en/of
terwijl voor hem, verdachte, een of meerdere voertuigen reden en/of stilstonden
en/of verdachte wist dat hij deze voertuigen voor hem reden,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het/de direct voor
hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (N746) en/of het zich daarop
bevindende verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig (bedrijfsauto,
merk Volkswagen) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot
stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
met (nagenoeg) onverminderde, althans aanzienlijke, snelheid is gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen met, een voor hem, verdachte, op de rijbaan
stilstaand, voertuig (personenauto, merk Peugeot),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 februari 2024 te Harbrinkhoek, gemeente Tubbergen als
bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk Volkswagen) rijdende op de voor
het openbaar verkeer openstaande weg, de N746, zijn snelheid niet zodanig heeft
geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij
gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een voor hem, verdachte, op de
rijbaan stilstaand, voertuig (personeneauto, merk Peugeot);

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte is op een overzichtelijke weg met zijn busje tegen stilstaand verkeer gebotst. Hij heeft zijn aandacht gedurende een langere tijd niet op de weg gehad waardoor hij niet op tijd tot stilstand is gekomen. Door de aanrijding heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft geen verweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] .
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 maart 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal forensisch onderzoek van 15 februari 2024, pagina’s 25 tot en met 50;
een geschrift als bedoeld in artikel 344 , eerste lid onder 5 Sv, een geneeskundige verklaring opgemaakt door C. Oostdam, forensisch arts van 7 maart 2024, pagina’s 40 en 41.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks1 februari 2024
te Harbrinkhoekin de gemeente Tubbergen, als
bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk Volkswagen),
komende uit de richting van de Almeloseweg, gaande in de richting van de
Ootmarsumstraat, daarmede heeft gereden over de N746,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij ter plaatse bekend was en
/of
terwijl het (voorwaartse) zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd,
beperkt of gehinderd en
/of
terwijl voor hem, verdachte
, een ofmeerdere voertuigen reden en/of stilstonden
en/of verdachte wist dat hij deze voertuigen voor hem reden,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven letten op het
/dedirect voor
hem, verdachte, gelegen weggedeelte
(n)van die weg (N746) en
/ofhet zich daarop
bevindende verkeer en
/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig (bedrijfsauto,
merk Volkswagen) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot
stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en
waarover deze vrij was en
/of
met (nagenoeg) onverminderde,
althans aanzienlijke,snelheid is gebotst tegen
,
althans in aanrijding is gekomen met,een voor hem, verdachte, op de rijbaan
stilstaand
,voertuig (personenauto, merk Peugeot),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar
lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 van de Wegenverkeerswet (WVW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor aan een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand wordt opgelegd met een proeftijd voor de duur van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf wordt opgelegd voor de duur van 160 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (hierna ook: rijbevoegdheid) voor de duur van 3 dagen met aftrek van de tijd dat zijn rijbevoegdheid reeds ingehouden is geweest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Er is door verdachte geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte reed op 1 februari 2024 als bestuurder van een bedrijfsauto (een werkbus) op de N746 in de richting van de Ootmarsumstraat. Hij reed op een overzichtelijke weg maar heeft er geen acht op geslagen dat het voor hem rijdende verkeer tot stilstand kwam, op het moment dat de voorste auto (Volvo) linksaf een erf wilde oprijden maar moest wachten voor tegemoetkomend verkeer. Hierdoor heeft verdachte niet of nauwelijks geremd en is hij met een snelheid tussen de 70 km/u en 80 km/u tegen de achterkant van een stilstaande auto (Peugeot) gebotst. Deze auto is door de klap naar voren geschoten en daardoor op zijn beurt op de daarvoor stilstaande auto (Volvo) gebotst. In de Peugeot (de middelste auto) zat [slachtoffer] als bijrijder. Zij is door de botsing ernstig gewond geraakt. Er zijn diverse botbreuken, waaronder van meerdere ribben, van meerdere nekwervels, van het borstbeen en van de bovenarm, vastgesteld. Ook is er sprake van licht hersenletsel. [slachtoffer] is opgenomen geweest in het ziekenhuis en heeft daarna lange tijd moeten revalideren in een revalidatiekliniek. Hierdoor heeft zij niet thuis kunnen wonen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 16 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, ook voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) betrokken. Bij verkeersfeiten waarbij sprake is van een aanmerkelijke schuld en waarbij er bij het slachtoffer sprake is van zwaar lichamelijk letsel, geldt als uitgangspunt een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte nog in twee proeftijden liep voor vergelijkbare (verkeers)feiten, en dat de vordering tot tenuitvoerlegging hiervan zal worden toegewezen (zoals hierna onder kopje “7. De vorderingen tenuitvoerlegging“ nader overwogen). Kennelijk hebben deze voorwaardelijke straffen hem er niet van weerhouden zich opnieuw strafbaar te gedragen in het verkeer. Daarnaast heeft verdachte geen enkele actie ondernomen om in contact te komen met het slachtoffer en neemt hierdoor nauwelijks verantwoordelijkheid voor zijn handelen in het verkeer.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf voor de duur van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 dagen, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs overeenkomstig artikel 179 lid 6 WVW ingevorderd is geweest passend en geboden is.

7.De vorderingen tenuitvoerlegging

7.1
De voorwaardelijke straffen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
08.176567.20
Bij vonnis van 31 januari 2022 van de politierechter in de rechtbank Overijssel is verdachte, voor zover hier van belang, veroordeeld tot onder andere een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 14 februari 2022.
96.215189.21
Bij vonnis van 20 mei 2022 van de politierechter in de rechtbank Overijssel is verdachte, voor zover hier van belang, veroordeeld tot onder andere een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk.
De proeftijd is ingegaan op 3 juni 2022.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft voor beide vorderingen om verlenging van de proeftijd verzocht.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van de officier van justitie moeten worden toegewezen. Het is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Verdachte stelt belang te hebben bij het behoud van zijn rijbewijs vanwege zijn werk. Naar het oordeel van de rechtbank dient de veiligheid van het verkeer te prevaleren boven dit persoonlijke belang van verdachte. Verdachte was een dubbel gewaarschuwd man op het moment dat hij opnieuw een verkeersdelict beging. Het feit dat hij in twee proeftijden liep heeft hem er niet van weerhouden zich opnieuw strafbaar te gedragen in het verkeer. Gelet hierop ligt slechts toewijzing van beide vorderingen tot tenuitvoerlegging in de rede.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Sr en 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor aan een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
3 (drie) dagen;
- beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, afgetrokken wordt van de duur van de ontzegging;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.176567.20
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Overijssel van 31 januari 2022 voorwaardelijk opgelegde
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
4 (vier) maanden;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 96.215189.21
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Overijssel van 20 mei 2022 voorwaardelijk opgelegde
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de
totaleduur van
7 (zeven) maanden(bestaande uit 2 (twee) maanden en uit 5 (vijf) maanden).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. I. Piksen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2025.
Buiten staat
Mr. A.M. Rikken is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024050103 van 24 maart 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.