ECLI:NL:RBOVE:2025:2404

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
ak_24_3133
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling laten van handhavingsverzoek tegen Staatsbosbeheer en aannemer

Deze uitspraak betreft het buiten behandeling laten van een verzoek om handhavend op te treden tegen Staatsbosbeheer en een aannemer. Eiseres, SJT Advice B.V., is het niet eens met de beslissing van het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel, dat het bezwaar tegen het niet in behandeling nemen van het handhavingsverzoek niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank beoordeelt of het college terecht heeft geoordeeld dat het handhavingsverzoek niet in behandeling kon worden genomen, omdat niet is aangetoond dat de indiener, SJT Advice B.V., als belanghebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat het college het handhavingsverzoek terecht buiten behandeling heeft gelaten, aangezien alleen belanghebbenden een aanvraag kunnen indienen. De rechtbank stelt vast dat er geen bewijs is dat SJT Advice B.V. als belanghebbende kan worden aangemerkt, en dat het college daarom niet verplicht was om het verzoek in behandeling te nemen. De rechtbank bevestigt dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3133

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

SJT Advice B.V., uit Assen, eiseres,

en
het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel, verweerder (hierna: het college).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het buiten behandeling laten van het verzoek van [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ) om handhavend op te treden tegen Staatsbosbeheer en een aannemer. Het hiertegen gerichte bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres is het hiermee niet eens. Eiseres vindt dat het handhavingsverzoek alsnog in behandeling genomen had moeten worden. De rechtbank beoordeelt of het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college het handhavingsverzoek terecht niet in behandeling heeft genomen. Omdat alleen een belanghebbende een aanvraag kan indienen en niet gebleken is dat [bedrijf] belanghebbende is, is het handhavingsverzoek terecht buiten behandeling gelaten. Dit is geen besluit, zodat daartegen geen bezwaar kon worden gemaakt en het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Omdat dit vaste rechtspraak is, mocht het college van het horen van eiseres afzien.
3. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en wat de gevolgen zijn.

Procesverloop

4. Met een e-mailbericht van 17 mei 2024 heeft [bedrijf] het college verzocht om handhavend op te treden tegen Staatsbosbeheer en een aannemer vanwege door hen uitgevoerde werkzaamheden in het Natura 2000-gebied Engbertsdijksvenen (loslocatie N341 Dorpsstraat Kloosterhaar) en de Schippersplas. Onder het e-mailbericht staat dat het verzoek (mede) is ingediend door ‘Stichtingen als belanghebbenden/ [naam 1] ’. Het e-mailbericht van 17 mei 2024 omvat ook een Woo-verzoek. Een identiek e-mailbericht is gelijktijdig aan andere bestuursorganen toegezonden.
5. Met een brief van 30 mei 2024 heeft het college de ontvangst van het e-mailbericht van 17 mei 2024 bevestigd. Het college heeft in deze brief aangegeven dat het in het e-mailbericht van 17 mei 2024 ook vervatte Woo-verzoek door het college afzonderlijk in behandeling is genomen. De besluitvorming met betrekking tot dit Woo-verzoek staat in deze procedure niet ter discussie.
6. Met betrekking tot dit handhavingsverzoek heeft het college in de brief van 30 mei 2024 aangegeven dat niet duidelijk is door wie het handhavingsverzoek is ingediend. Is dat [bedrijf] , is/zijn dat één of meerdere stichtingen, of is dat [naam 1] op persoonlijke titel? Het college heeft per eventuele indiener van het handhavingsverzoek geformuleerd welke informatie aan hem moet worden verstrekt. Dit betreft, samengevat, de naam/namen van de stichtingen, de statuten van deze stichtingen, de feitelijke werkzaamheden van deze stichtingen, machtigingen waaruit blijkt dat [naam 1] namens [bedrijf] en/of deze stichtingen mag optreden en welk belang/welke belangen van [bedrijf] en/of een of meer stichtingen en/of [naam 1] ten grondslag liggen aan het handhavingsverzoek. Het college heeft tot uiterlijk 14 juni 2024 de tijd gegeven om deze informatie te verstrekken. Binnen deze termijn is niet gereageerd.
7. Omdat niet binnen de gestelde termijn is gereageerd, heeft het college het handhavingsverzoek met een brief van 21 juni 2024 buiten behandeling gelaten. Daartegen is bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is blijkens de aanhef ingediend door ‘ [bedrijf] /SJT Advice B.V.’ en ondertekend door ‘ [naam 1] , [bedrijf] /SJT Advice B.V.’. Bij het bezwaarschrift zijn de statuten van SJT Advice B.V. gevoegd. In het bezwaarschrift is gevraagd om een nadere termijn voor het indienen van bezwaargronden.
8. Met een brief van 16 juli 2024 heeft het college geen nadere termijn gegeven voor het indienen van bezwaargronden. Met het bestreden besluit van 19 juli 2024 heeft het college het bezwaarschrift (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard.
9. Op 17 en 21 juli 2024 heeft eiseres hierop per e-mailberichten aan het college gereageerd. Deze reacties zijn door het college aan de rechtbank doorgezonden om in behandeling te nemen als beroep.
10. De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2025 op een zitting behandeld. Voor eiseres is niemand verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

