9.De beslissing
- vernietigt de strafbeschikking in de zaak onder parketnummer 08-073689-22;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-191106-23 feiten 1 tot en met 3, 08-073689-22 en 05-308354-24 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
08-073689-22 en 05-308354-24
telkens het misdrijf: diefstal;
08-191106-23 feiten 1 en 2
telkens het misdrijf: diefstal, meermalen gepleegd;
08-191106-23 feit 3
het misdrijf: in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
vordering [slachtoffer 1] (parketnummer 08-073689-22)
- wijst de vordering van de benadeelde partij af tot een bedrag van € 60,--;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 1.000,- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
vordering [slachtoffer 5] (parketnummer 08-191106-23, feit 1)
- wijst de vordering van de benadeelde partij af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
vordering [slachtoffer 2] (parketnummer 08-191106-23 feit 1)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 725,-- (bestaande uit
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 725,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 725,--, (zegge: zevenhonderdvijfentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 14 (veertien) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
vordering [slachtoffer 10] (parketnummer 08-191106-23 feit 1)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.640,-- (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.640,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.640,--, (zegge: tweeduizendzeshonderdveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 36 (zesendertig) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige, een bedrag van € 500,--. niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
vordering [slachtoffer 8] (parketnummer 08-191106-23 feit 2)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 350,-- (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 350,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 350,--, (zegge: driehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 7 (zeven) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
vordering [slachtoffer 3] (parketnummer 08-191106-23 feit 2)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 9.540,--, (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 9.540,--, (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 april 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 560,-- , alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 9.540,--, (zegge: negenduizend vijfhonderdveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 april 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 82 (tweeëntachtig) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
vordering [slachtoffer 4] (parketnummer 08-191106-23 feit 2)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 50,--, (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 50,--, (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 april 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 40,-- , alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 50,--, (zegge: vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 april 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 1 (één) dag kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
vordering [aangever 1] (parketnummer 08-191106-23 feit 2)
- wijst de vordering van de benadeelde partij af tot een bedrag van € 500,-- (bestaande uit immateriële schade);
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.735,-- (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.735,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.735,-- (zegge: duizend zevenhonderdvijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 27 (zevenentwintig) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige, een bedrag van € 120,--, niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
vordering [slachtoffer 9] (parketnummer 08-191106-23 feit 2)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 640,-- (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 640,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 640,-- (zegge: zeshonderdveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 12 (twaalf) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige, een bedrag van € 168,--, niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
vordering [aangever 3] en [aangever 2] (parketnummer 05-308354-24)
- wijst de vordering van de benadeelde partij af tot een bedrag van € 3.000,-- (bestaande uit immateriële schade);
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.000,-- (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.000,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.000,-- (zegge: duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 20 (twintig) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige, een bedrag van € 600,--, niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. T.M. Weeda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Kleinlugtenbeld, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08-073689-22
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit de digitaal genummerde pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022128154. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 maart 2022, p. 20-21;
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 24 maart 2022, p. 3-4.
Parketnummer 08-191106-23, feit 1 en 2
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit de digitaal genummerde pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023068519. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- Feit 1. [slachtoffer 5]
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 14 april 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 59-60:
Plaats delict: [plaats 1]
[verdachte] is begin januari 2023 voor mij komen werken. Op 28 januari 2023 heb ik mijn verjaardag gevierd. Aan het einde van de dag had ik een bedrag van 1500,-- euro gekregen. Dit geld heb ik in een goudkleurige enveloppe gedaan. Deze enveloppe heb ik in de keukenla onder een wit plastic bakje gelegd. Op 25 maart 2023 zag ik dat de enveloppe met geld uit de la weggenomen was. Op 30 maart 2023 vertelde ik haar dat ze niet meer hoefde komen werken voor mij.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 mei 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 151:
Aangever [slachtoffer 5] te [plaats 1]
A: Ik heb daar gewerkt. Volgens mij ben ik begin dit jaar daar begonnen.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 mei 2023, p. 151;
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 11 april 2023, p. 99-100.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 10] van 3 november 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 13-14:
Plaats delict: [plaats 3]
[verdachte] heeft bij ons schoongemaakt vanaf 18 juli 2022 t/m 21 september 2022. In deze periode heeft zij meerdere keren contant geld uit onze woning weggenomen en zich toegeëigend. Dit bedrag lag in een washandje achter mijn lingerie in de kast en in een vaas in een zonnebrilhoesje. Wij misten minstens 2000 euro.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 mei 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 132:
Het klopt inderdaad dat ik rond de 1000 euro heb weggenomen bij [slachtoffer 6] en [naam 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 10]).
