Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[partij A1] ,
[partij A2],
Rechtbank Overijssel
In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, zijn [partij A] en [partij B] betrokken bij een geschil over de terugbetaling van een borgsom en een huurkorting. De zaak betreft een huurovereenkomst waarbij [partij A] een borgsom van € 1.000,00 heeft betaald. In een tussenvonnis van 4 maart 2025 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de huurovereenkomst dwingend bewijs oplevert van de betaling van de borgsom door [partij A]. [partij B] heeft geen tegenbewijs geleverd, waardoor de kantonrechter heeft besloten dat [partij A] recht heeft op terugbetaling van de borgsom, inclusief wettelijke rente vanaf 19 september 2024.
Daarnaast heeft de kantonrechter in reconventie [partij A] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 18.000,00 aan [partij B] wegens een huurkorting. De kantonrechter heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt, behalve dat [partij A] de proceskosten van [partij B] in reconventie moet betalen. Het vonnis is op 29 april 2025 uitgesproken door mr. C.H. de Haan en is uitvoerbaar bij voorraad.