ECLI:NL:RBOVE:2025:2611

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
08.348029.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en poging tot verduistering van dj-apparatuur door verdachte in samenwerking met anderen

De rechtbank Overijssel heeft op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering en poging tot verduistering van dj-apparatuur. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en moet zich melden bij de reclassering. De zaak betreft meerdere feiten van verduistering, waarbij de verdachte samen met anderen op verschillende momenten dj-sets heeft gehuurd met de intentie deze niet terug te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, onder valse voorwendselen, contact heeft gelegd met slachtoffers en hen heeft bewogen tot de afgifte van dure dj-apparatuur. De verdachte heeft tijdens de zittingen bekend dat hij in opdracht van anderen handelde en dat hij wist dat de apparatuur niet zou worden teruggebracht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de poging tot verduistering en de medepleging van verduistering bewezen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn kwetsbaarheid en financiële problemen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen aan benadeelde partijen toegewezen, die voortvloeien uit de verduisteringen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.348029.24 (P)
Datum vonnis: 22 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1955 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu verblijvende in de PI [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 maart 2025 en 8 april 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. H.S.K. Jap A Joe, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat door of namens de benadeelde partijen [benadeelde 1] ( [bedrijf 1] ), [benadeelde 2] ( [bedrijf 2] BV) en [benadeelde 3] ( [bedrijf 3] BV) naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijzigingen van de tenlastelegging als bedoeld in de artikelen 314a en 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), beide van 25 maart 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een of meer anderen heeft geprobeerd om twee keer door oplichting of verduistering dj-sets te bemachtigen;
feit 2:samen met een of meer anderen, door oplichting of verduistering, zich twee keer een of meer dj-sets heeft toegeëigend;
feiten 3, 4 en 5:samen met een of meer anderen vijf keer door verduistering een of meer dj-sets heeft verduisterd.
Er zijn vier feiten (verduistering) ad informandum gevoegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
(Aangifte 1)
hij op of omstreeks 22oktober 2024 tot en met 29 oktober 2024 te Wierden, althans
in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
[naam 1] en/of [bedrijf 4] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het
verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van
een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
een dj set ( merk Pioneer, CDJ 3000 en/of MDJ A-9)(ter waarde van € 8300)
- op 22 oktober 2024 telefonisch contact heeft gelegd met slachtoffer onder de
naam van [naam 2] over verhuur van een dj set en/of
- op 23 oktober 2024 een e-mail heeft gestuurd van [e-mailadres 1] met
aanvullende informatie van [naam 2] en/of
- 23 oktober 2024 telefonisch contact heeft gelegd voor een offerte en/of
- 28 oktober 2024 via de mail de offerte bevestigd en heeft aangegeven de dj set om
29 oktober 2024 te komen halen en/of
- 29 oktober 2024 heeft gebeld en aangegeven dat zijn collega [verdachte] de dj-set
komt ophalen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 oktober 2024 tot en
met 29 oktober 2024 te Wierden , althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een dj set ( merk Pioneer, CDJ3000 en/of MDJ A-9)(ter waarde van € 8300) in elk
geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of [bedrijf 4] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich
hadden, te weten door middel van een huurovereenkomst wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend
- op 22 oktober 2024 telefonisch contact heeft gelegd met slachtoffer onder de naam
van [naam 2] over verhuur van een dj set en/of
- op 23 oktober 2024 een e-mail heeft gestuurd van [e-mailadres 1] met
aanvullende informatie van [naam 2] en/of
- 23 oktober 2024 telefonisch contact heeft gelegd voor een offerte en/of
- 28 oktober 2024 via de mail de offerte bevestigd en heeft aangegeven de dj set om
29 oktober 2024 te komen halen en/of
- 29 oktober 2024 heeft gebeld en aangegeven dat zijn collega [verdachte] de dj-set
komt ophalen
terwijl de uitvoering van het feit niet is voltooid;
2
(Aangiften 3 en 5)
hij op of omstreeks 4 oktober 2024 tot en met 17 oktober 2024 in na te noemen
plaatsen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter
beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schulden/of het teniet doen
van een inschuld, te weten na te noemen, te weten;
- in of omstreeks de periode van 10 oktober 2024 tot en met 17 oktober 2024
[naam 3] en/of [bedrijf 5] , gevestigd te [vestigingsplaats 1] , heeft
bewogen tot de afgifte van een DJ set (merk Pioneer, CDJ2000 Nexus 2)
(vervangingswaarde € 5000) en/of
- in of omstreeks de periode van 4 oktober 2024 tot en met 10 oktober 2024 J.