11. Ter zitting heeft het college de besluitvorming nader toegelicht.
12. Omdat enige reactie op de brief van 30 mei 2024 is uitgebleven en – dus – enige duiding en informatie ontbrak over wie/waarom als verzoeker(s) om handhaving moeten worden aangemerkt, heeft het college het handhavingsverzoek aangemerkt als te zijn gedaan door [bedrijf] , vertegenwoordigd door [naam 1] .
12.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college terecht geconcludeerd dat het handhavingsverzoek door [bedrijf] , vertegenwoordigd door [naam 1] , is ingediend. Hiervoor acht de rechtbank doorslaggevend dat in de aanhef van het e-mailbericht van 17 mei 2024 alleen [bedrijf] is genoemd en het e-mailbericht is ondertekend door [naam 1] . De enkele vermelding onder het e-mailbericht dat het verzoek (mede) is ingediend door ‘Stichtingen als belanghebbenden/ [naam 1] ’ heeft de rechtbank niet tot een ander oordeel kunnen brengen, omdat enige nadere duiding en informatie met betrekking tot deze vermelding ontbreekt.
13. Het college heeft ter zitting ook toegelicht dat, nadat enige duiding en informatie uitbleef, hij zelf heeft onderzocht of [bedrijf] als belanghebbende kan worden aangemerkt. Daarvoor heeft het college geen concreet aanknopingspunt is gevonden.
13.1
De rechtbank kan ook dit oordeel volgen. In de eerste plaats ligt het op de weg van de indiener van een handhavingsverzoek om – zeker als een bestuursorgaan daarom vraagt – zijn of haar belang te duiden. Door bij het ontbreken van enige duiding en informatie over de belanghebbendheid van [bedrijf] (toch) zelf onderzoek te doen, heeft het college zorgvuldig gehandeld. In de tweede plaats is ook de rechtbank niet gebleken van een concreet aanknopingspunt op grond waarvan [bedrijf] door het college wel als belanghebbende had moeten worden aangemerkt.
14. In het bestreden besluit heeft het college overwogen dat alleen een belanghebbende een aanvraag kan indienen om een besluit te nemen. Omdat [bedrijf] niet kan worden aangemerkt als belanghebbende, is geen sprake van een aanvraag om een besluit te nemen. Het buiten behandeling laten van het handhavingsverzoek kan daarom niet worden aangemerkt als een besluit zoals bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Hierbij is verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 15 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1099, overweging 3. Omdat geen sprake is van een besluit, kon daartegen geen bezwaar worden gemaakt. Omdat een hoorzitting niet tot een andere conclusie kon leiden, heeft het college afgezien van het horen van eiseres. Daarom heeft het college het door eiseres ingediende bezwaar (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard.
14.1
De rechtbank is van oordeel dat het college op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat het door eiseres ingediende bezwaar (kennelijk) niet-ontvankelijk is. Dit besluit is ook deugdelijk gemotiveerd.
14.2
Dat het bezwaarschrift is ingediend ‘ [bedrijf] /SJT Advice B.V.’ en bij het bezwaarschrift de statuten van SJT Advice B.V. zijn gevoegd, kan het oordeel van de rechtbank niet anders maken. Omdat de brief van het college van 21 juni 2024 niet is aan te merken als een besluit, kon daartegen namelijk alleen al daarom geen bezwaar worden gemaakt. Aan beoordeling van de vraag of de indiener(s) van het bezwaarschrift (‘ [bedrijf] /SJT Advice B.V.’) als belanghebbende(n) kon/konden worden aangemerkt, mede gelet op de statuten van SJT Advice B.V., is het college daarom terecht niet toegekomen.
15. Uit de overwegingen 12, 13 en 14 volgt dat het door eiseres ingestelde beroep ongegrond is en het bestreden besluit in stand blijft.
16. Ten overvloede overweegt de rechtbank het volgende. Uit het handhavingsverzoek van 17 mei 2024 valt niet af te leiden dat het handhavingsverzoek mede is ingediend namens SJT Advice B.V. Eiseres heeft zichzelf voor het eerst gepresenteerd in het bezwaarschrift. Het is juridisch niet mogelijk om, nadat is meegedeeld dat een verzoek niet in behandeling wordt genomen omdat de indieners van dit verzoek geen belanghebbenden zijn, dit verzoek met terugwerkende kracht alsnog in behandeling te laten nemen door een nieuwe/andere indiener op te voeren.
Dit laat onverlet dat SJT Advice B.V., zelf een (afzonderlijk) handhavingsverzoek bij het college kan indienen. Het college moet ook dan beoordelen of niet alleen sprake is van een toereikende statutaire doelstelling, maar ook van feitelijke werkzaamheden om deze statutaire doelen te verwezenlijken. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:399. Als niet aan beide voorwaarden wordt voldaan, dan is in beginsel geen sprake van belanghebbendheid en zal dit handhavingsverzoek (ook) niet in behandeling worden genomen.

Conclusies en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Lever, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.