ECLI:NL:RBOVE:2025:2501

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
ak_23_1915
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake samenstelling bezwaarschriftencommissie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 11 september 2023, waarbij het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst IJsselland het bezwaar van eiser tegen een brief van 5 mei 2023 niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2024 ter zitting behandeld, waarbij eiser mr. V.P.K. van Rosmalen heeft gewraakt. De wrakingskamer verklaarde het verzoek ongegrond op 5 december 2024. De rechtbank heeft het beroep opnieuw behandeld op 14 maart 2025, met deelname van eiser en de gemachtigden van het dagelijks bestuur, mr. M.J. Tunissen en mr. F. Awad.

De rechtbank oordeelt dat de brief van 5 mei 2023, waarin uitleg werd gegeven over de samenstelling van de hoorcommissie, niet gericht is op rechtsgevolg en dus geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze brief, maar de rechtbank concludeert dat het dagelijks bestuur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank legt uit dat de brief slechts een informerend karakter heeft en geen wijziging van rechten of plichten van eiser met zich meebrengt. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1915
uitspraak van de enkelvoudige kamer van de rechtbank Overijssel in de zaak tussen

mr. [eiser], uit [woonplaats], eiser,

en

het dagelijks bestuur Omgevingsdienst IJsselland

(gemachtigde: mr. M.J. Tunissen en mr. F. Awad).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 11 september 2023 op het bezwaar van eiser tegen een brief van het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst IJsselland (hierna: het dagelijks bestuur) van 5 mei 2023.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2024 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting heeft eiser mr. V.P.K. van Rosmalen gewraakt.
1.3.
Bij beslissing van 5 december 2024 heeft de wrakingskamer van de rechtbank het wrakingsverzoek ongegrond verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft vervolgens het beroep op 14 maart 2025 opnieuw ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser mr. [eiser] en namens het dagelijks bestuur mr. M.J. Tunissen en mr. F. Awad.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vraag of het dagelijks bestuur het bezwaar van eiser
terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De feiten
4.1.
Op 30 november 2022 heeft eiser een verzoek om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid (Woo) ingediend bij het dagelijks bestuur. Dit verzoek had betrekking op WhatsApp-berichten die circuleerden binnen de WhatsApp-groep van de werkgroep Flex Office van de Omgevingsdienst. Bij besluit van 28 december 2022 heeft het dagelijks bestuur besloten om een deel van de gevraagde informatie te verstrekken en om het verzoek voor het overige af te wijzen. Eiser heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
4.2.
In het kader van de behandeling van eisers bezwaar is besloten om op 11 mei 2023 een hoorzitting te houden. Hierover is op 28 april 2023 een brief gestuurd aan eiser waarin ook is vermeld wie deel uitmaken van de commissie die eiser zal horen. Bij e-mail van eisers advocaat van 3 mei 2023 is aangegeven dat eiser niet kan instemmen met de samenstelling van de hoorcommissie en dat de commissie in de beoogde samenstelling gewraakt zal worden. Bij brief van 5 mei 2023 heeft het dagelijks bestuur uitleg gegeven over de samenstelling en de werkwijze van de hoorcommissie. Ook is in deze brief aangegeven dat de leden van de hoorcommissie niet gewraakt kunnen worden.
4.3.
Eiser heeft vervolgens op 10 mei 2023 bezwaar gemaakt tegen de brief van 5 mei 2023. Eiser geeft in dit bezwaarschrift aan dat hij de brief van 5 mei 2023 beschouwt als een besluit in de zin van de Awb.
4.4.
Bij besluit van 11 september 2023 heeft het dagelijks bestuur eisers bezwaar tegen de brief van 5 mei 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
Inhoudelijke beoordeling
5.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:1, lid 1, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 8:1 van de Awb, kan een belanghebbende bezwaar maken tegen een besluit. Onder een besluit wordt op grond van het bepaalde in artikel 1:3, lid 1, van de Awb verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de brief van 5 mei 2023 niet gericht is op rechtsgevolg. Eisers rechten en plichten worden door deze brief immers niet gewijzigd. De brief heeft slechts een informerend karakter. Het enkele feit dat eiser het niet eens is met de beoogde samenstelling van de hoorcommissie brengt niet mee dat sprake is van rechtsgevolg in de zin van de Awb. De brief van 5 mei 2023 is dan ook geen besluit in de zin van de Awb. Omdat geen sprake was van een besluit in de zin van de Awb, kon eiser tegen deze brief geen bezwaar maken.
5.3.
Het dagelijks bestuur heeft eisers bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
5.4.
Wat eiser heeft aangevoerd over de mogelijkheid om leden van een hoorcommissie te kunnen wraken kan, gelet op wat hiervoor is overwogen, onbesproken blijven. Voor het stellen van prejudiciële vragen, zoals door eiser verzocht, bestaat evenmin aanleiding.
5.5.
Het beroep is gelet op wat hiervoor is overwogen ongegrond.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de niet-ontvankelijkverklaring van eisers bezwaar in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.P.K. van Rosmalen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. van der Weij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op .
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.