ECLI:NL:RBOVE:2025:2416

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
ak_24_4125
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Wet WIA na bezwaar tegen UWV-besluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV beoordeeld. Eiseres had een loongerelateerde WGA-uitkering aangevraagd, waarbij haar arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 63,84%. Dit percentage was het resultaat van een eerdere toekenning van 42,01% die door eiseres was aangevochten. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiseres, die stelt dat haar beperkingen door de verzekeringsartsen zijn onderschat en dat de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) niet overeenkomt met haar werkelijke situatie.

De rechtbank concludeert dat het UWV zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld. De verzekeringsarts heeft eiseres onderzocht en haar klachten in kaart gebracht. De rechtbank oordeelt dat de rapporten van de verzekeringsartsen overtuigend zijn en dat er geen aanwijzingen zijn dat de medische situatie van eiseres verkeerd is ingeschat. De rechtbank vindt dat de FML de belastbaarheid van eiseres op een navolgbare wijze weergeeft en dat de door het UWV geselecteerde functies passend zijn voor eiseres.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van het UWV in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, en is openbaar uitgesproken op 17 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/4125

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: [gemachtigde 1],
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV,
gemachtigde: [gemachtigde 2].

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV waarin eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 4 maart 2024 een loongerelateerde uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) krijgt, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 63,84%.
1.2
In eerste instantie had het UWV aan eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 42,01%. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het UWV heeft het bezwaar gegrond verklaard en op 11 november 2024 het besluit als genoemd onder 1.1 genomen. Eiseres is het niet eens met dit besluit en zij heeft beroep ingesteld. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft beroep op 26 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres werkte als docent bij het Stedelijk Lyceum te Enschede voor ongeveer 27 uur per week. Op 7 maart 2022 heeft eiseres zich ziek gemeld. Eiseres ontving ziekengeld. Op 31 juli 2022 is het dienstverband van eiseres geëindigd. Na het doorlopen van de wachttijd, heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. In dat kader heeft het UWV verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Dat heeft geleid tot de besluitvorming zoals in de inleiding van deze uitspraak uiteen is gezet.

Standpunten van partijen

3.1
Aan het bestreden besluit ligt de motivering ten grondslag dat eiseres per 4 maart 2024 63,84% arbeidsongeschikt is.
3.2
Eiseres stelt zich op het standpunt – samengevat weergeven – dat de verzekeringsartsen haar beperkingen hebben onderschat. Met name is onvoldoende rekening gehouden met het feit dat de klachten samen het voor eiseres (nog) onmogelijk maken om in enige vorm (passende) arbeid te verrichten. Eiseres heeft als gevolg van haar klachten een zeer slechte nachtrust en begint daardoor uitgeput aan haar dag. Zij is in het geheel niet in staat om een aantal uren achtereen te werken. De aangenomen urenbeperking van 20 uur sluit niet aan bij de fysieke en mentale situatie van eiseres. De Functionele mogelijkhedenlijst (FML) is dan ook geen juiste weergave van haar beperkingen en mogelijkheden, aldus eiseres. Zij is meer beperkt dan het UWV heeft aangenomen. De functies die het UWV heeft geduid, zijn om die reden dan ook niet passend.

