ECLI:NL:RBOVE:2025:2687

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
08.306011.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in drugs en diefstal van elektriciteit

Op 1 mei 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het telen van hennepplanten, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van diefstal van elektriciteit. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 14 april 2020 in zijn woning een hennepkwekerij had geëxploiteerd, waar 288 hennepplanten werden aangetroffen. De verdachte had eerder een bekennende verklaring afgelegd, waarin hij aangaf de eigenaar van de kwekerij te zijn en de kosten voor de inrichting te hebben betaald. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte over de onderverhuur van de woning ongeloofwaardig, omdat er geen bewijs was dat een derde partij betrokken was bij de hennepkwekerij. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de omstandigheden en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij, Enexis Netbeheer B.V., werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het feit van diefstal werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.306011.20 (P)
Datum vonnis: 1 mei 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 april 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd;
feit 2:elektriciteit heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 14 april 2020 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 228 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 5 augustus 2020 te [plaats] een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Enexis, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.

3.De bewijsmotivering

Feit 1 en feit 2
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de feiten 1 en 2 vanwege de onderlinge samenhang van beide feiten tezamen behandelen.
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het behandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 14 april 2020 werd door de politie binnengetreden in een woning aan de [adres] in [plaats]. In de woning werd in de woonkamer een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In totaal stonden er 288 hennepplanten in de kweekruimte. Voor de belichting werd gebruik gemaakt van kunstlicht, geschakeld op tijdklokken. In totaal waren er 21 lampen van 600 watt. De luchtverversing en luchtafvoer werden geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. Verder werden in de woning verschillende goederen aangetroffen die bestemd waren voor de hennepteelt. De woning was niet ingericht als woning. Door de fraude-inspecteur van de netbeheerder Enexis werd geconstateerd dat de stroom ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Er was een aansluiting gemaakt buiten de elektriciteitsmeter om. Door de medewerker van het waterleidingbedrijf Vitens werd geconstateerd dat de watervoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij legaal werd afgenomen.
Verdachte is samen met een medehuurster in 2018 een huurovereenkomst aangegaan voor de [adres] in [plaats]. Hiervoor werden werkgeversverklaringen en loonstroken overgelegd. Uit het inspectierapport start huur volgt dat verdachte op 4 juli 2018 bij aanvang van de huurovereenkomst samen met de medehuurster de sleutels van de woning in ontvangst heeft genomen. Per augustus 2019 werd de woning alleen door verdachte gehuurd. Op 14 april 2020 stond verdachte op het adres [adres] in [plaats] ingeschreven en was hij contractant bij Enexis netbeheer BV betreffende de aansluiting en transport van energie.
Bewijsoverwegingen en conclusie
Ter terechtzitting is verdachte op zijn bij de politie afgelegde verklaring teruggekomen en heeft hij onder meer verklaard dat hij vanaf augustus 2019 zijn woning heeft onderverhuurd aan een persoon door wie hij op straat werd benaderd. Verdachte ontving voor de onderhuur maandelijks € 250,-- terwijl het huurbedrag € 890,-- inclusief servicekosten was, aldus verdachte. Tijdens de onderverhuur is verdachte naar zijn zeggen niet meer in de woning geweest en verbleef hij ergens anders. Verdachte heeft geen persoonsgegevens van de onderhuurder, noch heeft hij een telefoonnummer van de onderhuurder. Verdachte had geen contact met de onderhuurder behalve wanneer zij elkaar toevallig tegenkwamen. De onderverhuurder betaalde een aanbetaling voor de huur, maar verder waren er geen afspraken gemaakt over het betalen van de huur aan verdachte. Kort voordat de hennepkwekerij werd aangetroffen heeft verdachte te horen gekregen dat er een hennepkwekerij in de woning aanwezig was.
Verdachtes verklaring dat hij zijn woning aan een – onbekend gebleven – persoon heeft onderverhuurd, wordt door de rechtbank als ongeloofwaardig ter zijde gesteld. De verdachte heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de woning was onderverhuurd aan een derde, laat staan dat een ander dan hijzelf degene is geweest die de hennepkwekerij in zijn woning in werking heeft gehad. Ook zijn daarvoor geen aanwijzingen in het dossier aangetroffen.
