ECLI:NL:RBOVE:2025:2579

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
AK_24_2233
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar tegen handhavingsverzoek inzake strijdig gebruik van agrarische gronden

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd op 24 april 2025, wordt het beroep van eisers tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaar tegen een handhavingsverzoek behandeld. Eisers, bestaande uit [eiseres] B.V., [eiser 1] en [eiser 2], hebben bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe. Het college heeft het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij volgens het college geen belanghebbenden zijn bij het handhavingsverzoek. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft gesteld dat eisers geen rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervinden van het gestelde strijdig gebruik van gronden door belanghebbende. De rechtbank legt uit dat eisers geen belanghebbenden zijn, omdat de gevolgen van het gebruik van de gronden voor hun woon- of bedrijfssituatie dermate gering zijn dat er geen persoonlijk belang bij het besluit bestaat. De rechtbank wijst erop dat de vrees voor eventuele klachten van belanghebbende over overlast niet kan worden gezien als een rechtstreeks feitelijk gevolg. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de niet-ontvankelijkheidsverklaring van het bezwaar in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2233

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] B.V., [eiser 1] en [eiser 2], eisers

(gemachtigde: mr. T.D. Rijs),
en

het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe

(gemachtigden: mr. M.J.J. de Winter en A.B. Karolak).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde belanghebbende] uit [woonplaats] (belanghebbende).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit van het college om het bezwaar van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek niet-ontvankelijk te verklaren. Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college terecht heeft gesteld dat eisers geen belanghebbende zijn bij hun verzoek om handhaving.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college terecht heeft gesteld dat eisers geen belanghebbenden zijn bij hun verzoek om handhaving en dat het college het bezwaar van eisers daarom terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eisers krijgen dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eisers hebben op 11 april 2023 een verzoek om handhaving ingediend bij het college. Dit handhavingsverzoek ziet op strijdig gebruik van agrarische gronden en op illegale bebouwing door belanghebbende op zijn perceel.
2.1.
Het college heeft dit verzoek met het besluit van 2 mei 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 februari 2024 heeft het college het bezwaar van eisers hiertegen nietontvankelijk verklaard.
2.2.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2025 op zitting behandeld. De gemachtigde van eisers is namens eisers verschenen en heeft aangegeven dat de heer [eiser 2] is overleden. Verder zijn de gemachtigden van het college en belanghebbende verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. [eiseres] B.V. is gevestigd aan de [adres 1]. [eiser 1] woont op het terrein van de B.V. Daarnaast bezit [eiser 1] het terrein rondom de recreatieplas het [locatie]. Vanaf het perceel van de B.V. naar het [locatie] loopt een openbaar voetpad. Dat voetpad loopt langs het perceel van belanghebbende (met bosschages ertussen). Belanghebbende woont aan de [adres 2]. Op de ene helft van het perceel van belanghebbende staat een woonhuis en een bijgebouw. De andere helft van het perceel - de helft die grenst aan het voetpad - bestaat voornamelijk uit gras met aan de randen bosschages. Voor de bosschages grenzend aan het voetpad liggen de zonnepanelen van belanghebbende. De percelen van eisers - zowel van de B.V. als van [eiser 1] - en belanghebbende zijn geen aangrenzende percelen. Partijen hebben dat op zitting bevestigd.
4. Eisers hebben op zitting ook bevestigd dat het handhavingsverzoek alleen nog ziet op het gestelde strijdig gebruik van gronden door belanghebbende. Het gaat om het gebruik van het deel van het perceel (aan de zijde van het voetpad), waar de bestemming agrarisch op rust, als tuin door belanghebbende.
5. Eisers voeren aan dat hun bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Zij menen dat zij een rechtstreeks betrokken belang hebben bij de behandeling van hun bezwaar tegen het besluit van 2 mei 2023. Van belang is dat het voetpad vanaf het perceel van de B.V. naar het [locatie] veel gebruikt wordt door de recreanten van de B.V. Omdat dit enige overlast kan geven, hebben eisers er belang bij dat de afstand tussen woonfuncties en de ontsluitingsroute (het voetpad) zo groot mogelijk is en blijft. Volgens eisers is verder van belang dat sprake is van bedrijfsactiviteiten. Daarom hebben zij een onderscheidende positie ten opzichte van willekeurige derden.
5.1.
Uit artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
5.2.
Uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat het uitgangspunt - bij niet aangrenzende percelen - is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit waarop het verzoek om handhaving betrekking heeft, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het betrokken besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. [1]
5.3.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college terecht heeft gesteld dat eisers geen belanghebbenden zijn bij het besluit op hun verzoek om handhaving, dus dat eisers geen rechtstreeks feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervinden van het gestelde strijdig gebruik.
5.4.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers toegelicht dat het belang voor eisers zit in de vrees voor eventuele klachten door het gebruik van het voetpad. Dit voetpad wordt door de recreanten van eisers intensief gebruikt om van het terrein van de B.V. naar het [locatie] te lopen, en andersom. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eisers bevestigd dat dit voor eisers het enige feitelijke gevolg is van het gestelde strijdig gebruik van gronden door belanghebbende.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat het college terecht heeft gesteld dat eisers geen rechtstreeks feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervinden van het gestelde strijdig gebruik van gronden en dus geen belanghebbenden zijn. De vrees voor eventuele klachten van belanghebbende over overlast door eisers kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezien als een rechtstreeks feitelijk gevolg. Dat eisers bedrijfsactiviteiten uitoefenen, maakt dit niet anders. Het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten leidt op zichzelf immers nog niet tot de conclusie dat sprake is van rechtstreeks feitelijke gevolgen.
5.6.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college het bezwaar van eisers terecht nietontvankelijk heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de niet-ontvankelijkheidsverklaring van het bezwaar van eisers in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Lok, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier, uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2475.