ECLI:NL:RBOVE:2025:2688

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
08.173630.24 en 08.142497,24 (gev ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en schadevergoeding voor mishandeling en poging tot zware mishandeling door verdachte

Op 1 mei 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2009, die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot zware mishandeling en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 126 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan de slachtoffers. De zaak kwam voort uit een incident op 18 mei 2024, waarbij de verdachte samen met anderen een Fatbike van slachtoffer 1 heeft gestolen en hem daarbij heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan het subsidiair ten laste gelegde feit van poging tot zware mishandeling, maar sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn jeugdige leeftijd en de aanbevelingen van deskundigen over zijn behandeling en begeleiding. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met slachtoffer 1 en toezicht door de jeugdreclassering. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding voor de materiële en immateriële schade die door zijn handelen is veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie en Jeugd
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.173630.24 en 08.142497,24 (gev ttz) (P)
Datum vonnis: 1 mei 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats],
nu verblijvende bij [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het met gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 17 april 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.P. Poppe, advocaat in Zwolle, als ook van wat door de medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) en de jeugdreclasseringswerker naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
08.173630.24
al dan niet samen met een ander of anderen een Fatbike van [slachtoffer 1] heeft gestolen (onder bedreiging) met geweld dan wel al dan niet samen met een ander of anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1];
08.142497.24
[slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
08.173630.24
hij op of omstreeks 18 mei 2024 te Lelystad tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, een Fatbike, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] (met kracht) te duwen waardoor hij op de grond valt, en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 mei 2024 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1], terwijl hij op de grond lag, meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd heeft/hebben getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 mei 2024 te Lelystad openlijk, te weten op de Breehorn, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1], door deze
- (met kracht) te duwen, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond valt, en/of
- (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt, meermaals, althans
eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1]
te trappen en/of te schoppen;
08.142497.24
hij op of omstreeks 24 april 2024 te [plaats] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
- bij zijn keel te pakken en/of
- met zijn vuist, althans zijn hand, tegen het hoofd te slaan.

3.De bewijsmotivering

08.173630.24
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Het subsidiair tenlastegelegde kan volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een bewezenverklaring voor het subsidiair of meer subsidiair ten laste gelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, te weten de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte, de aangifte van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]), de verklaring van getuige [getuige 1] en de bevindingen van de politie vast dat [slachtoffer 1] op 18 mei 2024 is mishandeld en een Fatbike van hem is weggenomen.
De genoemde bewijsmiddelen houden – voor zover relevant en kort samengevat – in dat [slachtoffer 1] werd aangevallen door verdachte en de medeverdachten. [slachtoffer 1] werd door een medeverdachte geduwd waardoor hij op de grond viel. [slachtoffer 1] lag op zijn rug in een beschermende positie. Terwijl [slachtoffer 1] op zijn rug lag, liepen de medeverdachten om hem heen en werd hij door een van de medeverdachten meerdere keren tegen zijn lichaam getrapt. Vervolgens werd [slachtoffer 1] door verdachte tegen zijn hoofd geschopt. Hierna werd [slachtoffer 1] door een medeverdachte achterna gezeten waarna de medeverdachten op de Fatbike van [slachtoffer 1] zijn vertrokken.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat het door verdachte toegepaste geweld geen handeling geweest is die gericht was op het faciliteren van de diefstal van de Fatbike. Er is dus geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het geweld heeft gepleegd met het oogmerk zoals primair ten laste is gelegd. De rechtbank acht daarom het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Zij zal verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling overweegt de rechtbank dat vaststaat dat verdachte [slachtoffer 1] tegen het hoofd heeft geschopt. De rechtbank neemt in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel van het menselijk lichaam is. Uit het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de beeldopname van de mishandeling blijkt dat deze schop tegen het hoofd met extreem veel kracht gebeurde waardoor het hoofd wegschoot. Het met extreem veel kracht schoppen tegen het hoofd kan leiden tot ernstig letsel en onherstelbare schade. Van dit risico moet verdachte zich bewust zijn geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm zo gericht op een bepaald gevolg, namelijk het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1], dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, willens en wetens heeft aanvaard. Verdachte heeft daarmee in ieder geval opzet in voorwaardelijke zin gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1].