[benadeelde 1] en/of [bedrijf 1] gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
heeft bewogen tot de afgifte van een DJ set (merk Pioneer, CDJ2000 Nexus 2)
(vervangingswaarde € 8000)
door zich voor te doen, althans bekend te maken, als een persoon handelend onder
de naam [naam 2] met als mailadres [e-mailadres 2]
en/of
via het mailadres [e-mailadres 1] overeen gekomen is dat er DJ set
gehuurd zou worden en/of
via een online huurovereenkomst bij aangever [bedrijf 1] de huurovereenkomst is
overeengekomen op naam van [naam 2] en de betaling op
naam van [verdachte] is gedaan en/of
via het mailadres [e-mailadres 1] mail aangeeft dat een ander persoon (de
heer [verdachte] ) de dj set komt ophalen
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks de periode van 4 oktober 2024 tot en met 17 oktober 2024 in na
te noemen plaatsen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen,
opzettelijk, in elk geval enig goed, hier na te noemen:
- in of omstreeks de periode van 10 oktober 2024 tot en met 17 oktober 2024 te
Deventer [naam 3] en/of [bedrijf 5] een DJ set (merk
Pioneer, CDJ2000 Nexus 2) (vervangingswaarde € 5000) en/of
- in of omstreeks de periode van 4 oktober 2024 tot en met 10 oktober 2024 te
[vestigingsplaats 2] , [benadeelde 1] en/of [bedrijf 1] een DJ set
(merk Pioneer, CDJ2000 Nexus 2) (vervangingswaarde 8000 eur0)
welk(e) goed(eren) in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededaders
en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf
onder zich hadden, te weten een huurovereenkomst,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3
(Aangifte 6)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 september 2023 tot
en met 24 september 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in
Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een dj set (merk Pioneer, XDJ-RX3) in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich
hadden, te weten door middel van een huurovereenkomst wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend
4
(Aangifte 7)
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2024 tot en met 28 oktober 2024 te
Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een DJ-set (merk Pioneer, DJM 900 Nexus en CDJ 2000 Nexus) (ter waarde van €
5000), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [bedrijf 3] BV,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich
hadden, te weten een huurovereenkomst,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
5
(Aangiften 2, 9 en 16)
hij in of omstreeks de periode van 15 september 2023 tot en met 8 augustus 2024
te na te noemen plaatsen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk, in elk geval enig goed, hier na te noemen:
- in of omstreeks de periode van 2 augustus 2024 tot en met 8 augustus 2024 te
Zierikzee [naam 4] en/of [bedrijf 6] een DJ set (merk Pioneer, CDJ
3000 en/of DJM900 MXS2) (ter waarde van ongeveer € 7500) en/of
- in of omstreeks de periode van 21 september 2024 tot en met 23 september te
Heerlen [naam 5] en/of een DJ set (merk Pioneer, Xdj-Xzt) (ter waarde van
ongeveer 2500 euro) en/of
- in of omstreeks de periode van 15 september 2023 tot en met 18 september 2023 te
Breda [naam 6] en/of [bedrijf 7] een DJ set (merk Pioneer, XDJXZ)(ter
waarde van ongeveer 2656 euro)
welk(e) goed(eren) in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededaders
en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf
onder zich hadden, te weten een huurovereenkomst,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De volgende feiten worden ad informandum gevoegd:
6.
Aangifte 10
Verduistering in vereniging in de periode van 18 april 2024 tot en met 22 april 2024
te Bemmel, gemeente Lingewaard met slachtoffer [benadeelde 2] en/of [bedrijf 2]
7.
Aangifte 11
Verduistering in vereniging in de periode van 30 september 2023 tot en met 5
oktober 2023 te Nijmegen met slachtoffer [slachtoffer 2] en/of [bedrijf 8]
8.
Aangifte 12
Verduistering in vereniging in de periode van 4 juli 2024 tot en met 5 juli 2024 te Oss
met slachtoffer [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 9]
9.
Aangifte 14
Verduistering in vereniging in de periode van 8 februari 2024 tot en met 15 februari
2024 te Born met slachtoffer [slachtoffer 4] en/of [bedrijf 10] B.V.

3.De bewijsmotivering

3.1
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij in opdracht van anderen vele malen dj-sets heeft gehuurd die hij vervolgens aan anderen afgaf. Hij wist dat de apparatuur niet zou worden teruggebracht. Hij bekent betrokkenheid bij alle feiten met uitzondering van feit 3.
3.2
De feiten 1 primair en 2 primair
Zoals de officier van justitie heeft gerekwireerd en de raadsvrouw heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het onder feit 1 primair en het onder feit 2 primair ten laste gelegde (oplichting) moet worden vrijgesproken.
3.3
Feit 1 subsidiair
3.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde onder feit 1 subsidiair wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft desgevraagd enkel een offerte ondertekend en een bedrag van € 314,60 betaald. Een offerte is iets anders dan een huurovereenkomst, zoals aan verdachte is ten laste gelegd. Daar komt bij dat de aangever de apparatuur niet heeft meegegeven, omdat hij dacht dat hij te maken had met een huurder, maar omdat aangever wist dat verdachte door de undercoveractie van [naam 7] zou worden overgeleverd aan de politie. Dat levert geen verduistering op.
3.3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.3.1 De redengevende feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft op 29 oktober 2024, in samenwerking met een of meer anderen, een uit twee onderdelen bestaande dj-set bij [naam 1] gehuurd. Dit is telefonisch overeengekomen. Bij het ophalen is een offerte voor akkoord ondertekend en is het huurbedrag voldaan. Verdachte had niet de intentie deze set terug te brengen. De set is door [naam 1] naar de voor verdachte gereed staande taxi gereden. Op dat moment greep de door [naam 1] ingeschakelde journalist [naam 7] in en heeft verdachte niet met de set kunnen vertrekken.
3.3.3.2 De overwegingen en conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vastgestelde feiten en omstandigheden de bewezenverklaring van de poging tot verduistering kunnen dragen. Anders dan de verdediging aan het vrijspraakverweer ten grondslag heeft gelegd is het voltooide delict niet ten laste gelegd.
De rechtbank acht het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De feiten 2 subsidiair, 4 en 5
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder feit 2 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
3.5
Feit 3
3.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent dat hij dit feit heeft gepleegd. Het dossier en de behandeling ter terechtzitting leveren onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op voor de betrokkenheid van verdachte bij dit feit.
3.5.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte ontkent dat hij dit feit heeft gepleegd. Op basis van de inhoud van het dossier stelt de rechtbank vast dat een dj-set is gehuurd op naam van verdachte, via een online platform en vanaf het IP-adres van medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft de huurprijs betaald. [medeverdachte] bekent dit en verklaart, naar het oordeel van de rechtbank met onvoldoende zekerheid, dat verdachte daarbij ‘volgens hem’ betrokken was. Het enkele feit dat verdachtes naam en overige gegevens bij de huur zijn opgegeven, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om betrokkenheid van verdachte vast te stellen. Nu verder wettig bewijs ontbreek zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1 subsidiair, 2 subsidiair, 4 en 5 heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
subsidiair
hij in de periode van 22 oktober 2024 tot en met 29 oktober 2024 in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een dj-set (merk Pioneer, CDJ3000 en MDJ A-9) geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of [bedrijf 4] en welke goederen verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten door middel van een huurovereenkomst, wederrechtelijk zich toe te eigenen door
- op 22 oktober 2024 telefonisch contact heeft gelegd met slachtoffer onder de naam
van [naam 2] over verhuur van een dj set en
- op 23 oktober 2024 een e-mail heeft gestuurd van [e-mailadres 1] met
aanvullende informatie van [naam 2] en
- 23 oktober 2024 telefonisch contact heeft gelegd voor een offerte en
- 28 oktober 2024 via de mail de offerte heeft bevestigd en heeft aangegeven de dj-set op
29 oktober 2024 te komen halen en
- 29 oktober 2024 heeft gebeld en heeft aangegeven dat zijn collega [verdachte] de dj-set komt ophalen,
terwijl de uitvoering van het feit niet is voltooid;
2.
