9.De beslissing
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: poging tot het medeplegen van verduistering;
feit 2 subsidiair en feit 5
telkens het misdrijf: medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: medeplegen van verduistering;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de veroordeelde gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland in Den Haag aan de Bezuidenhoutseweg 179, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich gedurende de proeftijd ambulant laat behandelen bij een zorgverlener of zorginstelling, nader te bepalen door de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich houden aan huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener dan wel zorginstelling geven;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan het in kaart brengen van zijn schulden (schuldhulpverlening).
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
de benadeelde partij:
[naam 6] – [bedrijf 7] BV(feit 5)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.128,98;
- wijs de vordering voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.128,98 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.128,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de benadeelde partij:
[benadeelde 2] - [bedrijf 2] BV(feit 6 ad informandum)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 6.052,55;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 6.052,55 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 april 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 6.052,55, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 april 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 59 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de benadeelde partij:
[benadeelde 3] - [bedrijf 3] BV(feit 4)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 3.100--;
- bepaalt dat de niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering voor de immateriële schade af;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.100,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.100,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 34 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de benadeelde partij:
[naam 3] - [bedrijf 5](feit 2)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 3.295,51;
- wijs de vordering voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.295,51(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.295,51 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 204 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 36 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de benadeelde partij:
[slachtoffer 3] - [bedrijf 9](feit 8 ad informandum)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.685,19;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.685,19 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2024);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.685,19, (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 19 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de benadeelde partij:
[naam 4] - [bedrijf 6](feit 5)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 3.318,47;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.318,47 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.318,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 37 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de benadeelde partij:
[benadeelde 1] - [bedrijf 1](feit 2)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.903,64,--;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.903,64,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.903,64,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 23 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de benadeelde partij:
[slachtoffer 2] – [bedrijf 8](feit 7 ad informandum)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.903,97 ;
- wijs de vordering voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.903,97 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023);
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.903,97, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 23 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de benadeelde partij:
[slachtoffer 4] – [bedrijf 10] BV(feit 9 ad informandum)
- bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 10.425,54, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 81 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- de benadeelde partij:
[naam 8](feit 5)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.451,23;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.451,23 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;-
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.451,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 28 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. I. Piksen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 april 2025.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRBB24011/Deejay. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 maart 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik kreeg opdracht om bepaalde bedrijven te bellen. Dat deed ik dan of iemand anders deed dat. Ik ging dan naar het adres om de spullen op te halen. Dat ging bijna altijd om dj-apparatuur. Ik haalde de spullen op en gaf het af aan de anderen. De apparatuur werd opgehaald onder het mom van dat het ook weer werd teruggebracht, maar ik heb nooit spullen teruggebracht en de anderen ook niet. Het mailadres van [e-mailadres 1] is gebruikt om contact te leggen met de bedrijven voor de huur van dj-apparatuur. Dat was een bestaande persoon. Ik heb ook valse adressen opgegeven. De huur kreeg ik contant mee als ik het contant moest betalen en het werd op mijn rekening gestort als ik het moest pinnen. Ook in de periode van 22 oktober tot en met 29 oktober 2024 moest ik apparatuur ophalen, in Wierden. Daar ging ik met de taxi naar toe. Ik heb daar ter plekke de offerte ondertekend en de eigenaar van de apparatuur heeft die apparatuur op een karretje geladen en naar de taxi gereden. Toen kwam [naam 7] .
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] van 30 oktober 2024 met bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever, pagina 43 e.v.
Op 22 oktober 2024 werd ik gebeld door ene [naam 2] . Hij vroeg of hij een DJ-set mocht huren en hij vroeg welke ik dan had. Ik zei dat ik een set CDJ3000 had. Hierin was hij wel geïnteresseerd, hij gaf aan dat hij deze op 30 oktober 2024 nodig had voor een evenement. Toen vroeg hij of hij het dinsdag 29 oktober 2024 ergens in de middag kon ophalen en 30 oktober weer terug mocht brengen om 11:00 uur.
Toen heb ik een prijs met hem afgesproken en kort hierna kreeg ik een e-mail van het
mailadres [e-mailadres 1] met aanvullende informatie van [naam 2] .
In deze mail gaf hij aan dat hij 2 CDJ3000 en een DJM A9 nodig had. Dat hij deze
29 oktober op wilde komen halen en 31 oktober weer in wilde leveren. Dit alles voor een
afgesproken bedrag van 314,60.
Na dit e-mail contact werd ik op 23 oktober 2024 gebeld door [telefoonnummer].
[naam 2] belde mij en hij gaf aan dat hij de offerte nodig had. Vrijdag 25 oktober heb ik de offerte gestuurd naar [naam 2] . Maandag 28 oktober kreeg ik weer een mailtje van [naam 2] dat hij akkoord ging met de offerte en dat hij het dinsdag de 29e op kwam halen. Op
29 oktober 2024 werd ik gebeld door [naam 2] met het nummer [telefoonnummer]. In dit gesprek geeft [naam 2] aan dat hij zelf niet kan komen. Hij vroeg of een collega van hem de spullen op mocht komen halen. Die collega heet [verdachte] . [verdachte] kwam om 14:35 bij mijn bedrijf binnen. Ik hoorde direct aan de stem van [verdachte] dat hij dezelfde persoon was als [naam 2] . Ik heb hem een handtekening laten zetten op de offerte. Vervolgens heeft hij 314.60 euro contact afgerekend. Ik heb de spullen op een karretje gedaan en richting de taxi gerold en op dat moment kwam [naam 7] . Als [naam 7] niet ingegrepen had was de set meegegaan met [verdachte].
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [naam 1] van 29 oktober 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever, p. 51-52:
Mijn naam is [naam 1] en ik ben eigenaar van [bedrijf 4] .
Op zijn identiteitskaart las ik dat het niet om [verdachte] ging maar om [verdachte] . Ik heb [verdachte] de dj-set laten zien en deze nam hij vervolgens mee. Kort daarna volgde de confrontatie met [naam 7] .
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 maart 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] met bijlagen van 28 oktober 2024, pagina 117 e.v.;
Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] met bijlagen van 22 oktober 2024, pagina 176 e.v.;
Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] van 6 november 2024, pagina 223 e.v.;
5.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] met bijlagen van 8 augustus 2024, pagina 53 e.v.;
6.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 8] met bijlagen van 12 november 2024, pagina 241 e.v.;
7.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] met bijlagen van 10 oktober 2023, pagina 405 e.v.