ECLI:NL:RBOVE:2025:2512

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
11587346 \ CV EXPL 25-799
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende ontruiming winkelpand wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 23 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding. De eiser, een verhuurder, heeft de gedaagde, een huurder van een winkelpand in Steenwijk, bij verstek veroordeeld om het pand te ontruimen vanwege een aanzienlijke huurachterstand. De procedure begon met een dagvaarding op 14 april 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 april 2025, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl de gedaagde niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde op de juiste wijze was opgeroepen en dat de wettelijke vereisten zijn nageleefd, waardoor verstek werd verleend.

De eiser vorderde ontruiming van het gehuurde pand en betaling van een huurachterstand van € 6.000,00, alsook de maandelijkse huurprijs van € 1.000,00 vanaf 1 mei 2025 tot de ontruiming, en buitengerechtelijke incassokosten van € 635,35. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, gezien de hoge huurachterstand die steeds verder opliep. Aangezien de gedaagde niet verschenen was en de vordering niet had weersproken, werd de vordering van de eiser toegewezen. De kantonrechter heeft de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die in totaal € 1.079,47 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11587346 \ CV EXPL 25-799
Vonnis in kort geding van 23 april 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [bedrijf],
wonende in [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 april 2025;
- de mondelinge behandeling van 22 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [eiser] is verschenen, vergezeld door de gemachtigde. [gedaagde] is niet verschenen.
1.2.
Tijdens de zitting is bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.De beoordeling

Verstek
2.1.
[gedaagde], is hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De voorzieningenrechter stelt vast dat bij het betekenen van de dagvaarding de wettelijke vereisten zijn nageleefd en dat de voorgeschreven termijnen en overige formaliteiten in acht zijn genomen. De voorzieningenrechter zal daarom verstek verlenen tegen [gedaagde].
Vordering2.2. [gedaagde] huurt van [eiser] een winkelpand aan de [adres] (hierna ook wel het gehuurde te noemen). [gedaagde] heeft een forse huurachterstand laten ontstaan. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [gedaagde] veroordeeld om het gehuurde te ontruimen. [eiser] vordert daarnaast – na vermindering van eis ter zitting – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 6.000,00 aan huurachterstand (tot en met april 2025), de maandelijkse huurprijs van € 1.000,00 vanaf 1 mei 2025 tot de ontruiming, een bedrag van € 635,35 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Hierop strekt in mindering een door [gedaagde] op 28 januari 2025 gedane betaling van € 330,00.
2.3.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. [eiser] vordert daarom in dit kort geding, vooruitlopend op een ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure, ontruiming van het gehuurde.
Spoedeisend belang
2.4.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is, alleen al omdat het gaat om een aanzienlijk hoge huurachterstand die steeds verder oploopt, zodat van [eiser] niet kan worden gevraagd om de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten.
Oordeel
2.5.
[gedaagde] is niet verschenen en zij heeft de vordering van [eiser] niet weersproken. De vordering komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vordering tot ontruiming van het gehuurde wordt daarom toegewezen.
2.6.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Daarom zal een bedrag van € 635,25 worden toegewezen. Op grond van artikel 6:44 lid 1 BW strekt de betaling van [gedaagde] van € 330,00 (eerst) in mindering op de incassokosten, zodat een bedrag van (€ 635,25 minus € 330,00 =) € 305,25 toewijsbaar is.
2.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
144,47
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.079,47

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan de [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiser] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiser],
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan [eiser]:
a. a) € 6.000,00 aan achterstallige huur tot en met 30 april 2025,
b) € 1.000,00 per maand vanaf 1 mei 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden, eventueel te vermeerderen met huurverhoging,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 305,25 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.079,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025. (dg)