ECLI:NL:RBOVE:2025:2255

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
ak_23_1944
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet open overheid (Woo) met betrekking tot informatieverzoeken van eisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers en de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de openbaarmaking van documenten op basis van de Wet open overheid (Woo). Eisers hadden een verzoek ingediend om informatie met betrekking tot de erkenning van bedrijven, waaronder Groen Gas Goor B.V. De minister had een deel van de informatie openbaar gemaakt, maar eisers waren van mening dat niet alle relevante documenten waren verstrekt. Na een aantal beslissingen van de minister, waaronder een gedeeltelijke toewijzing van het verzoek en een aantal aanvullende beslissingen op bezwaar, hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun bezwaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is wegens het vervallen van procesbelang, omdat de minister inmiddels een beslissing had genomen. Echter, het beroep tegen de besluiten van 3 oktober 2023 en 24 april 2024 is gegrond verklaard wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank heeft de besluiten van 3 oktober 2023 en 24 april 2024 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van deze besluiten in stand gelaten. Het beroep tegen het besluit van 17 februari 2025 is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1944

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , wonende te [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. F.H. Damen),
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, de minister

(gemachtigde: mr. S. van der Waal).

Inleiding

1. Bij besluit van 20 april 2023 heeft de minister het verzoek van eisers om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid (Woo-verzoek) gedeeltelijk toegewezen. De minister heeft daarbij een drietal documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.1.
Bij brief van 1 september 2023 hebben eisers de minister in gebreke gesteld in verband met het uitblijven van een beslissing op hun bezwaarschrift. Op 26 september 2023 hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet (tijdig) beslissen op hun bezwaar.
1.2.
De minister heeft op 3 oktober 2023 beslist op het bezwaar van eisers en het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij de minister aanvullende informatie openbaar heeft gemaakt.
1.3.
Bij aanvullend beroepschrift van 6 november 2023 hebben eisers de rechtbank laten weten zich niet te kunnen verenigen met de inhoud van de beslissing op bezwaar. Gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het door eisers ingestelde beroep mede gericht tegen de beslissing op bezwaar van 3 oktober 2023.
1.4.
Bij besluit van 24 april 2024 heeft de minister een herziene beslissing op bezwaar genomen, waarbij een drietal extra documenten openbaar zijn gemaakt. Eisers hebben op 28 mei 2024 gereageerd op de herziene beslissing op bezwaar en hebben daarbij aanvullende beroepsgronden aangevoerd. Het beroep heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede betrekking op dit besluit.
1.5.
Bij besluit van 17 februari 2025 heeft de minister een tweede aanvullende beslissing op bezwaar genomen, waarbij een extra document is gevonden en besloten is dit document met uitgestelde openbaarmaking gedeeltelijk openbaar te maken. Het beroep heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede betrekking op dit besluit. Eisers hebben bij brief van 24 februari 2025 gereageerd op deze aanvullende beslissing op bezwaar.
1.6.