Integendeel, de verdachte was sinds 2018 de huurder van de woning, stond op dat adres ingeschreven, verbleef daar en was contractant bij Enexis netbeheer B.V. voor de woning. Vanaf augustus 2019 huurde verdachte de woning alleen. Daar komt bij dat verdachte bij de politie een bekennende verklaring afgelegd. Verdachte heeft bij de politie onder meer verklaard dat hij de eigenaar van de hennepkwekerij is en de kosten heeft betaald voor de inrichting. Verdachte heeft gedetailleerd verklaard over waar hij de materialen heeft gekocht, hoe hij de hennepkwekerij heeft opgebouwd en hoe hij de hennepkwekerij verzorgde. De rechtbank concludeert dat verdachte op 14 april 2020 de bewoner van de woning aan de [adres] in [plaats] was en het feit waarvan hij wordt verdacht heeft gepleegd. Van strafrechtelijk relevante betrokkenheid van derden is niet gebleken.
- Hennepteelt
De rechtbank acht gelet op het voorgaande en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 april 2020 in de woning aan de [adres] in [plaats] een groot aantal hennepplanten heeft geteeld. Op grond van de aangetroffen situatie kan worden geconcludeerd dat de gehanteerde methode was gericht op de productie van hennep.
-
Diefstal elektriciteit
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op of omstreeks 5 augustus 2020 wederrechtelijk een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Enexis, heeft weggenomen. Immers, uit de aangifte van Enexis Netbeheer B.V. blijkt dat op 14 april 2020 de elektriciteitsmeter uit de woning werd verwijderd en de elektriciteitsaansluiting werd afgesloten. Verdachte zal daarom van het onder feit 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 14 april 2020 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 228 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een proeftijd van 1 dag. Ook dient rekening gehouden te worden met schending van de redelijke termijn.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennepplanten. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de productie van middelen die bedreigend zijn voor de volksgezondheid en hij heeft daarmee ook een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de markt voor softdrugs. Gelet op de hoeveelheid planten die hij heeft geteeld deed verdachte dat met de bedoeling daarmee crimineel geld te verdienen. Een hennepkwekerij in een flat levert een gevaarlijke situatie op voor medeflatbewoners. Ook is het telen van hennep indirect de oorzaak van vele (andere) vormen van criminaliteit. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
De rechtbank heeft gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Verder houdt de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met het uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte vaker met justitie in aanraking is gekomen en eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Artikel 63 Sr is van toepassing, gelet op het vonnis van de politierechter van 20 mei 2021 en het vonnis van de meervoudige kamer van 21 februari 2021.
Ten aanzien van de redelijke termijn waarbinnen verdachte dient te worden berecht is de rechtbank van oordeel dat deze termijn is aangevangen op de dag van de betekening van de dagvaarding te weten, 3 april 2025. Op dat moment is door de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld. Van een overschrijding van de redelijke termijn is naar het oordeel van de rechtbank derhalve geen sprake. Wel houdt de rechtbank er rekening mee dat sprake is van een zeer oud feit.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op zijn plaats. De rechtbank zal bepalen dat deze gevangenisstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, met de bedoeling verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een nieuw strafbaar feit. De rechtbank acht een proeftijd van een dag, zoals door de raadsman is verzocht, niet passend.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Enexis Netbeheer B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.026,87, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
-administratiekosten 395,08;
-1 fase kwh meter 21,08;
-verbruik elektriciteit 5.385,71;
-uurtarief inspecteur 3x75 = 225,-.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op de bepleite vrijspraak, verdachte niet verantwoordelijk is voor de gevorderde schade.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder feit 2 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet
gegeven verbod.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V. in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. M. Bos, voorzitter, en mr. C. Verdoold en
mr. J.L. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.
Buiten staat
Mr. Souman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020454963. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, opgemaakt door verbalisant [verbalisant], van 24 september 2020, pagina’s 3 t/m 5, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Op 14 april 2020 stelde ik naar aanleiding van een uitzetting een onderzoek in. Dit omdat er, na het binnentreden voor de uitzetting, een inwerkingzijnde hennepkwekerij in de woning is aangetroffen.
Controle Basisregistratie Personen (BRP)
Op het genoemde adres [adres], staat de volgende persoon
ingeschreven:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats].
Kweekruimte
Na het binnentreden zag ik het volgende: Het betrof een ruimte van 6m bij 4m en dus
24m2. Dit was de ruimte die normaal gesproken bedoeld was als zijnde de woonkamer van
het pand. Deze is volledig ingericht voor de inwerkingzijnde hennepkwekerij.
In totaal stonden er 288 hennepplanten. Per m2 stonden er 24 planten. Voor de belichting werd gebruik gemaakt van kunstlicht, geschakeld op tijdklokken. In totaal hingen er in de kweekruimte 21 lampen. De luchtverversing en luchtafvoer werden geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Vaststelling hennep
Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. De hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 Opiumwet.