subsidiair
hij in de periode van 4 oktober 2024 tot en met 17 oktober 2024 in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk enig goed:
- in de periode van 10 oktober 2024 tot en met 17 oktober 2024 te Deventer van [naam 3] en/of [bedrijf 5] een dj-set en
- in de periode van 4 oktober 2024 tot en met 10 oktober 2024 te [vestigingsplaats 2] , van [benadeelde 1] en/of [bedrijf 1] een dj-set (merk Pioneer, CDJ2000 Nexus 2),
welke goederen toebehoorden aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en welke goederen verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf, te weten een huurovereenkomst, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij in de periode van 22 oktober 2024 tot en met 28 oktober 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een dj-set (merk Pioneer, DJM 900 Nexus en CDJ 2000 Nexus) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [bedrijf 3] BV, en welke goederen verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf, te weten een huurovereenkomst, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
hij in de periode van 15 september 2023 tot en met 8 augustus 2024 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk, enige goederen, te weten:
- in de periode van 2 augustus 2024 tot en met 8 augustus 2024 te Zierikzee van
[naam 4] en/of [bedrijf 6] een dj-set (merk Pioneer, CDJ3000 en DJM 900 NXS2) en
- in de periode van 21 september 2023 tot en met 23 september 2023 te Heerlen van [naam 5] een dj-set (merk Pioneer, XDJ-XZ) en
- in de periode van 15 september 2023 tot en met 18 september 2023 te Breda van [naam 6] en/of [bedrijf 7] een dj-set (merk Pioneer, XDJ-XZ),
welke goederen toebehoorden aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededaders en welke goederen) verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf, te weten een huurovereenkomst, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47 en 321 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: poging tot het medeplegen van verduistering;
feit 2 subsidiair en feit 5
telkens het misdrijf: medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: medeplegen van verduistering.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij is op de voet van artikel 63 Sr rekening gehouden met twee recente veroordelingen (van 6 november 2024 en van 16 december 2024) en de daarbij opgelegde gevangenisstraffen. Voor het opleggen van bijzondere voorwaarden is geen aanleiding nu aan verdachte bij vonnis van 6 november 2024 bijzondere voorwaarden zijn opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat moet worden uitgegaan van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor fraudedelicten. Gelet op de hoogte van het benadelingsbedrag is een gevangenisstraf tussen de twee en vijf maanden passend, eventueel te verhogen vanwege recidive. De verdediging stelt een deels (voor de helft) voorwaardelijke gevangenisstraf voor, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals die op 6 november 2024 ook door de rechtbank Gelderland zijn opgelegd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
- Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een periode van ruim een jaar schuldig gemaakt aan zes ten laste gelegde verduisteringen, één poging daartoe, drie door hem bekende ad informandum gevoegde verduisteringen, al deze feiten met betrekking tot dj-apparatuur en toebehoren en verder één verduistering (ad informandum) van bouwmateriaal (dakrandbeveiliging). De ad informandum gevoegde feiten heeft verdachte bekend. De verduisterde goederen hebben een aanzienlijke waarde. Verdachte heeft niet alleen inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de verhuurders met aanzienlijke schade tot gevolg, maar hij heeft ook het vertrouwen geschonden dat zij tot die tijd meestal hadden in hun huurders. Verdachte heeft daar destijds niet bij stilgestaan. Hij was slechts bezig met het, naar zijn zeggen, in opdracht van anderen en ter aflossing van een beweerdelijke schuld aan zijn criminele opdrachtgevers, voor hen vergaren van kostbare apparatuur. Hij liet zich niets gelegen liggen aan het spoor van financiële schade dat hij achter zich liet en handelde slechts in zijn eigen belang en dat van zijn criminele opdrachtgevers. Ook nadat hij op 29 oktober 2024 betrapt werd bij wat uiteindelijk een poging tot verduistering opleverde, enige dagen vast kwam te zitten en vervolgens werd vrijgelaten, is hij aansluitend onmiddellijk doorgegaan met het plegen van verduisteringen.
- Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van de verdachte het volgende beeld gevormd, gebaseerd op zijn justitiële documentatie van 13 maart 2025, het over hem uitgebrachte reclasseringsrapport van 17 maart 2025 en de verklaringen die verdachte bij de politie en ter zitting heeft afgelegd.