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid,
laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] .
het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 april 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 23 mei 2024;
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 23 mei 2024;
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 23 mei 2024.
08.142497.24
3.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, te weten de aangifte van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) en de verklaringen van de getuigen [getuige 2] (hierna: [getuige 2]) en [getuige 3] (hierna: [getuige 3]) vast dat [slachtoffer 2] op 24 april 2024 door verdachte is mishandeld.
De genoemde bewijsmiddelen houden – voor zover relevant en kort samengevat – in dat er sprake was van een confrontatie tussen verdachte en [slachtoffer 2]. Verdachte pakte [slachtoffer 2] bij zijn keel en sloeg met zijn vuist tegen het hoofd van [slachtoffer 2]. De getuigen [getuige 2] en [getuige 3] hebben gezien dat [slachtoffer 2] door verdachte bij zijn keel werd gepakt en geslagen werd. Hierna had [slachtoffer 2] een rode keel. De verklaringen van [slachtoffer 2] en de getuigen zijn voldoende geloofwaardig en daarom bruikbaar voor het bewijs. De ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer 2] alleen bij zijn kraag heeft vastgepakt en niet heeft geslagen acht de rechtbank in het licht van het voorgaande ongeloofwaardig.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Bewijsoverwegingen en conclusie
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van voorgaande overwegingen in samenhang met de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
3.7
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
08.173630.24 subsidiair
hij op 18 mei 2024 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1], terwijl hij op de grond lag, (met kracht) tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
08.142497.24
hij op 24 april 2024 te [plaats] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
- bij zijn keel te pakken en
- met zijn vuist, tegen het hoofd te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummers 08.173630.24 subsidiair en 08.142497.24 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
08.173630.24 subsidiair
het misdrijf: medeplegen van poging tot zware mishandeling;
08.142497.24
het misdrijf: mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een jeugddetentie voor de duur van 126 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en aftrek van het voorarrest. Als bijzondere voorwaarden dienen de voorwaarden te gelden zoals die door de Raad zijn geadviseerd. De officier van justitie heeft ook de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis gevorderd. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd (artikel 38v Sr) voor de duur van twee jaren, met daaraan gekoppeld een contactverbod met [slachtoffer 1] en vervangende hechtenis voor de duur van 1 week voor iedere keer dat de maatregel wordt overtreden. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden, het toezicht en de maatregel gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling laten zien. De focus dient te liggen op de begeleiding en behandeling van verdachte. Een jeugddetentie gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en daarnaast de geadviseerde leerstraf en een voorwaardelijke werkstraf is een passende straf. De raadsman heeft verzocht bij de oplegging van de straf rekening te houden met het advies van de psycholoog om de feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. De raadsman heeft ook verzocht om opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis. De raadsman verzet zich niet tegen de oplegging van een contactverbod.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee geweldsdelicten uiteenlopend in ernst. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van de slachtoffers aangetast. De gevolgen van een trap tegen het hoofd kunnen groot zijn, zoals ernstig letsel of de dood. Bovendien is dergelijk geweld in het openbaar bedreigend en versterkt het de gevoelens van angst en onveiligheid van getuigen die daarmee geconfronteerd worden. Slachtoffers van dergelijk geweld kunnen daarvan nog langdurig psychische klachten ondervinden. De fysieke en geestelijke impact van het geweldsincident tegen [slachtoffer 1] blijkt uit de toelichting bij het schadevergoedingsformulier van het jonge slachtoffer als benadeelde partij. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 23 januari 2025;
- het rapport van de Raad van 31 maart 2025, opgemaakt door [naam 1], raadsonderzoeker;
- een pro Justitia rapport van 20 oktober 2024, opgemaakt door drs. J. Hardoar,
GZ-Psycholoog.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte vaker met politie en justitie in aanraking is gekomen.
