In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel zich onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen. De eiseres, een stichting, had een vordering van € 9.761,91 tegen de gedaagde B.V. De procedure begon met een dagvaarding op 6 december 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord en diverse reacties van beide partijen. De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of hij bevoegd was om de zaak te behandelen, aangezien de vordering onder de € 25.000 ligt. Dit is in overeenstemming met artikel 110 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter heeft partijen gevraagd om hun mening over zijn voornemen om zich onbevoegd te verklaren. De eiseres was van mening dat de kantonrechter bevoegd was, terwijl de gedaagde zich kon vinden in een onbevoegdheidsverklaring. Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten zich onbevoegd te verklaren, omdat het forumkeuzebeding in de overeenkomst geen rechtsgevolgen had, gezien de hoogte van de vordering. De zaak is doorverwezen naar de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere, die wel bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. Dit vonnis is uitgesproken op 29 april 2025.