Verdachte is na het verliezen van zijn baan in 2008 in een negatieve neerwaartse spiraal terecht gekomen en heeft geen hulp willen of kunnen zoeken. Hij kreeg financiële problemen doordat hij om onverklaarbare redenen geen uitkering aanvroeg toen hij er niet in slaagde (ander) betaald werd te vinden. Hij ontwikkelde depressieve gevoelens die mogelijk – een diagnose is nooit gesteld – tot een depressie hebben geleid. Het resulteerde erin dat hij dakloos raakte, in de daklozenopvang belandde en – naar zijn zeggen- daar criminele contacten opdeed die hem aan onderdak in België hielpen als oppasser bij een hennepkwekerij, waarna hij in België tot een inmiddels uitgezeten gevangenisstraf werd veroordeeld. Na zijn vrijlating zochten zijn criminele contacten hem op en bewogen hem – kennelijk zonder veel moeite – tot het plegen van de feiten waarvoor hij nu, en in november en december 2024 werd veroordeeld. Het ging in die zaken om soortgelijke feiten (verduistering en oplichting), in totaal ongeveer tien ten laste gelegde feiten waarbij het de rechtbank niet bekend is of ook daar per feit meer zaken ten laste waren gelegd. Niettemin: een fors aantal. Opvallend is dat verdachte, nu zeventig jaar oud, voordien niet eerder veroordeeld is, zoals zijn documentatie laat zien. De rechtbank houdt met de veroordelingen in november en december 2024 rekening zoals artikel 63 Sr voorschrijft. Verdachte is in de loop der jaren het contact met familie en vrienden verloren. Trots en schaamte weerhielden hem ervan (professionele) hulp in te schakelen. Verdachte was kwetsbaar en in deze gemoedstoestand ontvankelijk voor gebruik zo niet misbruik door mensen met criminele bedoelingen. Het delictgedrag lijkt sterk samen te hangen met het ontbreken van huisvesting en financiële middelen. De reclassering schat het risico op recidive als hoog in. Door het opleggen van bijzondere voorwaarden zou dit risico ingeperkt kunnen worden. De reclassering ziet geen noodzaak tot oplegging van die voorwaarden in deze zaak omdat de politierechter in de rechtbank Gelderland deze op 6 november 2024 al heeft opgelegd.
- Het oordeel van de rechtbank
Al deze feiten en omstandigheden en dan met name de ernst van de aanzienlijke hoeveelheid feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte echter aanleiding een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Enerzijds om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst aan het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten schuldig te maken. Anderzijds is het van belang dat verdachte door de verplichting om zich aan de op te leggen bijzondere voorwaarden te houden, hulp en begeleiding krijgt, die er aan kunnen bijdragen dat verdachte een stabiel en zelfstandig leven kan opbouwen zodat ook via die weg het risico van recidive verkleind zou kunnen worden. De rechtbank zal die voorwaarden opleggen, hoewel ze ook verbonden zijn aan het vonnis van de politierechter van 2024, omdat de voorwaardelijke gevangenisstraf van één week die door de politierechter is opgelegd niet zodanig substantieel is dat daarvan het afschrikwekkende effect uitgaat dat de rechtbank in deze zaak noodzakelijk oordeelt.
Alles afwegende is oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden toezicht van de reclassering in de beoogde toekomstige woonplaats van verdachte (Den Haag), ambulante hulpverlening en het meewerken aan schuldhulpverlening als bijzondere voorwaarden gekoppeld.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De volgende benadeelde partijen (in alfabetische volgorde) hebben zich gevoegd in dit strafproces.
Feit 5
[naam 6] – [bedrijf 7]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.862,26, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Pioneer XDJ-X2 dj controller € 2.474,45
- flightcase € 387,81
Ad informandum feit
[benadeelde 2] – [bedrijf 2] BVheeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 9.419,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Flightcase DJM-AG mixer € 242,--
- 2 x Flightcase DC-speler € 440,--
- 2 x Pioneer CDJ3000 speler € 3.850,--
- 1 x DJM-AG mixer € 2.174,43
- verhuur niet voldaan € 251,52
- annulatie verhuur geen materiaal € 258,75
- annulatie verhuur minder materiaal € 304,66
- klant moeten crediteren € 138,--
- derving 8 x niet kunnen verhuren € 1.760,--
Feit 4
[benadeelde 3] – [bedrijf 3] BVheeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 14.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- DJ-set € 4.000,--
- microfoon € 100,--
- switch € 25,--
- diversen bekabeling € 25,--
- flightcase € 500,--
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een totaalbedrag van € 9.850,-- gevorderd.
Feit 2
[naam 3] - [bedrijf 5]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.580,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Pioneer CDJ2000 Nexus 2 € 1.801,46
- Pioneer CDJ2000 Nexus 2 € 1.801,46
- Pioneer DJM900-Nexus 2 € 1.648,31
- Prodjuser CDJ15 MK 11 Flightcase € 329,75
Ad informandum feit
[slachtoffer 3] - [bedrijf 9]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.685,19, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Pioneer XDJ-RX3 € 1.540,89
- Flightcase € 144,30
Feit 5
[naam 4] - [bedrijf 6]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 3.630,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- 2 x Pioneer CDJ3000 flightcase € 561,44
- 1 x Pioneer DJM900 Flightcase € 179,08
- advocaatkosten € 389,95
- terugkopen apparatuur € 2.500,--
Feit 2
[benadeelde 1] - [bedrijf 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.907,41, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- DJ set Pioneer met toebehoren € 6.799,17
Ter vergoeding van proceskosten wordt een bedrag van € 108,24 aan reiskosten voor het bijwonen van de zitting gevorderd.
Ad informandum feit
[slachtoffer 2] – [bedrijf 8]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.403,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Pioneer XDJ-RX3 DJ controller € 1.799,10
- Odessey flightcase € 163,--
- daghuur Pioneer XDJ-RX3 € 100,--
Onder de noemer vergoeding van proceskosten wordt een bedrag van € 341,70 aan incassokosten gevorderd.
Ad informandum feit
[slachtoffer 4] – [bedrijf 10] BVheeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 23.831,87, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- achterstallige huur t/m 12-8-24 € 7.426,98
- marktwaarde dakrandbeveiliging € 10.425,54
- vervallen huur t/m 20-11-24 € 3.953,07
- honorarium inschakelen gemachtigde € 792,40
Ter vergoeding van proceskosten wordt een totaalbedrag van € 1.233,88 gevorderd.
Feit 5
[naam 8]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.925,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- Pioneer XDJ-XZ all in one controller € 2.400,--.
Ter vergoeding van proceskosten wordt een totaalbedrag van € 525,72 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft voorafgaand aan de zitting zijn standpunt schriftelijk aan de rechtbank en verdachte en diens raadsman kenbaar gemaakt. De rechtbank voegt hierna de letterlijke tekst in.
