Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank beoordeelt of het college het planschadeverzoek van eiseres af heeft kunnen wijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. Op 1 januari 2024 is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. In artikel 4.18 van de Invoeringswet Omgevingswet heeft de wetgever regels van overgangsrecht gegeven voor een verzoek om vergoeding van schade die is geleden door de inwerkingtreding van een besluit als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wro. In het derde lid is bepaald dat het oude recht van toepassing blijft op het verzoek om schadevergoeding tot het besluit op dat verzoek onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald. Dat betekent dat in dit geval de Wro, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
9. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
10. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de afwijzing van haar planschadeverzoek in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Er is sprake van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Het college heeft bij de afhandeling van andere planschadeverzoeken met betrekking tot de omgevingsvergunning ‘Windpark Staphorst’ als relevante (peil)datum voor de voorzienbaarheid de datum 15 mei 2019 gehanteerd, terwijl het college bij eiseres uitgaat van de datum 26 september 2018 waarop de ontwikkeling voorzienbaar zou zijn geweest. Omdat eiseres de woning heeft gekocht op 13 december 2018 was de ontwikkeling volgens het college voor haar voorzienbaar. SAOZ is in het advies echter niet ingegaan op deze afwijkende datum en het college in de besluitvorming evenmin. Dit is in strijd met de artikelen 3:2, 3:4 en 3:46 van de Awb. De afwijzing van het verzoek en het bestreden besluit zijn onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig voorbereid. Ook voert eiseres aan dat SAOZ en het college onvoldoende hebben aangetoond dat de ontwikkeling voorzienbaar was op 26 september 2018. Dat is immers slechts de datum waarop het concept ‘Notitie Reikwijdte en Detailniveau’ openbaar is gemaakt. Deze notitie schept echter in het geheel geen duidelijkheid over waar de windmolens geplaatst zouden worden, omdat er nog veel alternatieven worden genoemd. Ook schept de notitie geen duidelijkheid over het aantal windmolens. Er kan daarom niet gezegd worden dat er voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie in negatieve zin zou veranderen.
11. Het college stelt zich op het standpunt dat de ontwikkeling voor eiseres voorzienbaar was op 26 september 2018, omdat uit nader onderzoek is gebleken dat op deze datum de concept-beleidsnotitie ‘Notitie reikwijdte en detailniveau’ openbaar is gemaakt en eiseres bij de aankoop van de woning rekening had kunnen houden met de mogelijkheid van het bouwen van een windpark op de betreffende locatie.
12. Op grond van artikel 6.3, onder a, van de Wro betrekt het college bij de beoordeling of er sprake is van voor tegemoetkoming in aanmerking komende schade in ieder geval de voorzienbaarheid van de schadeoorzaak. Indien de planschade voorzienbaar is, blijft deze voor rekening van de koper, omdat deze in dat geval wordt geacht de mogelijkheid van verwezenlijking van de negatieve ontwikkeling ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak te hebben aanvaard.
13. Volgens vaste rechtspraak dient de voorzienbaarheid van een planologische wijziging beoordeeld te worden aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de investeringsbeslissing, bijvoorbeeld ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak, voor een redelijk denkend en handelend koper, aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. Voor voorzienbaarheid is niet vereist dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft. Om op grond van een concreet beleidsvoornemen voorzienbaarheid te kunnen aannemen, moet een redelijk denkend en handelend koper uit de openbaarmaking daarvan kunnen begrijpen op welk gebied dat beleidsvoornemen betrekking heeft, wat de zakelijke inhoud ervan is, en dat hij van de inhoud ervan kan kennisnemen.
14. Naar het oordeel van de rechtbank was de planologische ontwikkeling voor eiseres voorzienbaar. Uit de beleidsnotitie (opgesteld door Wij Duurzaam Staphorst, een lokale duurzaamheidscoöperatie) volgt dat er een plan is opgesteld voor de realisatie van 3 tot 4 windturbines in een nog te bepalen opstelling in het gebied waar de windturbines uiteindelijk zijn gerealiseerd. In de notitie staat vermeld dat het college in mei 2018 heeft aangegeven medewerking te gaan verlenen aan het plan. Dit is een concreet beleidsvoornemen dat openbaar is gemaakt op 26 september 2018, toen het door het college voor de duur van zes weken ter inzage is gelegd in het kader van de milieueffectenrapportage. Dat nog niet vast lag op welke plek de windturbines exact zouden komen, is niet van belang, nu het voor de voorzienbaarheid niet vereist is dat het concrete beleidsvoornemen een formele status heeft. Eiseres had op basis van de beleidsnotitie rekening kunnen en moeten houden met de planologische wijziging van het gebied.
15. De beroepsgrond slaagt niet.
16. De rechtbank overweegt dat nu reeds is vastgesteld dat de planologische ontwikkeling ten tijde van de aankoop van de woning voor eiseres voorzienbaar was, een beroep op het gelijkheidsbeginsel niet meer kan slagen. Het college heeft namelijk uit kunnen gaan van de datum van publicatie van de conceptnotitie (26 september 2018). Dat bij eerdere planschadeverzoeken (ten onrechte) van een latere (peil)datum is uitgegaan bij het vaststellen van de voorzienbaarheid, doet daaraan niet af. Het gelijkheidsbeginsel strekt namelijk niet zover dat het college een gemaakte fout moet herhalen.
17. De beroepsgrond slaagt niet.