- Feit 2. [slachtoffer 7]
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] van 6 maart 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 85 t/m 90:
Plaats delict: [plaats 6], [adres 5]
Pleegdatum: 15 februari 2023
Ik doe aangifte van diefstal van geld, drie ringen, en cadeaubonnen met een waarde van vijftig euro per stuk. Het geld, de sieraden en de cadeaubonnen zijn gestolen op de dag dat de schoonmaakster voor het eerst bij mij aan het werk was. De naam van de schoonmaakster is: [verdachte] .
Bijlage goederen
Ring
Gucci
Waarde EUR 260,00
Ring
Waarde EUR 20,00
Ring
Budha to Budha
Waarde 129,00
Bon
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van 26 april 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 92:
Ik hoorde aangeefster zeggen dat ze in eerste instantie twintig euro miste. Deze twintig euro had in de besteklade in de keuken gelegen. Ik hoorde aangeefster zeggen dat ze op zolder had gekeken. Eigenlijk was dit niet nodig omdat [verdachte] niet de zolder op zou gaan. Echter, toen aangeefster naar boven kwam om iets op te halen trof ze [verdachte] op de zoldertrap aan. Aangeefster vertelde dat ze twee ringen in een grijs sieradenkistje op de make-up tafel op zolder had liggen. In haar nachtkastje op haar slaapkamer had een Lucardi ring gelegen. Deze ring was die dag ook weggenomen. Als laatste had ze nog een tweetal cadeaubonnen in de besteklade in de keuken gehad. Maar toen ze in de verpakkingen keek bleken beide leeg te zijn.
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 30 mei 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 157:
O: [slachtoffer 7] heeft aangifte gedaan van diefstal sieraden, geld en cadeaubonnen.
V: Sinds wanneer bent u daar aan het werk gegaan en hoe lang hebt u daar gewerkt?
A: In februari 2023, ik ben daar 1 of 2 keer geweest.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] van 14 mei 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 93:
Plaats delict: [plaats 6], [adres 6]
Pleegdatum: 15 februari 2023
Ik doe aangifte van diefstal van onze spaarpot met inhoud door [verdachte] . [verdachte] heeft deze spaarpot, een zwart kistje, met inhoud weggenomen en zich toegeëigend. Het kistje met een slot erop, lag achterin de lade van het nachtkastje op onze slaapkamer. Op woensdag 15 februari 2023 heeft [verdachte] bij ons schoongemaakt.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 mei 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 146-147:
V: op 15 februari heeft u gewerkt aan de [adres 6] in [plaats 6].
A: Ik ben hier maar 1 keer geweest voor twee uur.
- Feit 2. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 20 april 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 36:
Ik doe aangifte van diefstal van sieraden en geld uit mijn woning [adres 7] te [plaats 4], gemeente [plaats 5]. Eind vorig jaar heb ik op marktplaats een advertentie geplaatst met een oproep voor een schoonmaakster. Daarop reageerde een vrouw met de naam [verdachte] . Ze is voor het eerst bij ons op 17 november 2022 begonnen. Tegelijkertijd startte [verdachte] ook met schoonmaken bij mijn broer die naast mij woont. p een gegeven moment misten wij 300 euro aan contant geld uit de portemonnee van mijn man. Eind januari 2023 was er bij mijn broer een portemonnee verdwenen met daarin 50 euro. Op 26 januari 2023 heeft zij voor het laatst schoongemaakt bij ons. Op goede vrijdag 7 april 2023 wilde ik mijn sieraden voor Pasen pakken. Ik draag deze alleen met feestdagen. Deze sieraden lagen in een doosje in de kast in de woonkamer. Ik pakte het doosje en toen ik het openmaakte zag ik dat er een ring en een ketting verdwenen waren.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 mei 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 153-154:
V: Aangeefster [slachtoffer 3] heeft namens haar en haar broer aangifte gedaan tegen u. Het gaat hier om het adres [adres 7] in [plaats 4].
