ECLI:NL:RBOVE:2025:2357

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
08-308031-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor opzettelijke brandstichting en vernieling in appartementencomplex

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 48-jarige man, die werd beschuldigd van opzettelijke brandstichting en vernieling. De verdachte had op 24 september 2024 op het balkon van zijn appartement in Hengelo brand gesticht door wasbenzine over een poef en een stoel te gooien en deze in brand te steken. Hierdoor ontstond schade aan de balkonvloer en rookschade in het appartement van de bovenbuurman. Tijdens de rechtszaak op 1 april 2025 heeft de officier van justitie betoogd dat de brandstichting wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen gemeen gevaar was voor goederen of personen. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor het gemeen gevaar, maar dat de verdachte wel opzettelijk de poef en de stoel in brand had gestoken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de brandstichting, maar veroordeelde hem voor de vernieling van de balkonvloer en het appartement van de woningbouwvereniging, die aan een ander toebehoorden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één week op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals met de persoon van de verdachte, die een verwarde indruk maakte en een hoog recidiverisico had.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-308031-24 (P)
Datum vonnis: 15 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
1 april 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.M. Keulen, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:opzettelijk brand heeft gesticht op het balkon van zijn appartement, waardoor er gevaar voor personen en/of goederen te duchten was;
subsidiair:vernielingen heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 24 september 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) (in een inpandigbalkon in het appartementencomplex op/aan de [adres] ) opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een poef en/of een stoel en/of een balkonvloer, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die poef en/of stoel en/of de balkonvloer geheel of gedeeltelijk is/zijn vebrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten dat balkon en/of aangrenzende kamer en/of dat appartementencomplex en/of zich in de directe omgeving bevindende roerende goederen en/of onroerende goederen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten een of meer in dat appartementencomplex ( [adres] ) en/of aangrenzende woningen aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 september 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk en wederrechtelijk een stoel en/of een poef en/of een balkonvloer en/of een of meerdere omliggende appartementen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [stichting] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, samengevat en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde vanwege het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op de brandstichting en omdat geen gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. Subsidiair dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat geen andere goederen dan die van hemzelf zijn verbrand.
Verdachte moet van het subsidiair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken, omdat geen sprake was van (voorwaardelijk) opzet op de vernieling maar verdachte slechts een noodsignaal wilde afgeven.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft bekend dat hij op zijn balkon een poef en een stoel in brand heeft gestoken.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Op 24 september 2024 heeft verdachte op het inpandig balkon van het aan hem verhuurde appartement aan de [adres] wasbenzine op zijn poef gegooid, deze poef in brand gestoken en over de ‘railing’ van zijn balkon gegooid. Hierna heeft verdachte wasbenzine over zijn stoel gegooid en deze in brand gestoken. Deze stoel is zonder dat daarvoor bluswerkzaamheden nodig waren uitgebrand. Door de brand is schade ontstaan aan de balkonvloer en rookschade bij de bovenbuurman.
De overwegingen van de rechtbank
-
Primair ten laste gelegde brandstichting
Niet ter discussie staat dat verdachte brand heeft gesticht. De vraag is of daardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander is ontstaan.
Het dossier bevat drie processen-verbaal over de gevaarzetting van de brandstichting. In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] wordt gerelateerd dat volgens de ter plaatse gekomen brandweerman er geen uitslaande brand, geen gemeen gevaar voor goederen en geen gevaar voor brandoverslag is geweest. [1] De passage in datzelfde proces-verbaal over wat verbalisant hoorde van een niet bij naam genoemde collega-opsporingsambtenaar is dermate onduidelijk dat daaruit het ten laste gelegde gevaar niet kan worden afgeleid.
Het tweede proces-verbaal is van verbalisant [verbalisant 2] en houdt de tegenover hem afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 3] in. [verbalisant 3] legt vervolgens zelf zijn bevindingen in het (derde) proces-verbaal (Forensische Opsporing) vast.
De laatste twee processen-verbaal bevatten over het te duchten gevaar zoveel niet-vaststaande, veronderstelde, potentiële dan wel afwezige factoren en feiten en omstandigheden dat de conclusie dat van gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel sprake is geweest, daardoor niet gedragen kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat bij deze stand van zaken niet vastgesteld kan worden dat van het ten laste gelegde gevaar sprake is geweest zodat verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