In het rapport van de Raad staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat verdachte een onrustige thuissituatie heeft meegemaakt en er vanaf jonge leeftijd al zorgen zijn over zijn gedrag. Bij verdachte is sprake van agressie en verslavingsproblematiek. Daarnaast heeft verdachte veel antisociale contacten en weet hij niet hoe hij op een correcte manier moet reageren wanneer hij in een probleemsituatie terechtkomt of aangesproken wordt op zijn gedrag. Verdachte laat zich laten leiden door de situatie en reageert zonder na te denken over de eventuele gevolgen van zijn gedrag. Bij de behandeling van verdachte moet de focus liggen op het verbeteren van vaardigheden, zoals het omgaan met emoties in probleemsituaties, om de kans op herhaling te verkleinen. De risicofactoren worden op meerdere leefgebieden ingeschat als hoog. Belangrijke beschermende factoren in het leven van verdachte zijn dat hij (goed) contact onderhoudt met zijn ouders en naar school gaat. Om de kans op recidive te verlagen, is het noodzakelijk dat verdachte leert weerbaar te worden tegen antisociale invloeden. Zijn vaardigheden moeten op dat vlak worden vergroot. Geadviseerd wordt om de leerstraf Tools4u op te leggen. Deze leerstraf sluit aan bij de behandeling die verdachte nu krijgt bij [locatie]. Naast de leerstraf is een voorwaardelijke taakstraf passend, met een proeftijd van twee jaren en het toezicht van de jeugdreclassering met bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd, omdat verdachte zich nu vooral moet richten op zijn behandeling en dit prioriteit heeft om recidive in de toekomst te voorkomen.
Een voorwaardelijke jeugddetentie is op dit moment niet passend, omdat een dergelijke straf
dusdanig zwaar is en demotiverend kan werken voor verdachte, nu hij juiste keuzes
probeert te maken. Een geldboete is ook niet passend, omdat verdachte op dit moment niet
beschikt over financiële middelen om dit te kunnen betalen.
Ter terechtzitting heeft M. van Harten namens de Raad een toelichting op het rapport gegeven en het gegeven advies gehandhaafd. Aanvullend heeft de deskundige, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard dat het van groot belang is om al te starten met de geadviseerde leerstraf zodat verdachte al vaardigheden leert waarmee verder gegaan kan worden in een volgende behandeling. Vanuit [locatie] wordt toegewerkt naar een plek waar verdachte begeleid kan gaan wonen. Dit kan onder de geformuleerde voorwaarden vorm gegeven worden.
Ter terechtzitting heeft [naam 2] namens de Jeugdreclassering onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij zich aansluit bij het advies van de Raad. Er is sprake van gedragsverandering en verdachte heeft een positieve lijn ingezet. Van belang is dat die lijn wordt voortgezet. Verdachte volgt Psychomotorische therapie en systeemgesprekken. Accare wordt op korte termijn betrokken bij de behandeling. De verwachting is dat verdachte in Zwolle een plek krijgt waar hij begeleid kan wonen.