De minister heeft op 3 maart 2025 een verweerschrift ingediend.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eisers en hun gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eisers hebben op 8 februari 2022 bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (de NVWA), vallend onder de verantwoordelijkheid van de minister, met een beroep op de Woo een verzoek om informatie ingediend. Hierin verzoeken zij om openbaarmaking van de volgende informatie, die betrekking heeft op de bedrijven gevestigd aan de [adres], waaronder in ieder geval Groen Gas Goor B.V., waaraan de NVWA een erkenning heeft gegeven: de erkenning die is gegeven, alle onderliggende stukken bij de erkenning, informatie waaruit blijkt voor welke capaciteit de erkenning geldt, informatie waaruit blijkt waarvoor de erkenning geldt en alle voorgaande informatie van eventuele extra erkenningen op het adres [adres].
3. Op 2 mei 2022 hebben eisers de minister in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit op hun Woo-verzoek. Op 13 juni 2022 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet (tijdig) beslissen op hun Woo-verzoek. De rechtbank heeft op 16 september 2022 het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen uiterlijk op 30 september 2022 een besluit te nemen op het Woo-verzoek van eisers. Bij het uitblijven van het besluit hebben eisers op 2 maart 2023 opnieuw een beroep tegen het niet (tijdig) beslissen ingediend.
4. Op 20 april 2023 heeft de minister een besluit genomen op het Woo-verzoek van eisers. Naar aanleiding van het Woo-verzoek heeft de minister in totaal drie documenten aangetroffen. In het Woo-besluit heeft de minister de eerste twee documenten deels openbaar gemaakt en een deel van de inhoud niet openbaar gemaakt wegens het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 5.1, tweede lid aanhef en onder e, van de Woo). Het derde document was reeds openbaar. De minister heeft de vindplaats van dit document vermeld in het besluit.
5. Op 31 mei 2023 hebben eisers bezwaar gemaakt tegen het Woo-besluit. Op 1 september 2023 hebben eisers de minister in gebreke gesteld in verband met het uitblijven van een beslissing op hun bezwaarschrift. Op 26 september 2023 hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet (tijdig) beslissen op hun bezwaar. De minister heeft op 3 oktober 2023 beslist op het bezwaar van eisers en het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. In een aanvullende zoekslag heeft de minister een drietal extra documenten gevonden die binnen de reikwijdte van het verzoek vallen. Deze documenten betreffen een op 23 april 2018 uitgevoerd onderzoek bij het bedrijf Groen Gas Goor B.V.. Deze documenten heeft de minister gedeeltelijk openbaar gemaakt. Een deel van de inhoud heeft de minister niet openbaar gemaakt wegens het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 5.1, tweede lid aanhef en onder e, van de Woo).
6. Met datum van 24 april 2024 heeft de minister een aanvullende beslissing op bezwaar genomen. Naar aanleiding van de aanvullende gronden van beroep van eisers van 6 november 2023 heeft de minister een aanvullende zoekslag verricht en nog eens een drietal extra documenten gevonden die binnen de reikwijdte van het verzoek vallen. Deze documenten zijn opgemaakt naar aanleiding van een op 14 maart 2018 uitgevoerde audit bij Groen Gas Goor B.V.. Deze documenten heeft de minister gedeeltelijk openbaar gemaakt. Een deel van de inhoud heeft de minister niet openbaar gemaakt wegens het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 5.1, tweede lid aanhef en onder e, van de Woo).
7. Naar aanleiding van de schriftelijke reactie van 28 mei 2024 van eisers op het aanvullende besluit, heeft de minister een nieuwe zoekslag verricht. Uit deze zoekslag is nog een document naar voren gekomen. De minister heeft met een tweede aanvullende beslissing op bezwaar van 17 februari 2025 besloten dit document (met uitgestelde openbaarmaking) gedeeltelijk openbaar te maken. Dit document betreft het ‘Hazard analysis and critical control point-handboek’ (HACCP-handboek). Een deel van de inhoud heeft de minister niet openbaar gemaakt wegens het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 5.1, tweede lid aanhef en onder e, van de Woo) en voor zover het bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die vertrouwelijk aan de NVWA zijn meegedeeld (artikel 5.1, eerste lid aanhef en onder c, van de Woo).

