6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten, die in een korte tijd zijn gepleegd. Hij heeft zijn ex-vrouw [slachtoffer] eerst een maand of twee belaagd, toen heeft hij haar telefonisch bedreigd en is daarna met een hamer naar haar woning gegaan. Door met de hamer de voordeur te vernielen is hij de woning binnengedrongen. Vervolgens is verdachte [slachtoffer] achterna gegaan naar de badkamer waar [slachtoffer] zich met hun jongste zoon had opgesloten. Verdachte heeft in de woning meerdere deuren vernield en hiermee niet alleen een ravage in de woning aangericht, maar ook [slachtoffer] letsel heeft toegebracht door met die hamer met kracht tegen en door een deur te slaan die zij tegen probeerde te houden. Dat dit zeer angstig is geweest voor zowel [slachtoffer] als haar twee kinderen blijkt alleen al uit de uitgewerkte 112 melding in het dossier. Door zo te handelen heeft verdachte geen enkele rekening gehouden met de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en geen enkel respect getoond voor de eigendommen van een ander. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij deze feiten heeft gepleegd in de woning van [slachtoffer] en hun kinderen. Een plek waar zij zich bij uitstek veilig behoren te voelen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 november 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de over verdachte opgemaakte deskundigenrapportages.
Er is over verdachte een psychiatrisch pro-justitia rapport opgemaakt door C.J.F. Kemperman, psychiater, gedateerd 16 juli 2024.
Door de psychiater is vastgesteld (DSM-5 classificatie) dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde schizofrenie spectrum en andere psychotische stoornis (eerste psychose met wanen en hallucinaties op middelbare leeftijd). Deze stoornis was ook ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten aan de orde. De psychiater adviseert gelet hierop om het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. Er zijn diverse factoren waaruit af is te leiden dat er een matig tot hoog risico is op voortgaande stalking met eventueel geweld. De psychotische fenomenen en eerdere geweldpleging zijn factoren die het risico op geweld hoog maken. Er zijn weinig beschermende factoren. De psychiater benoemt het recidive risico in algemene zin als matig tot hoog.
Door de psychiater wordt een klinische behandeling geadviseerd waarbij, gelet op het ontbreken van ziekte-inzicht en ziektebesef bij verdachte, een dwingend kader noodzakelijk is. Het is de vraag of verdachte zich aan voorwaarden kan en wil houden. Een tbs-maatregel met last tot verpleging komt in aanmerking en heeft als voordeel dat de voortgang van een klinische behandeling niet afhankelijk is van de intrinsieke motivatie van verdachte. Hij blijft niet onbehandeld en vanuit de stabiliteit van een klinische behandeling kan worden gewerkt aan risicovermindering en uiteindelijk aan resocialisatie, ook al lijkt het zeer hoge beveiligingsniveau van de TBS met dwangverpleging niet nodig om het recidiverisico te verminderen.
Ook is over verdachte een psychologisch pro-justitia rapport opgemaakt door K.A. Rose, GZ-psycholoog, gedateerd 28 november 2024. De psycholoog rapporteert dat bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis met hallucinaties en wanen. Als gevolg hiervan kan er sprake zijn van een verminderde impulscontrole, frustratietolerantie en agressieregulatie. Dit was ook aanwezig ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. Het psychiatrisch toestandsbeeld kan zijn agressieregulatie hebben beperkt waardoor verdachte tot agressie is overgegaan. De informatie die hij geeft en zijn beweegredenen worden gekleurd door achterdochtige gedachten. Niet uit te sluiten is dat de feiten 1 tot en met 3 verdachte in het geheel niet zijn toe te rekenen, maar dit kan onvoldoende onderbouwd worden omdat een specifiek delictscenario ontbreekt. Wat betreft het onder feit 4 ten laste gelegde is sprake van een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De kans op toekomstig gewelddadig gedrag is matig tot hoog. Het psychotisch toestandsbeeld is niet helemaal opgeklaard en verdachte is kwetsbaar voor een terugval in psychose bij oplopende stress zonder behandeling en toezicht. Verdachte heeft weinig interne mogelijkheden om zijn gedrag te reguleren. Hij heeft geen probleeminzicht en er is instabiliteit op alle leefgebieden. Om de kans op recidive van gewelddadig gedrag en/of belaging te voorkomen, is behandeling van zijn psychische stoornis noodzakelijk, onder andere door medicatie. Omdat er geen sprake is van ziekte-inzicht is gedwongen behandeling noodzakelijk. De psycholoog adviseert een behandeling in een forensische kliniek waarbij toegewerkt kan worden naar een intensief ambulant vervolgtraject met behandeling gericht op zijn psychische kwetsbaarheid en beperkte coping. Het hoge beveiligingsniveau van tbs met dwangverpleging lijkt niet nodig te zijn om recidive te verminderen, maar daarbij is, behandeling en nazorg wel gewaarborgd. Met name voor het toedienen van dwangmedicatie, omdat hij dit vrijwillig niet wil.