Naam benadeelde partij
[naam 6] ( [bedrijf 7] BV)
Betreft BV. Verzoek is onderbouwd met facturen. BP vordert incl. BTW. Nu BP ondernemer is slechts excl. BTW toekennen. Die bedragen excl. BTW staan duidelijk op de facturen (€ 2045,- + € 320,50 = € 2365,50). Goederen waren t.t.v. strafbaar feit net 1 jaar oud. Afschrijvingspercentage 10% p.j. Toekennen (€ 2365,50 x 0,9)
€ 2128,95met wettelijke rente en SVM
[benadeelde 2] ( [bedrijf 2] BV)
Betreft BV. Verzoek is onderbouwd met facturen. BP vordert excl. BTW. Die bedragen excl. BTW staan duidelijk op de facturen (€ 242,- + € 440,- + € 3850,- + € 2174,43 = € 6706,43). Misgelopen huur/opbrengsten/ vervanging e.d. komen niet voor vergoeding in aanmerking. Goederen waren t.t.v. strafbaar feit deels net 3 maanden oud, deels 2 jaar oud, daarom afschrijvingspercentage 5% p.j. Toekennen (€ 6706,43 x 0,952)
€ 6052,55met wettelijke rente en SVM
[benadeelde 3] ( [bedrijf 3] BV)
Betreft BV. Verzoek bevat geen oorspronkelijke facturen. BP vordert incl. BTW. Nu BP ondernemer is slechts excl. BTW toekennen. Niet betalen daghuur is civielrechtelijke wanprestatie, geen verduistering, dus afwijzen. Ouderdom goederen niet vast te stellen. Materiële schade schatten naar billijkheid
€ 3000,-met wettelijke rente en SVM. Immateriële schade is onvoldoende onderbouwd, dus geheel niet-ontvankelijk
[naam 3] ( [bedrijf 5] )
Betreft eenmanszaak. Verzoek is onderbouwd met facturen. BP vordert aanschafwaarde excl. BTW. Goederen waren t.t.v. strafbaar feit 5 jaar oud. Afschrijvingspercentage 10% p.j. Toekennen € 5580,98 x 0,95 =
€ 3295,51met wettelijke rente en SVM
[slachtoffer 3] ( [bedrijf 9] )
Betreft eenmanszaak. Verzoek is onderbouwd met facturen.
BP vordert aanschafwaarde excl. BTW. Goederen waren t.t.v. strafbaar nog geen jaar oud dus geen afschrijvingspercentage. Toekennen € 1685,19 met wettelijke rente en SVM.
[naam 4] ( [bedrijf 6] )
Betreft eenmanszaak. Verzoek is onderbouwd met facturen. BP vordert aanschafwaarde incl. BTW. Nu BP ondernemer is slechts excl. BTW toekennen. Die bedragen excl. BTW staan duidelijk op de facturen (aanschafwaarde apparatuur € 464,- + 148,- = € 612,- & advocaatkosten € 322,75). Vervangingsaanschaf komt niet voor vergoeding in aanmerking. Goederen waren t.t.v. strafbaar feit 2 jaar oud. Afschrijvingspercentage 10% p.j. Toekennen materiële schade € 612 x 0,92 =
€ 495,72en advocaatkosten
€ 322,75. Allebei met wettelijke rente en SVM
[benadeelde 1] ( [bedrijf 1] )
Betreft eenmanszaak. Verzoek bevat geen oorspronkelijke facturen. BP vordert – conform algemene voorwaarde huurovereenkomst – aanschafwaarde vervangingsapparatuur excl. BTW. Bepalingen huurovereenkomst hebben strafrechtelijk geen betekenis. Materiële schade schatten naar billijkheid
€ 3400,-met wettelijke rente en SVM + reiskosten
€ 108,24.
[slachtoffer 2] ( [bedrijf 8] )
Betreft eenmanszaak. Verzoek is onderbouwd met facturen. BP vordert incl. BTW. Nu BP ondernemer is slechts excl. BTW toekennen. Die bedragen excl. BTW staan duidelijk op de facturen (€ 1486,86 + € 134,71 = € 1621,57). Niet betalen daghuur € 100,- is civielrechtelijke wanprestatie, geen verduistering, dus afwijzen. Goederen waren t.t.v. strafbaar feit 1,5 jaar oud. Afschrijvingspercentage 10% p.j. Toekennen materiële schade (€ 1621,57 x 0,9) € 1459,41 + proceskosten (€ 341,70 – 21% BTW) € 282,40. Allebei met wettelijke rente en SVM.
[slachtoffer 4] ( [bedrijf 10] BV)
Betreft BV. Verzoek is onderbouwd met diverse (niet snel te doorgronden) processtukken, waaronder een veroordelend civielrechtelijk vonnis van dhr. [verdachte] dd. 6-11-2024. Om onevenredige belasting van het strafproces te voorkomen conformeert het OM zich aan dat vonnis (p. 65 vordering BP) m.u.v. de achterstallige huur en de verhoging per dag waarin de goederen niet zijn geretourneerd aangezien dat louter civielrechtelijke wanprestatie oplevert, geen verduistering. Toekennen materiële schade
€ 10425,54+ proceskosten
€ 1111,54. Allebei met wettelijke rente en SVM.
[naam 8]
Betreft eenmanszaak. Verzoek is onderbouwd met facturen. BP vordert incl. BTW. Nu BP ondernemer is slechts excl. BTW toekennen. Die bedragen excl. BTW staan duidelijk op de facturen. Goederen waren t.t.v. strafbaar feit nog geen jaar oud, dus geen afschrijvingspercentage. Toekennen materiële schade
€ 1983,47+ proceskosten
€ 467,76. Allebei met wettelijke rente en SVM.
7.3
Het standpunt van de verdediging
[benadeelde 1] ( [bedrijf 1] )
De vordering kan conform het standpunt van de officier van justitie worden toegewezen, met aftrek van de betaalde borg van € 223,85. Er resteert dan een bedrag van € 3.176,15. Ten aanzien van de reiskosten moet worden uitgegaan van de fiscale vergoeding van € 0,23 per gereden kilometer ( in plaats van de verzochte € 0,33 per gereden kilometer).
