In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. [Eiser] vorderde ontruiming van een bedrijfsruimte en betaling van huurachterstand, alsook contractuele boetes. De vordering was gebaseerd op een huurachterstand tot en met 28 februari 2025, waarbij [gedaagde] niet verschenen was in de procedure. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding correct was en dat de vordering voldoende spoedeisend was. De rechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst waarschijnlijk ontbonden zal worden in een bodemprocedure, gezien de huurachterstand en de tekortkoming van [gedaagde]. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met een termijn van zes weken na betekening van het vonnis. De kantonrechter heeft ook de proceskosten van [eiser] toegewezen, die in totaal € 1.080,45 bedragen. De contractuele boete van € 300,00 per maand is afgewezen, omdat deze nog niet opeisbaar was. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.