Tot slot is er door [reclasseringswerker 1] reclasseringswerker en door [reclasseringswerker 2] unitmanager, een reclasseringsadvies tbs met voorwaarden opgemaakt, gedateerd 11 maart 2025.
De reclassering adviseert negatief over tbs met voorwaarden omdat zij onvoldoende mogelijkheden zien om toezicht te houden op en uitvoering te geven aan naleving van bijzondere voorwaarden. Verdachte zegt vanuit plichtsbesef overal aan te zullen meewerken maar vindt behandeling niet nodig. Hij ziet ook geen noodzaak tot het gebruiken van (anti-psychotische) medicatie terwijl binnen het kader van tbs met voorwaarden geen dwangbehandeling mogelijk is. Er is er geen sprake van ziekte-inzicht of probleembesef en hier is met verdachte, vanwege de taal- en cultuurbarrière, vooralsnog geen adequaat gesprek over te voeren. Hoewel de reclassering verwacht dat er functioneel contact mogelijk zal zijn in het Nederlands, is het niet mogelijk om een goede werkalliantie op te bouwen. Dit is echter wel noodzakelijk om verdachte te blijven motiveren en stimuleren tot het conformeren aan de voorwaarden. Inhoudelijk vorm geven aan bijzondere voorwaarden acht de reclassering op dit moment dan ook niet mogelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de voornoemde rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en stelt op basis daarvan vast dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte moet worden toegerekend.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
- Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten in beginsel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigen. De rechtbank komt ten aanzien van feit 1 tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie. Gelet op het voorgaande en gelet op de oplegging van de hierna te noemen maatregel, zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
- Tbs
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van de maatregel van tbs passend en noodzakelijk is in het kader van de beveiliging van de maatschappij en de beperking van het recidiverisico. De rechtbank baseert deze beslissing op de inhoud van de hiervoor genoemde rapporten en de ernst van de feiten.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een tbs is voldaan. De bewezenverklaarde (poging tot) zware mishandeling is een misdrijf waarop, naar de wettelijke omschrijving, een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Daar komt bij dat het de bewezenverklaarde belaging een misdrijf is zoals beschreven in artikel 37a, eerste lid onder 2 Sr. Ook bestond er bij verdachte, tijdens het begaan van het feit, een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Er is door de deskundigen vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde schizofrenie spectrum en andere psychotische stoornis. Verder is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel vereist. Het recidiverisico in algemene zin wordt als matig tot hoog ingeschat evenals het risico op toekomstig gewelddadig gedrag, als de psychische stoornis van verdachte onbehandeld blijft.
- Dwangverpleging
De vraag waar de rechtbank zich vervolgens voor gesteld ziet is welk kader, tbs met voorwaarden dan wel een tbs met dwangverpleging, passend en geboden is. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit de rapportages blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat een dwingend kader nodig is. De psychiater en psycholoog hebben evenwel overwogen dat het hoge beveiligingsniveau van een tbs met dwangverpleging niet noodzakelijk is. Oplegging hiervan zorgt er daarentegen voor dat verdachte niet onbehandeld blijft en mogelijkheden biedt om tot dwangmedicatie over te gaan. Ook kan op deze manier gewerkt worden aan resocialisatie en is nazorg gewaarborgd.
De rechtbank heeft in haar belangenafweging betrokken dat een zorgmachtiging is overwogen maar dat deze procedure niet verder in gang is gezet omdat de geneesheer directeur hierover negatief heeft geadviseerd.De rechtbank kent echter doorslaggevend gewicht toe aan het advies van de reclassering dat zij geen mogelijkheden zien om toezicht te houden op en uitvoering te geven aan de naleving van voorwaarden. Verdachte zelf ziet geen noodzaak tot het gebruik van (voor de behandeling noodzakelijk geachte) medicatie. Binnen een tbs met voorwaarden is geen dwangbehandeling mogelijk en de vraag is of verdachte in staat is zich aan de voorwaarden te houden.
Dit alles afwegende, bezien tegen de achtergrond van de beschreven kans op recidive op geweldsdelicten, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte geen andere maatregel dan de maatregel van tbs met dwangverpleging opgelegd kan worden.
De rechtbank merkt daarbij op dat de totale duur van de tbs met dwangverpleging in dit geval een periode van vier jaar te boven kan gaan omdat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
- GVM
Door de officier van justitie is tevens een GVM maatregel gevorderd.
Gelet op de conclusies van de deskundigen en het advies van de reclassering dat mogelijk langdurig toezicht nodig is om nieuwe slachtoffers te voorkomen, acht de rechtbank het van belang dat wordt voorkomen dat na het aflopen van de tbs-maatregel de hulpverlening aan verdachte eindigt, terwijl hier nog wel noodzaak toe bestaat. De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van een maatregel op grond van artikel 38z Sr, die strekt tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking. De rechtbank acht de oplegging van deze maatregel noodzakelijk ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. Verder is aan alle wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel voldaan.