[naam 3] ( [bedrijf 5]) / [naam 8] / [naam 6] ( [bedrijf 7] BV) / [slachtoffer 2] ( [bedrijf 8] ) / [slachtoffer 2] ( [bedrijf 8] ) / [slachtoffer 3] ( [bedrijf 9])
De vorderingen kunnen conform het standpunt van de officier van justitie worden toegewezen.
[benadeelde 3] ( [bedrijf 3] BV)
De vordering kan voor de materiële kosten conform het standpunt van de officier van justitie worden toegewezen, met aftrek van de betaalde borg en de huur. Er resteert dan een bedrag van € 2.680,--. De vordering tot vergoeding van de immateriële schade moet niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
[naam 4] ( [bedrijf 6] )
De raaadsvrouw volgt het standpunt van de officier van justitie, met de toevoeging dat van de gevorderde materiële schade een bedrag aan betaalde borg van € 242,--moet worden afgetrokken, zodat de vordering tot een bedrag van € 254,72 kan worden toegewezen. De gevorderde advocaatkosten kunnen worden toegewezen.
[benadeelde 2] ( [bedrijf 2] BV)
De vordering kan conform het standpunt van de officier van justitie worden toegewezen, waarvan een bedrag van € 251,50 aan betaalde borg moet worden afgetrokken, zodat bedrag van € 5.801,05 resteert.
[slachtoffer 4] ( [bedrijf 10] BV)
Door [slachtoffer 4] /[bedrijf 11] is een civiele procedure gevoerd en dat vonnis is onherroepelijk. Gelet daarop dient de onderhavige vordering te worden afgewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
Algemene uitgangspunten
Bij het beoordelen van de vorderingen geldt dat alleen schade die rechtstreeks voortvloeit uit een strafbaar feit voor vergoeding in aanmerking komt (artikel 51f, eerste lid, Sv). Verder hanteert de rechtbank de volgende uitgangspunten.
BTW
De benadeelde partijen zijn alle ondernemers die de betaalde BTW kunnen terugvragen. De geleden schade bestaat aldus uit het schadebedrag exclusief de BTW. In de gevallen waar de benadeelde partij ook de BTW heeft gevorderd, zal de rechtbank dat deel van de vordering afwijzen.
Afschrijving
Het uitgangspunt is vergoeding van de concreet geleden schade die ontstaan is als gevolg van de onrechtmatige daad die besloten ligt in het strafbare feit. Gelet op de beoordeling van de vordering binnen dit kader spelen eventuele algemene voorwaarden – waarin mogelijk bepaald wordt over de hoogte van de te vergoeden vervangingswaarde – geen rol. Algemene voorwaarden zijn immers per definitie niet van toepassing binnen de rechtsverhouding die ontstaat tussen de toebrenger van de schade uit hoofde van onrechtmatige daad en de benadeelde. Voor vergoeding van een hoger schadevergoedingsbedrag uit overeenkomst dan toegekend kan worden op basis van onrechtmatige daad dient de benadeelde zich op grond van toerekenbare tekortkoming in de uitvoering van de overeenkomst te richten tot de civiele rechter. Daarvoor is binnen het strafproces geen plaats.
Bij verlies van een zaak zoals in deze gevallen bestaat het nadeel uit de waarde in het economisch verkeer ten tijde van het verlies, dat wil zeggen de marktwaarde en niet de (vaak hogere) vervangingswaarde. De rechtbank zal het schadebedrag schatten aan de hand van de door de officier van justitie gehanteerde afschrijvingspercentages indien de goederen ouder waren dan een jaar. Bij goederen niet ouder dan een jaar zal de vervangingswaarde worden aangehouden.
Huurinkomsten
Huurpenningen die niet door verdachte(n) zijn voldaan, vormen geen geen schade die rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde feiten. Ook hier speelt een beroep op eventuele algemene voorwaarden geen rol, nu ter beoordeling aan de strafrechter alleen de schade uit onrechtmatige daad is. De rechtbank zal betaalde huur om dezelfde reden niet in mindering brengen op de toe te wijzen schadebedragen.
Borg
Een betaalde borgsom dient ter verzekering van vergoeding van (een deel van) de schade als het gehuurde goed niet of niet in goede staat terugkomt. In de gevallen waarin aan de benadeelde partijen borg is betaald, zal de rechtbank deze van het toe te wijzen schadebedrag aftrekken.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde daarom toewijzen tot de na te melden bedragen.
7.4.2
De vorderingen
[naam 6] - [bedrijf 7]
De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag, rekening houdend met de afschrijving, schatten op € 2.128,98, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
[benadeelde 2] – [bedrijf 2] BV
De rechtbank is van oordeel dat de posten ‘verhuur niet voldaan’, ‘annulatie verhuur minder en geen materiaal’, ‘klant moeten crediteren’ en ‘derving 8x niet kunnen verhuren’ geen rechtstreekse schade betreffen.
De overige schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag, rekening houdend met de afschrijving zoals door de officier van justitie voorgesteld, schatten op € 6.052,55, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[benadeelde 3] - [bedrijf 3] BV
De opgevoerde schadepost voor immateriële schade komt gelet op het bepaalde in artikel 6:106 BW niet voor vergoeding in aanmerking en zal worden afgewezen. De rechtbank zal de waarde van de goederen schatten op een bedrag van € 3.250,-- waarop in mindering wordt gebracht € 150,-- (betaalde borg) zodat resteert een bedrag van € 3.100,-- , te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[naam 3] - [bedrijf 5]
Vast staat dat de in de aangifte genoemde dj-set, bestaande uit de in zowel de aangifte als in de vordering genoemde onderdelen, is verduisterd. Deze schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag schatten op € 3.295,51, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
[slachtoffer 3] - [bedrijf 9]
De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.685,19, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
[naam 4] - [bedrijf 6]
De op de vordering vermelde post ‘terugkopen apparatuur’ van € 2.500,-- heeft, blijkens de bij de vordering gevoegde bijlage 4 betrekking op vervanging van de in de aangifte genoemde en bewezenverklaarde verduisterde apparatuur, en wel voor een lager bedrag dan de dagwaarde zou zijn van de verduisterde apparatuur. Gelet hierop acht de rechtbank deze post voldoende onderbouwd en aannemelijk en zal het gevorderde bedrag. Anders dan door de raadsvrouw is gesteld, is voor het in mindering brengen van borg geen aanleiding. Het dossier en het verhandelde ter zitting bieden daarvoor geen aanknopingspunten.
