6.5.Aan een invorderingsbesluit moet een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag liggen.Daarom moet de vaststelling of waarneming van feiten en omstandigheden die leiden tot de verbeurte van een dwangsom worden gedaan door een ter zake deskundige medewerker van het bevoegd gezag, door een ter zake deskundige persoon in opdracht van het bevoegd gezag of door een ter zake deskundige persoon wiens bevindingen het bevoegd gezag voor zijn rekening heeft genomen. De vastgestelde of waargenomen feiten en omstandigheden moeten op een duidelijke wijze worden vastgelegd. Dat kan in een schriftelijk rapport, maar in bepaalde gevallen ook met foto’s of ander bewijsmateriaal. Duidelijk moet zijn waar, wanneer en door wie de feiten en omstandigheden zijn vastgesteld of waargenomen en welke werkwijze daarbij is gebruikt. Voor zover de vastgestelde feiten en omstandigheden in een stuk zijn vastgelegd, moet een inzichtelijke beschrijving worden gegeven van wat is vastgesteld of waargenomen.
De beoordeling van de beroepsgronden
Kan eiseres nog opkomen tegen de last onder dwangsom?
7. Eiseres heeft in deze beroepsprocedure naar voren gebracht dat zij geen dwangsommen heeft verbeurd omdat de last onder dwangsom haar niet heeft bereikt. Het besluit met de last onder dwangsom is volgens haar niet op de voorgeschreven wijze aan haar bekendgemaakt.
8. Een belanghebbende kan in een procedure tegen een invorderingsbesluit in beginsel niet met succes gronden naar voren brengen die hij tegen de last onder dwangsom naar voren had kunnen brengen. Dat maakt dat eiseres in principe niet meer kan opkomen tegen de last onder dwangsom. Eiseres is daarbij ook separaat opgekomen tegen de last onder dwangsom. In de uitspraak van deze rechtbank van heden is een oordeel gegeven over de bekendmaking van de last onder dwangsom van 23 december 2022. De last onder dwangsom is op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt en het daartegen ingediende bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verwijst voor de motivering van dat oordeel naar de uitspraak van deze rechtbank van heden met het nummer AWB 24/2680. Eiseres kan gelet op dat oordeel in deze procedure dus niet meer opkomen tegen de last onder dwangsom.
Is de beslissing op bezwaar gebrekkig op grond van artikel 3:2 van de Awb?
9. Eiseres is van mening dat de beslissing op bezwaar van 11 april 2024 gebrekkig is omdat daarin niet is ingegaan op de bezwaargrond die gaat over geluid(soverlast) van andere bronnen dan Eventique B.V. Er is volgens eiseres strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel uit artikel 3:2 van de Awb omdat het college het geluid van andere bronnen dan Eventique B.V. niet kenbaar heeft betrokken bij de beslissing op bezwaar. Eiseres stelt dat Funzone, de gymzaal waarin de Italiaanse migrantenvereniging en de Assyrisch-Mesopotamische gemeenschap feesten houden en de ruimte achter een bandenbedrijf waar illegale feesten plaatsvinden, ook bronnen kunnen zijn die de waargenomen geluidsoverlast hebben veroorzaakt.
10. De rechtbank heeft vastgesteld dat al in het bezwaarschrift van 24 januari 2024 is gesteld dat de hiervoor onder 9 genoemde bronnen mogelijke veroorzakers van het waargenomen/gemeten geluid kunnen zijn. In de beslissing op bezwaar van 11 april 2024 is niet concreet ingegaan op deze stelling. In beroep heeft het college, onder verwijzing naar de adviesrapporten geluid, gesteld dat de muziek van Eventique Party B.V. duidelijk herkenbaar was en dat bij de metingen met diverse omstandigheden rekening is gehouden, waaronder geluid afkomstig van andere bronnen. Ter zitting heeft de heer [naam] , toezichthouder bij de Omgevingsdienst Twente die de metingen heeft verricht namens het college, een aanvullende toelichting gegeven en daarmee gemotiveerd onderbouwd dat het geconstateerde geluid aantoonbaar enkel van eiseres afkomstig was. De rechtbank is van oordeel dat met deze nadere onderbouwing in voldoende mate aannemelijk is geworden dat uit de geluidmetingen is gebleken dat het waargenomen geluid afkomstig is van eiseres. Zie daarvoor ook hierna de rechtsoverwegingen 14.3 en 14.4.