In het rapport van de psycholoog staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van hechtingsproblematiek en traumagerelateerde problematiek, die mede tot gevolg hebben gehad dat verdachte gedragskenmerken van ADHD en een normoverschrijdend-gedragsstoornis heeft ontwikkeld. Daarnaast is er sprake van een stoornis in cannabisgebruik en problemen in het gezinssysteem. Ten tijde van het ten laste gelegde was verdachte lijdend aan deze stoornissen en zijn gedragskeuzes en gedragingen werden hier ten dele door beïnvloed. Vanuit zijn hechtingsproblematiek is het voor verdachte belangrijk om ergens bij te horen. Dit maakt mogelijk dat hij meedoet met de anderen, omdat hij bang is afgewezen te worden. Daarnaast is sprake van een gebrek aan alternatieve copingmechanismen, een gebrekkig ontwikkeld geweten en ontbreekt het inlevingsvermogen, waardoor verdachte onvoldoende in staat is op dat moment de gevolgen van zijn handelen te overzien. Op grond hiervan wordt geadviseerd om verdachte het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen. Het recidiverisico op gewelddadig gedrag kan als hoog worden ingeschat. Het risico zit zowel in de individuele als in de sociaal contextuele factoren, die elkaar beïnvloeden en leiden tot probleemgedrag. Om de ontwikkeling van verdachte in positieve zin te beïnvloeden is het noodzakelijk dat hij behandeling krijgt voor zijn hechtingsproblematiek en de traumatische ervaringen die hij in zijn beleving heeft meegemaakt en de last die hij hierdoor ervaart. Daarbij is het voornamelijk van belang dat verdachte psycho-educatie krijgt en zelf ook begrijpt waarvoor hij behandeling nodig heeft. De psycholoog adviseert om verdachte als voorwaarde bij een - eventueel deels - voorwaardelijke straf te plaatsen bij een kleinschalige voorziening gericht op zelfstandigheidstraining en zelfstandig begeleid wonen waar 24-uurs zorg geboden wordt, zodat er altijd een direct aanspreekpunt is voor hem. Er wordt hier dagbesteding aangeboden en men biedt individuele sporttherapie aan, gericht op hechtingsproblematiek en psychotrauma. Vervolgens kan gekeken worden wat verdachte nog nodig heeft en welke therapie het beste bij hem aansluit. Ook wordt toezicht van de jeugdreclassering geadviseerd. Zolang er geen behandeling heeft plaatsgevonden en verdachte nog niet voldoende vertrouwen heeft in begeleiding, is het van belang dat er voldoende toezicht en controle op hem is.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bevindingen van de psycholoog voldoende onderbouwd om daar conclusies aan te verbinden. Dat betekent dat het voor de rechtbank vast staat dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat deze feiten daardoor in verminderde mate aan verdachte toegerekend kunnen worden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan rekening gehouden met het advies van de Raad, de psycholoog en de ter terechtzitting gegeven adviezen. Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht Jeugd (LOVS) en de straf die in soortgelijke zaken doorgaans wordt opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat in beginsel oplegging van een forse straf passend en nodig is gelet op de ernst van de feiten. Gezien de persoon van verdachte is ook behandeling nodig die bijdraagt aan zijn ontwikkeling. Verdachte heeft langdurige hulpverlening nodig om de kans op recidive te doen verminderen. Een deel van de straf zal dan ook voorwaardelijk worden opgelegd om begeleiding en hulpverlening binnen een voorwaardelijk kader te bieden en ook om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de gegeven adviezen ziet de rechtbank aanleiding om alle geformuleerde bijzondere voorwaarden op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 126 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad, met een proeftijd van 2 jaar, aangewezen. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf, te weten de leerstraf Tools4u voor de duur van 20 uur, bij niet naar behoren te verrichten te vervangen door 10 dagen jeugddetentie.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr opleggen, ter voorkoming van strafbare feiten. Deze maatregel behelst een contactverbod met [slachtoffer 1]. Het contactverbod houdt in dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer 1]. Met dit verbod beoogt de rechtbank dat [slachtoffer 1] zich veiliger voelt gelet op de impact die het strafbare feit heeft gehad en nog steeds heeft voor [slachtoffer 1]. Het verbod geldt voor de duur van twee (2) jaren. Voor iedere keer dat verdachte dit verbod overtreedt, zal vervangende hechtenis van de hierna bepaalde duur worden opgelegd, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank is verder van oordeel dat de -op grond van artikel 77z Sr- te stellen voorwaarden en het -op grond van artikel 77aa Sr- uit te oefenen toezicht en ook de op grond van artikel 38v opgelegde maatregel, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er - gelet op de problematiek van verdachte, de aard van de bewezen verklaarde (gewelds)feiten en het ingeschatte recidiverisico - ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
6.4
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.789,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- bril € 89,-;