Flightcases
De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag, rekening houdend met de afschrijving, vaststellen op € 495,72, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Advocaatkosten
De opgevoerde schadepost voor het inwinnen van juridisch advies betreft materiële schade en geen proceskosten. De schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag vaststellen op € 322,75 en de vordering voor het overige afwijzen.
[benadeelde 1] - [bedrijf 1]
DJ-set Pioneer met toebehoren
De opgevoerde schadepost is niet onderbouwd met aankoopfacturen maar er is volstaan met een recente offerte voor de aanschaf van nieuwe apparatuur die geen aanknopingspunt biedt om de dagwaarde vast te stellen.
Dat schade is geleden wordt niet betwist en acht de rechtbank ook voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal voor het vaststellen van de hoogte van de schade gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. Ter zitting is namens de benadeelde partij gesteld dat de verduisterde apparatuur vijf jaren oud was. Uit de bewezenverklaring volgt dat een DJ set ‘Pioneer, CDJ2000 Nexus 2’ van de benadeelde partij is verduisterd. Uit de aangifte blijkt dat de DJ-set tweemaal een CDJ2000 Nexus 2 bevatte.
De rechtbank zal bij de schatting aansluiting zoeken bij de onderbouwing van de vordering van benadeelde partij [naam 3] , omdat het gelijksoortige apparatuur betreft die ook ongeveer vijf jaar oud was op het moment van de verduistering.
De rechtbank gaat daarom uit van een aanschafwaarde van € 1.801,46 (exclusief BTW) per CDJ2000 Nexus 2. Rekening houdend met afschrijving komt dit neer op een bedrag van in totaal € 2.127,49. Omdat ter zitting is bevestigd dat er borg betaald is, zal de rechtbank een bedrag van € 223,85 in mindering brengen op genoemd bedrag en de hoogte van de schade bepalen op € 1.903,64, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Reiskosten
De opgevoerde reiskosten voor het bijwonen van de zitting komen niet voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten kunnen onder omstandigheden als proceskosten (en niet als materiële kosten) worden aangemerkt, maar alleen als de benadeelde partij in persoon procedeert. Dat is niet het geval omdat de benadeelde partij zich heeft laten bijstaan door een gemachtigde. De rechtbank zal de gevorderde reiskosten afwijzen.
[slachtoffer 2] – [bedrijf 8]
Controller en flightcase
De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag, rekening houdend met de afschrijving, vaststellen op € 1.621,57, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal voor het overige de vordering afwijzen.
Daghuur
De rechtbank zal de post ‘daghuur Pioneer XDJ-RX3’ afwijzen, nu dit geen rechtstreekse schade betreft.
Incassokosten
Onder de noemer proceskosten wordt een bedrag van € 341,70 aan incassokosten gevorderd. Het gaat om buitengerechtelijke incassokosten die zijn aan te merken als materiële schade. De rechtbank zal de vordering als zodanig toewijzen en het toe te wijzen bedrag, rekening houdend met betaalde BTW, vaststellen op € 282,40. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
[slachtoffer 4] – [bedrijf 10] BV
Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 6 november 2024 (zaaknummer 11324409 AC EXPL 24-2360) is de verdachte is veroordeeld tot betaling van (onder andere) € 7.426,98 ter zake van achterstallige huur tot en met 12 augustus 2024 aan [bedrijf 12] B.V. Dit civiele vonnis heeft betrekking op de schade die voortvloeit uit de niet-nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. De in deze strafzaak opgevoerde kostenposten zijn nagenoeg dezelfde als die in het civiele vonnis zijn toegewezen. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij bij gebrek aan (voldoende) belang niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Zij beschikt immers reeds over een executoriale titel tegen verdachte. Zoals eerder betoogd is de beoordeling van de schade die voor vergoeding in aanmerking komt in het strafgeding wezenlijk anders dan de beoordeling daarvan in het kader van een civiele procedure over toerekenbare tekortkoming. Naar het oordeel van de rechtbank zou, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, in het kader van onderhavige procedure een bedrag aan materiële schade ter grootte van
€ 10.425,54voor vergoeding in aanmerking zijn gekomen. Om die reden zal de rechtbank voor dat bedrag wel de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat daartoe voldoende belang, nu de civiel reeds verkregen titel getroffen kan worden door een geslaagd beroep op de Wsnp.
[naam 8]
Controller
De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag ten aanzien van de Pioneer XDJ-XZ controller daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.983,47, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan
.
Advocaatkosten
De opgevoerde schadepost betreft juridisch onderzoek/advies en dus materiële schade. De schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag (ex BTW) vaststellen op € 467,76 en de vordering voor het overige afwijzen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met de per benadeelde partij in het dictum aantal vermelde dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 60a Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: poging tot het medeplegen van verduistering;
feit 2 subsidiair en feit 5
telkens het misdrijf: medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: medeplegen van verduistering;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de veroordeelde gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland in Den Haag aan de Bezuidenhoutseweg 179, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich gedurende de proeftijd ambulant laat behandelen bij een zorgverlener of zorginstelling, nader te bepalen door de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich houden aan huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener dan wel zorginstelling geven;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan het in kaart brengen van zijn schulden (schuldhulpverlening).
