In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV beoordeeld. Het UWV heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 8 juni 2023 vastgesteld op 64,88%, wat gevolgen heeft voor zijn WIA-uitkering. Eiser was het niet eens met deze vaststelling en heeft bezwaar gemaakt tegen eerdere besluiten van het UWV, die zijn arbeidsongeschiktheid aanvankelijk op 45,76% en later op 46,84% hadden vastgesteld. De rechtbank behandelt het beroep en de argumenten van eiser, die stelt dat het UWV zijn beperkingen onvoldoende heeft meegewogen, met name zijn psychische klachten en pijnklachten. Eiser heeft rapporten overgelegd van medisch adviseurs die zijn standpunt ondersteunen.
De rechtbank concludeert dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid op een juiste manier heeft vastgesteld en dat de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende onderbouwing bieden voor de genomen besluiten. De rechtbank verklaart het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond. Tevens wordt het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, die in verband met de behandeling van het beroep zijn gemaakt. De totale proceskostenvergoeding wordt vastgesteld op € 4.805,12, inclusief de kosten voor de rapporten van de medisch adviseurs.