A: Ik heb daar ongeveer 2 maanden gewerkt. Ik werkte daar op beide adressen.
A: Ik heb ringen uit de la bij [slachtoffer 3] weggenomen. Ik heb de ringen uit een ladekast in de woonkamer weggenomen.
V: Waren dit meerdere ringen?
A: Volgens mij wel.
O: Wij tonen u foto's van sieraden die door u zijn ingeleverd bij [bedrijf].
V: Herkent u deze sieraden?
A: Ja, ik heb deze weggenomen bij [slachtoffer 3] en haar broer. Ik weet nog dat er een van soort dasspeld bij zat en trouwringen. De sieraden die u mij toont op de foto van het opkopersregister herken ik als sieraden die ik bij [slachtoffer 3] en haar broer heb weggenomen.
Het proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 44:
Ik, verbalisant [verbalisant], heb een telefoongesprek gevoerd met aangeefster [slachtoffer 3].
[slachtoffer 3] gaf aan dat ze nadat ze aangifte had gedaan ook nog achter een diefstal van
de trouwringen van haar overleden ouders is gekomen. Deze twee trouwringen hadden in een afgesloten kistje in het keukenkastje bij haar broertje gestaan. Op het moment dat ze het kistje pakte merkte ze dat het niet meer afgesloten was. Uit het kistje missen in ieder geval beide trouwringen. Ook dunnere ringetjes waarvan l bijna versleten was. Ook een paar broches zouden weg zijn volgens [slachtoffer 3]. De trouwringen zijn gladde wat bredere trouwringen. Een van vader en een van moeder.
In de ringen stonden resp. de letters [naam 3] en [naam 4] en in de ring van moeder de datum
[datum]. Ik verbalisant heb in het door mijn collega uitgedraaide DOR register gekeken.
Het blijkt dat [verdachte] op 14 december 2022 een aantal gouden sieraden heeft
ingeleverd bij de [bedrijf] [plaats 6]. Ik, verbalisant heb bij de uitdraai, een foto waarop meerdere ringen staan waaronder ook een grote en een kleinere trouwring.
In het DOR-overzicht heeft [verdachte] zich gelegitimeerd met haar rijbewijs met nummer
[nummer]. Ik verbalisant [verbalisant] heb in BVIB nagetrokken of dit een geldig
rijbewijs is van [verdachte]. Dit was het geval. Het rijbewijs staat ook niet als zijnde gestolen of verloren. Dus de persoon die de gouden sieraden heeft ingeleverd is daadwerkelijk [verdachte] geweest. (De rechtbank neemt deze conclusie van verbalisant over).
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 8 november 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 23:
Plaats delict: [plaats 3]
[verdachte] is sinds 18 juli 2022 bij ons werkzaam als schoonmaakster. Op 12 augustus 2022 constateerde ik dat mijn gouden ring met diamanten verdwenen was. Deze ring ligt altijd in het sieradendoosje op het nachtkastje naast mijn bed. In totaal is er 200 Euro weggenomen tussen 13 augustus 2022 en 21 september 2022 uit de besteklade in de keuken.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 30 mei 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 136:
O: Op 7 november 2022 is er aangifte gedaan door aangeefster [aangever 1] te [plaats 3].
V: Sinds wanneer bent u daar aan het werk gegaan?
A: Het was juni of juli 2022.
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 mei 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 144:
O: 30 mei 2023 hebben wij van u een verklaring opgenomen in de zaak van [aangever 1] .
A: Ik heb de ring weggenomen.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 mei 2023, p. 149-150;
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] van 3 april 2023, p. 63-64.
Parketnummer 08-191106-23, feit 3
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit de digitaal genummerde pagina’s uit het dossier van sociale recherche Twente met PV-nummer 2023/03 en zaaknaam [verdachte]. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 2 juni 2023, p. 171-182;
Een geschrift, te weten een brief van de gemeente Almelo met kenmerk 70274/671524 van 21 augustus 2020 met bijlage, p. 56-60;
Parketnummer 05-308354-24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit de digitaal genummerde pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024141122. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 3 juni 2024, p. 29;
Het proces-verbaal van aangifte [aangever 3] van 22 april 2024, p. 6-7.