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
de benadeelde partij:
[naam 6] – [bedrijf 7] BV(feit 5)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.128,98;
- wijs de vordering voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.128,98 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.128,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de benadeelde partij:
[benadeelde 2] - [bedrijf 2] BV(feit 6 ad informandum)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 6.052,55;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 6.052,55 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 april 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 6.052,55, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 april 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 59 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de benadeelde partij:
[benadeelde 3] - [bedrijf 3] BV(feit 4)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 3.100--;
- bepaalt dat de niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering voor de immateriële schade af;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.100,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.100,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 34 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de benadeelde partij:
[naam 3] - [bedrijf 5](feit 2)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 3.295,51;
- wijs de vordering voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.295,51(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.295,51 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 204 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 36 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de benadeelde partij:
[slachtoffer 3] - [bedrijf 9](feit 8 ad informandum)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.685,19;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.685,19 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2024);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.685,19, (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 19 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de benadeelde partij:
[naam 4] - [bedrijf 6](feit 5)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 3.318,47;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.318,47 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.318,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 37 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de benadeelde partij:
[benadeelde 1] - [bedrijf 1](feit 2)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.903,64,--;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.903,64,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.903,64,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 23 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de benadeelde partij:
[slachtoffer 2] – [bedrijf 8](feit 7 ad informandum)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.903,97 ;
- wijs de vordering voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.903,97 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023);
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.903,97, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 23 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de benadeelde partij:
[slachtoffer 4] – [bedrijf 10] BV(feit 9 ad informandum)
- bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 10.425,54, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 81 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- de benadeelde partij:
[naam 8](feit 5)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.451,23;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.451,23 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;-
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.451,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 28 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. I. Piksen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 april 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRBB24011/Deejay. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 maart 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik kreeg opdracht om bepaalde bedrijven te bellen. Dat deed ik dan of iemand anders deed dat. Ik ging dan naar het adres om de spullen op te halen. Dat ging bijna altijd om dj-apparatuur. Ik haalde de spullen op en gaf het af aan de anderen. De apparatuur werd opgehaald onder het mom van dat het ook weer werd teruggebracht, maar ik heb nooit spullen teruggebracht en de anderen ook niet. Het mailadres van [e-mailadres 1] is gebruikt om contact te leggen met de bedrijven voor de huur van dj-apparatuur. Dat was een bestaande persoon. Ik heb ook valse adressen opgegeven. De huur kreeg ik contant mee als ik het contant moest betalen en het werd op mijn rekening gestort als ik het moest pinnen. Ook in de periode van 22 oktober tot en met 29 oktober 2024 moest ik apparatuur ophalen, in Wierden. Daar ging ik met de taxi naar toe. Ik heb daar ter plekke de offerte ondertekend en de eigenaar van de apparatuur heeft die apparatuur op een karretje geladen en naar de taxi gereden. Toen kwam [naam 7] .
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] van 30 oktober 2024 met bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever, pagina 43 e.v.
Op 22 oktober 2024 werd ik gebeld door ene [naam 2] . Hij vroeg of hij een DJ-set mocht huren en hij vroeg welke ik dan had. Ik zei dat ik een set CDJ3000 had. Hierin was hij wel geïnteresseerd, hij gaf aan dat hij deze op 30 oktober 2024 nodig had voor een evenement. Toen vroeg hij of hij het dinsdag 29 oktober 2024 ergens in de middag kon ophalen en 30 oktober weer terug mocht brengen om 11:00 uur.
Toen heb ik een prijs met hem afgesproken en kort hierna kreeg ik een e-mail van het
mailadres [e-mailadres 1] met aanvullende informatie van [naam 2] .
In deze mail gaf hij aan dat hij 2 CDJ3000 en een DJM A9 nodig had. Dat hij deze
29 oktober op wilde komen halen en 31 oktober weer in wilde leveren. Dit alles voor een
afgesproken bedrag van 314,60.
Na dit e-mail contact werd ik op 23 oktober 2024 gebeld door [telefoonnummer].
[naam 2] belde mij en hij gaf aan dat hij de offerte nodig had. Vrijdag 25 oktober heb ik de offerte gestuurd naar [naam 2] . Maandag 28 oktober kreeg ik weer een mailtje van [naam 2] dat hij akkoord ging met de offerte en dat hij het dinsdag de 29e op kwam halen. Op
29 oktober 2024 werd ik gebeld door [naam 2] met het nummer [telefoonnummer]. In dit gesprek geeft [naam 2] aan dat hij zelf niet kan komen. Hij vroeg of een collega van hem de spullen op mocht komen halen. Die collega heet [verdachte] . [verdachte] kwam om 14:35 bij mijn bedrijf binnen. Ik hoorde direct aan de stem van [verdachte] dat hij dezelfde persoon was als [naam 2] . Ik heb hem een handtekening laten zetten op de offerte. Vervolgens heeft hij 314.60 euro contact afgerekend. Ik heb de spullen op een karretje gedaan en richting de taxi gerold en op dat moment kwam [naam 7] . Als [naam 7] niet ingegrepen had was de set meegegaan met [verdachte].
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [naam 1] van 29 oktober 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever, p. 51-52:
Mijn naam is [naam 1] en ik ben eigenaar van [bedrijf 4] .
Op zijn identiteitskaart las ik dat het niet om [verdachte] ging maar om [verdachte] . Ik heb [verdachte] de dj-set laten zien en deze nam hij vervolgens mee. Kort daarna volgde de confrontatie met [naam 7] .
Feit 2, feit 4 en feit 5
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 maart 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] met bijlagen van 28 oktober 2024, pagina 117 e.v.;
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] met bijlagen van 22 oktober 2024, pagina 176 e.v.;
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] van 6 november 2024, pagina 223 e.v.;
5.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] met bijlagen van 8 augustus 2024, pagina 53 e.v.;
6.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 8] met bijlagen van 12 november 2024, pagina 241 e.v.;
7.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] met bijlagen van 10 oktober 2023, pagina 405 e.v.