-
Subsidiair ten laste gelegde vernieling
De rechtbank acht op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte willens en wetens – en dus met vol opzet – de poef en de stoel in brand heeft gestoken. Als gevolg hiervan is schade ontstaan aan de balkonvloer en aan en in het appartement van de bovenbuurman.
De rechtbank zal verdachte (partieel) vrijspreken van de vernieling van de poef en de stoel, vanwege het ontbreken van de wederrechtelijkheid. Deze goederen behoorden immers aan verdachte toe.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 september 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk en wederrechtelijk een balkonvloer en een appartement, die aan [stichting] toebehoorden, heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 350 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het primair ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft schade veroorzaakt aan de eigendommen van een ander. Niet alleen heeft [stichting] schade geleden aan haar pand, maar ook de bovenbuurman heeft rookschade ondervonden in zijn appartement. Verdachte heeft geen respect getoond voor de eigendommen van een ander.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 19 november 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapport van 5 december 2024, opgesteld door W. Groen, GZ-psycholoog. Verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan het psychologisch onderzoek. Op basis van het dossier ziet de psycholoog wel aanwijzingen voor de aanwezigheid van psychopathologie. Zij beschrijft dat sprake is van een uitgebreide voorgeschiedenis in de GGZ en, afgaande op de bevindingen van de reclassering, instabiliteit op alle levensgebieden. Zij vermeldt dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde een verwarde indruk zou hebben gemaakt, dat hij bekend staat als zorgmijder en overlastgevend gedrag zou hebben vertoond. Zij doet de suggestie verdachte ter observatie op te laten nemen in het [locatie] .
Het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 27 maart 2025 houdt in dat het risico op recidive als hoog wordt ingeschat. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Er lijkt al langere tijd geen sprake meer te zijn van het nastreven van maatschappelijke doelen en eerdere reclasseringstoezichten zijn negatief voortijdig beëindigd. Ingezette middelen als hulpverlening, klinische opnames voor middelengebruik en reclasseringstrajecten hebben niet voor gedragsverandering of stabiliteit in het leven van verdachte gezorgd. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Verdere overwegingen en op te leggen straf
De rechtbank heeft zich ter zitting, mede op basis van het dossier, een beeld van verdachte kunnen vormen. Dat beeld komt overeen met de bevindingen van de psycholoog en reclassering en hun aanbevelingen. De rechtbank deelt de zorgen over mogelijk aanwezige psychopathologie bij verdachte, over de instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden en over zijn weigering of onvermogen om hulp te aanvaarden. Hulp waarmee hij zijn gedrag zou kunnen veranderen hetgeen niet alleen het recidiverisico zou kunnen beteugelen maar hem ook zou kunnen helpen zijn leven enigszins op orde te brengen. Verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde brandstichting en voor een deel van de ten laste gelegde vernieling veroordeeld. Voor verder onderzoek naar de persoon van verdachte en het zoeken naar passende hulpverlening en/of zorg biedt deze zaak daarom geen ruimte.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van een week, met aftrek van de dagen die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.
De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van verdachte opgeheven met ingang van 2 april 2025. Hiervan is een aparte beslissing opgemaakt.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair, het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (een) week;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. M.S. de Waard en
mr. T.H. Kapinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025.
Mr. De Waard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024449990. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 april 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 24 september 2024 in Hengelo (O) mijn poef en mijn stoel in brand heb gestoken en dat hierdoor de balkonvloer beschadigd is geraakt.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [stichting] van 24 september 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 6):
Woningbouwvereniging [stichting] is eigenaar van een appartementencomplex gelegen aan de [adres] in de gemeente Hengelo (O). De vloer van het balkon is behoorlijk zwart geblakerd en er is rookschade. Het balkon zal gereinigd moeten worden.

3.

Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 2 oktober 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 4 aanvullend proces-verbaal PL0600-2024449990-18):

Ik woon direct boven de [adres] .
Op 24 september 2024 zat ik in mijn kamer en rook ik een hele aparte lucht. Het stonk ontzettend. Ik zag zwarte rook omhoogkomen. Ik heb zeker twee à drie dagen last gehad van de stank van de rook.

Voetnoten

1.Digitaal genummerde pagina’s 10-11.