Beoordeling door de rechtbank

4.1
De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft beslist dat eiseres met ingang van 4 maart 2024 (de datum in geding) in aanmerking komt voor een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 63,84%. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4.2
Het UWV mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. De conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten.
4.3
De verzekeringsarts heeft eiseres gesproken op het spreekuur en psychisch onderzocht. Zij heeft dossieronderzoek verricht en een anamnese afgenomen. Zij heeft daarbij acht geslagen op de klachten en belemmeringen die eiseres ervaart op met name energetisch vlak. Ook heeft zij het dossier en een eerder verzekeringsgeneeskundig rapport bestudeerd. De verzekeringsarts heeft haar conclusies voldoende begrijpelijk neergelegd in het rapport van 7 maart 2024.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een dossieronderzoek verricht. Ook heeft zij eiseres gesproken op de hoorzitting en de medische informatie die eiseres heeft overgelegd tijdens de hoorzitting bij de beoordeling betrokken. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie opgevraagd bij en verkregen van psychotherapeut [naam] (Cohesie Twente). De verzekeringsarts bezwaar beroep heeft acht geslagen op zowel de lichamelijke als de psychische klachten. De door eiseres naar voren gebrachte klachten, ook die als gevolg van covid, en de medische informatie zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de beoordeling. Niet is gebleken dat relevante aspecten van de gezondheidstoestand van eiseres zijn gemist. Uit wat eiseres heeft aangevoerd, volgt dus niet dat de wijze van onderzoek, in zijn geheel bezien, gebreken vertoont. De rapporten zijn daarom zorgvuldig tot stand gekomen.
4.4
De belastbaarheid van eiseres op de datum in geding is naar het oordeel van de rechtbank op navolgbaar gemotiveerde wijze weergegeven in de rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres bekend is met een stemmingsstoornis en tinnitus. Volgens de verzekeringsarts is geen sprake van een strikte posttraumatische stressstoornis. Uit preventief oogpunt zijn enige beperkingen gegeven voor het persoonlijk en sociaal functioneren. Daarbij is betrokken dat tinnitus toe zal nemen bij verhoogde stress en mentale belasting. De verzekeringsarts acht eiseres beperkt voor werk met deadlines, een hoog handelingstempo en voor complexe taken. Ook is zij beperkt voor conflicthantering en leidinggevende functies. Omdat eiseres aangeeft dat de tinnitus verergert bij stilte is zij beperkt voor het gebruik van gehoorbeschermers. De verzekeringsarts acht eiseres verder beperkt voor overwerken, voor onregelmatigheidsdiensten en voor het werken in de nacht. Een verdergaande urenbeperking acht de verzekeringsarts niet aangewezen. De verzekeringsarts heeft in de FML beperkingen opgenomen voor de onderdelen ‘persoonlijk functioneren’, ‘sociaal functioneren’, ‘fysieke omgevingseisen’ en ‘werktijden’.
4.5
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 14 oktober 2024 overtuigend gemotiveerd waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres deels in stand kan blijven, maar ook waarom er om energetische en preventieve redenen alsook vanwege de aard van de lichamelijke en psychische klachten wel aanleiding bestaat om de FML aan te vullen op de onderdelen ‘persoonlijk functioneren’, ‘sociaal functioneren’ en ‘werktijden’. Zo heeft eiseres last van blaasproblemen waardoor zij ’s nachts vaak uit bed moet. Dat blijkt ook uit het dagverhaal van eiseres. Vanwege de blaasklachten, in combinatie met de overige klachten die leiden tot verstoring van de slaap, dat weer leid tot vermoeidheidsklachten, is een urenbeperking aangewezen van 4 uur per dag, 20 uur per week.
4.6
De rechtbank acht de rapporten van de verzekeringsartsen overtuigend en heeft geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan hun conclusies. Met de klachten van eiseres is rekening gehouden door beperkingen aan te nemen op een wijze, waarvan de rechtbank niet is gebleken dat die onjuist is. Dat eiseres zwaardere beperkingen ervaart, betekent niet zonder meer dat ook meer beperkingen moeten worden aangenomen. Van belang is namelijk niet alleen wat eiseres ervaart, maar wat objectief medisch als gevolg van ziekte of gebrek aan beperkingen is vast te stellen. Het is bovendien de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om uit de beschikbare medische informatie objectiveerbare beperkingen vast te stellen voor het verrichten van arbeid. Uit de medische informatie die in het dossier zit blijkt de rechtbank niet van aanwijzingen dat de verzekeringsartsen een onjuist beeld hadden van de medische situatie van eiseres of een verkeerde inschatting hebben gemaakt van de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding. De stelling van eiseres in beroep dat zij meer beperkt is en dat een verdergaande urenbeperking aangenomen moet worden, heeft zij niet onderbouwd met (nieuwe) medische informatie. Dit alles betekent dat de rechtbank vindt dat het UWV mocht uitgaan van de juistheid van de medische rapporten en de daarbij behorende FML.
4.7
Uitgaande van de juistheid van de FML is het aannemelijk dat eiseres in staat is om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies van archiefmedewerker (SBC-code 553020), schadecorrespondent (SBC-code 516080) en medewerker postbezorging (intern) (SBC-code 315140) te vervullen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft gekeken of de beperkingen die in de FML zijn opgenomen voor eiseres een belemmering zijn om deze functies uit te oefenen. Dat is niet het geval. In de aangevoerde beroepsgronden heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden om de geselecteerde functies in medisch opzicht ongeschikt te achten voor eiseres.
4.8
Uitgaande van de verdiensten in de geselecteerde functies, afgezet tegen het maatmanloon van eiseres, heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 63,84%. Tegen die berekening zijn geen beroepsgronden gericht.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van A. van den Ham, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.