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank beoordeelt of de minister op een juiste wijze heeft beslist op het Woo-verzoek van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
9. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het beroep tegen het niet (tijdig) beslissen
10. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat eisers nog een afzonderlijk belang, als bedoeld in artikel 6:20, vijfde lid, van de Awb, hebben bij een beoordeling van het beroep gericht tegen het niet (tijdig) beslissen op hun bezwaar, aangezien de minister hangende de beroepsprocedure alsnog een besluit op hun bezwaar heeft genomen. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is derhalve niet-ontvankelijk wegens het vervallen van het procesbelang.
Het besluit van 3 oktober 2023, onder aanvulling van 24 april 2024 en 17 februari 2025
11. In totaal heeft de minister een tiental documenten gevonden die onder het toepassingsbereik van het Woo-verzoek vallen. Van die tien documenten zijn er negen gedeeltelijk openbaar gemaakt en is er een document aangetroffen dat reeds openbaar was. De minister heeft de vindplaats van dit reeds openbare document vermeld.
12. Eisers stellen zich op het standpunt dat de minister (nog) niet volledig is tegemoet gekomen aan hun beroep. Met het besluit van 17 februari 2025 heeft de minister nog niet alle informatie openbaar gemaakt waar eisers om hebben verzocht. De minister moet namelijk over meer informatie beschikken dan hij heeft verstrekt. Dit volgt in ieder geval uit de Verordening (EU) 142/2011 van de Europese Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (Verordening 142/2011). Uit bijlage XVI (officiële controles), hoofdstuk 1, afdeling 2 (validatieprocedures), behorende bij de Verordening 142/2011, volgt dat de minister documenten onder zich moet hebben met betrekking tot het verwerkingsdebiet. Dergelijke informatie heeft de minister echter nog niet openbaar gemaakt. Eisers voeren daarnaast aan dat het gegeven dat de minister tot viermaal toe een zoekslag moet uitvoeren om documenten boven water te krijgen, ernstige twijfels doen oproepen over de volledigheid van die zoekslagen en het vermoeden met zich meebrengt dat er meer documenten aanwezig moeten zijn.
13. Voor de vraag of er verder nog andere stukken bij de minister aanwezig zijn, volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. [1]
14. De stelling van de minister dat er verder geen stukken meer onder hem berusten, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig over. Eisers hebben het tegendeel niet aannemelijk weten te maken. De minister heeft verklaard dat tijdens de audits/controles bij Groen Gas Goor B.V. documenten en digitale gegevens zijn ingekeken in het kader van de door eisers aangehaalde validatieprocedure. Voorafgaand aan de inspectie en audit van 14 maart 2018 en 23 april 2018 heeft Groen Gas Goor B.V. het HACCP-handboek aan de minister ter beschikking gesteld in het kader van een efficiënte afhandeling van de controles. Dit handboek bevat onder andere de punten die zijn opgenomen in de door eisers aangehaalde bijlage XVI (officiële controles), hoofdstuk 1, afdeling 2 (validatieprocedures), behorende bij de Verordening 142/2011. Dit document, dat daarmee onder de minister berustte, is met het besluit van 17 februari 2025 gedeeltelijk openbaar gemaakt.
15. Het is begrijpelijk dat eisers twijfels hebben bij de volledigheid van de zoekslagen van de minister, omdat er tot driemaal toe na de eerste zoekslag aanvullende documenten zijn gevonden. Dit is echter onvoldoende om te concluderen dat er wel meer documenten onder de minister moeten berusten. Hetgeen eisers hebben aangevoerd hiertoe is onvoldoende onderbouwd om alsnog tot die conclusie te komen.
16. De rechtbank overweegt tot slot dat het beroep, voor zover gericht tegen de besluiten van 3 oktober 2023 en 24 april 2024, gegrond is wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel (artikel 3:2 van de Awb). De minister had namelijk naar aanleiding van het bezwaarschrift van eisers van 31 mei 2023 reeds moeten constateren dat de later gevonden documenten onder de reikwijdte van het Woo-verzoek van eisers vielen.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar van eisers is niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. Het beroep, voor zover gericht tegen de besluiten van 3 oktober 2023 en 24 april 2024 is gegrond wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 17 februari 2025 is ongegrond. De rechtbank vernietigt daarom de (bestreden) besluiten van 3 oktober 2023 en 24 april 2024, maar met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb laat de rechtbank de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand.
17.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de minister het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen eisers een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. Eisers hebben in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank kent 1 punt toe voor de bezwaarfase wegens het indienen van een bezwaarschrift. Voor de beroepsfase ziet de rechtbank aanleiding om 2 punten toe te kennen voor het indienen van een beroepschrift en meerdere reacties en aanvullende beroepschriften op de aanvullende beslissingen op bezwaar van de minister. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.461,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op eisers bezwaar niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de besluiten van 3 oktober 2023 en 24 april 2024, gegrond;
- vernietigt de besluiten van 3 oktober 2023 en 24 april 2024;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 17 februari 2025, ongegrond;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 2.461,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Fortuin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4850, r.o. 5.2.