- Fatbike € 700,-.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.000,- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade, met uitzondering van de post Fatbike, en de gevorderde immateriële schade, kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De gevorderde schade ten aanzien van de Fatbike heeft betrekking op het primair ten laste gelegde. Omdat verdachte van het primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv voor dit deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de overige gevorderde schade (bril) is door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 89,- te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, zoals in deze zaak het geval is. Voor zover lichamelijk letsel ook bepaalde psychische gevolgen met zich brengt, kunnen ook deze gevolgen tot op zekere hoogte meegewogen worden bij de bepaling van de omvang van het smartengeld. Gelet op de aard van het letsel en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, acht de rechtbank de toekenning van een bedrag aan immateriële schadevergoeding van € 2.000,- billijk. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
7.6
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
De rechtbank is van oordeel dat er, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, vanwege de toepassing van het jeugdstrafrecht nul dagen gijzeling dient te worden opgelegd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y en 77gg.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 08.173630.24 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 08.173630.24 subsidiair en 08.142497.24 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
08.173630.24 subsidiair
het misdrijf: medeplegen van poging tot zware mishandeling;
08.142497.24
het misdrijf: mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 08.173630.24 subsidiair en 08.142497.24 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
126 dagen;
- bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte van
60 (zestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode en op door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
- meewerkt aan de door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar een hulpverleningsinstantie, waarbij de jeugdreclassering bepaalt wat nodig is;
- een zinvolle dagbesteding en/of schoolgang heeft, waarbij de jeugdreclassering bepaalt wat zinvol is;
- een zinvolle vrijetijdsbesteding heeft, waarbij de jeugdreclassering bepaalt wat zinvol is;
- meewerkt aan de behandeling van Accare of vergelijkbare instelling, waarbij de jeugdreclassering bepaalt wat passend is;
- draagt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, instantiecode AST106, op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Verantwoordelijke gemeente is Zwolle;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr- te stellen voorwaarden en het -op grond van artikel 77aa Sr- uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf Tools4u voor de duur van 20 (twintig) uur;
  • beveelt, voor het geval dat de verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen;
maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
2 (twee) jaren;
- beveelt dat de verdachte gedurende 2 (twee) jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1];
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
1 (één) weekhechtenis, en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
- beveelt dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 2.089,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2024);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.089,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 700,- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, tevens kinderrechter, en
mr. C. Verdoold en mr. A.B. de Wit, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van
H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024185848. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 24 april 2024, pagina’s 5 t/m 7, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op 24 april 2024, omstreeks was ik op school in [plaats]. Toen [verdachte] ter hoogte van de ingang van de school waren stapte [verdachte] achter van de fiets en liep hij recht op mij af. [verdachte] pakte mij bij mijn keel en drukte mij de bosjes in. Ik zat nog op het muurtje en [verdachte] bleef mij in de bosjes duwen. Op het moment dat ik wilde weglopen kreeg ik een klap net boven mijn linkeroog. Ik zag dat [verdachte] met zijn rechter gebalde vuist mij een klap gaf. Eenmaal toen ik binnen in de school was, werd ik erg duizelig en kwam de pijn opzetten. Ik heb vooral pijn aan mijn linkeroogkas en mijn keel. Ook heb ik een schram op mijn kin. Qua letsel heb ik een zwelling boven mijn linkeroog, een rode vlek op mijn hals en een kras op mijn kin.
2
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], van 24 april 2024, pagina 10, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik zag dat [verdachte] met zijn vuist [slachtoffer 2] sloeg op zijn onderkaak, terwijl hij de keel van [slachtoffer 2] nog vast had.
3
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], van 24 april 2024, pagina 13, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik zag dat [verdachte] met zijn rechtervuist [slachtoffer 2] sloeg op zijn onderkaak. Ik zag dat [slachtoffer 2] met beide handen duwende bewegingen maakte naar [verdachte]. Ik zag dat [verdachte] met zijn rechtervuist [slachtoffer 2] sloeg. Ik zag dat [verdachte] met zijn rechterhand de keel van [slachtoffer 2] dichtkneep. Ik zag hierna dat [verdachte] de keel van [slachtoffer 2] los liet en [slachtoffer 2] over het muurtje bij het rokersplekje, de bosjes in duwde. Ik zag dat [slachtoffer 2] een rode keel had.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0900-2024164054. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.