Elektriciteitsvoorziening
De elektriciteitsvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door de,
fraude-inspecteur bij de netbeheerder Enexis, in mijn aanwezigheid. Hierbij werd
geconstateerd dat de elektriciteitsvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij
illegaal werd afgenomen. Het bleek dat er een illegale aansluiting was gemaakt, na de
hoofdbeveiliging in de hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel
aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om naar de installatie in het pand was
aangelegd, deze voorzag de aangesloten installatie geheel of gedeeltelijk van
elektriciteit.
Watervoorziening
De watervoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door medewerker bij
het waterleidingbedrijf Vitens in mijn aanwezigheid. Hierbij werd geconstateerd dat
de watervoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij legaal werd afgenomen.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant], van
24 september 2020, pagina 11, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Ik zag dat er een inwerkingzijnde hennepkwekerij aanwezig was in het pand. Ik zag dat
de woning in zijn geheel niet was ingericht als zijnde woning, op een enkele
uitzondering dat er een bed in een van de kamers stond. Ik zag dat in een ruimte, normaal bedoeld als kast, allerlei verschillende verpakkingsmaterialen en verschillende afvalzakken stonden. Ik zag dat in de ruimte die normaal bedoeld was als badkamer, er een watervat met dompelpomp in stond. Ik zag dat er ook verschillende flacons met voedingsmiddelen op de grond in de badkamer stonden.
3.
1.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, van 18 augustus 2020, pagina’s 75 t/m 82, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
O: Op 14 april 2020 werd er aan de [adres] in [plaats] een inwerkingzijnde
hennepkwekerij aangetroffen.
V: Wie is de eigenaar van de aangetroffen hennepkwekerij?
A: Ik ben zelf de eigenaar.
V: Wie verzorgde de hennepkwekerij?
A: Ik verzorgde zelf de kwekerij.
V: Was het jouw eigen idee om een hennepkwekerij te beginnen of is dit door een ander
persoon opgelegd?
A: Ja, dat was mijn eigen idee.
V: Wie hebben er de hennepkwekerij opgebouwd?
A: Ik heb alles zelf gedaan.
V: Wie heeft de 45 kilogram zware koolstoffilter geplaatst?
A: Ik, je hebt zo een plateau die je omhoog kan krikken.
V: Wanneer is het kweken van hennep gestart?
A: Eind februari of maart. Ik weet niet precies wanneer ik ben begonnen met kweken,
het was in ieder geval net na de opbouw van de kwekerij.
V: Hoe werden de materialen vervoerd naar het pand?
A: Met een busje.
V: Hoe groot was het gedeelte wat gebruikt is als zijnde hennepkwekerij in m2?
A: Ja de woonkamer. De afscheiding was ongeveer het muurtje was bij de keuken was. Ik
denk ongeveer 10 bij 20 meter.
V: Hoeveel planten stonden er in totaal?
A: 298 planten.
V: Door wie en waar werden de materialen voor deze kwekerij gekocht?
A: Bij een Growshop.
V: Wat waren de totale kosten voor de inrichting van de hennepkwekerij?
A: Ongeveer twintig duizend euro.
V: Wie heeft dit betaald of gefinancierd?
A: Ik zelf.
V: Hoeveel lampen hingen er in de kweekruimte?
A: Volgens mij 23 of 25 lampen.
V: Hoe werd er geregeld dat deze lampen aan- en uit gingen.
A: Met een tijdschakelaar.
V: Welke voeding gebruikte je voor de planten?
A: Die heb ik bij een Growshop gekocht, dat heette Amora.
V: Hoe ben je aan de hennepplanten gekomen?
A: Ik heb het gekocht bij een Growshop.
V: Wie heeft de stroomvoorziening van de plantage aangelegd?
A: Heb ik zelf gedaan.
V: Wie heeft de verzegeling in de meterkast verbroken?
A: Ik.
V: Wist je dat er sprake was van afname van illegale stroom?
A: Ja.
V: De woning is gehuurd vanaf juni 2018. Je geeft aan dat je in april 2020 bent
begonnen met de kwekerij. Wat heb je al die tijd in de woning gedaan?
A: Ik heb daar gewoon gewoond.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], van 14 april 2020, pagina’s
27 t/m 28, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Volgens dit verhuurcontract heeft de heer [verdachte] de woning in 2018 gehuurd, samen met
[naam]. Na enkele maanden is zij bij hem weg gegaan en heeft hij de woning alleen verder gehuurd. De betaling van de huur is altijd wel rechtstreeks aan mij betaald. Voor de huur van de woning werd een bedrag van ongeveer € 890,- inclusief servicekosten betaald. Dit was in het huurcontract opgenomen. Per augustus 2019 staat de woning alleen op zijn naam als huurder. Ik overhandig u bij deze een kopie van het huurcontract, een document van persoon- en inkomensgegevens van de huurder(s) en een inspectierapport van de start van de verhuur.
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]