ECLI:NL:RBOVE:2025:2417

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
ak_24_4069
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van het UWV behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 oktober 2024, waarin hem werd meegedeeld dat hij geen uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) zou ontvangen. Het UWV handhaafde dit besluit in een bestreden besluit van 19 november 2024. De rechtbank heeft het beroep op 26 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van het UWV aanwezig was, maar eiser zelf niet.

De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser het verschuldigde griffierecht van € 51,- niet heeft betaald. De griffier had eiser herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht te voldoen binnen gestelde termijnen. Ondanks meerdere aanmaningen, waaronder aangetekende brieven, heeft eiser nagelaten het griffierecht te betalen. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldigbare reden is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, aangezien eiser geen enkele verklaring heeft gegeven voor zijn verzuim.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van het beroep niet plaatsvindt en het bestreden besluit van het UWV in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, en is openbaar uitgesproken. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/4069

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV,
gemachtigde: mr. P. Spoelstra.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het UWV van 19 november 2024.
1.2
In het besluit van 22 oktober 2024 heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat hij geen uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) krijgt. Met het bestreden besluit van 19 november 2024 op het bezwaar van eiser is het UWV bij dat besluit gebleven.
1.3
De rechtbank heeft beroep op 26 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het UWV deelgenomen. Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser het griffierecht niet heeft betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
2.2
Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht. In een zaak als deze is het griffierecht € 51,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft eiser het griffierecht tijdig betaald?
2.3
De griffier heeft eiser bij brief van 29 november 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 28 december 2024 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit de track & trace gegevens van PostNL is gebleken dat de brief op 31 december 2024 niet bezorgd kon worden op het adres [adres]. De brief is vervolgens bij een PostNL-punt bezorgd. De brief is niet afgehaald. De herinnering is op 16 januari 2025 nogmaals naar dit adres gestuurd, nu per gewone post. Eiser is verzocht het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van deze brief. Vervolgens is eiser bij aangetekend verzonden brief van 30 januari 2025 in de gelegenheid gesteld het griffierecht binnen één week na dagtekening van deze brief te betalen. Op 31 januari 2025 is getekend voor de ontvangst van deze brief.
2.4
Eiser heeft het griffierecht niet betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
2.5
Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Conclusie en gevolgen
3. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van A. van den Ham, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.