ECLI:NL:RBOVE:2025:2754

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
08-332248-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag van taxichauffeur

Op 6 mei 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 68-jarige man, die als bestuurder van een taxibus betrokken was bij een verkeersongeval op 13 juni 2024 in Haarle, gemeente Hellendoorn. De verdachte heeft geen voorrang verleend aan een fietser die van rechts kwam, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de fietser is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden. Tijdens de zitting op 22 april 2025 heeft de officier van justitie een taakstraf van 180 uren geëist, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was, en veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 180 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had en zich verantwoordelijk voelde voor het ongeval. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de verdachte strafbaar verklaard voor het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-332248-24 (P)
Datum vonnis: 6 mei 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1957 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 april 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.C. Stam, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [naam 1] en [naam 2] , nabestaanden van het slachtoffer [slachtoffer] , voorgedragen verklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een taxibus:
primair:een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) om het leven is gekomen;
subsidiair:zich zodanig op de weg heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd;
meer subsidiair:geen voorrang heeft verleend waardoor letsel en schade is ontstaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op 13 juni 2024 te Haarle Hellendoorn in de gemeente Hellendoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, taxibus), komende uit de richting van de Poggenbeltweg, gaande in de richting van de Achterhoeksweg, daarmede rijdende over de weg de Vagevuursweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij het voertuig beroepsmatig bestuurde en/of
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg (de Vagevuursweg) met de Bathemerweg naderde en/of
- terwijl al enige afstand en/of tijd een bestuurder van een fiets (vanuit het perspectief van verdachte) van rechts naderde en verdachte de rijdende fietser al had waargenomen,
- zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de door hem bereden weg en/of die kruisende weg(en) kon overzien en waarover deze vrij waren en/of
- niet of in onvoldoende mate naar het verkeer op die kruisende weg heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende mate heeft overtuigd of over die kruisende weg(en) verkeer naderde en/of
- zonder te stoppen of anderszins sterk snelheid te minderen voornoemde kruising is op- en/of overgereden en/of in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een voor verdachte van rechts komende, toen over die kruisende weg, de Bathemerweg, dicht genaderd zijnde bestuurder van een fiets en/of
-(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, voornoemde fietser en/of fiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 13 juni 2024 te Haarle Hellendoorn in de gemeente Hellendoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, taxibus), komende uit de richting van de Poggenbeltweg, gaande in de richting van de Achterhoeksweg, daarmede rijdende over de weg de Vagevuursweg,
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg (de Vagvuursweg) met de Bathemerweg naderde en/of
- terwijl al enige afstand en/of tijd een bestuurder van een fiets (vanuit het perspectief van verdachte) van rechts naderde en verdachte de rijdende fietser al had waargenomen,
- zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de door hem bereden weg en/of die kruisende weg(en) kon overzien en waarover deze vrij waren en/of
- niet of in onvoldoende mate naar het verkeer op die kruisende weg heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende mate heeft overtuigd of over die kruisende weg(en) verkeer naderde en/of
- zonder te stoppen of anderszins sterk snelheid te minderen voornoemde kruising is op- en/of overgereden en/of in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een voor verdachte van rechts komende, toen over die kruisende weg, de Bathemerweg, dicht genaderd zijnde bestuurder van een fiets en/of
-(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, voornoemde fietser en/of fiets,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juni 2024 te Haarle, gemeente Hellendoorn als bestuurder van een bedrijfsauto (taxibus) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Vagevuursweg, op de kruising of splitsing van die weg met de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), Vagevuursweg met Bathemerweg, een voor hem van rechts komende bestuurder van een fiets geen voorrang heeft verleend, immers die bestuurder niet in staat heeft gesteld ongehinderd zijn weg te vervolgen, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden als gevolg waarvan [slachtoffer] is overleden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte zeer of tenminste aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam heeft gereden. De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting het volgende vast.
Op 13 juni 2024 omstreeks 15:06 uur rijdt verdachte als beroepsmatig bestuurder van een taxibus over de Vagevuursweg komende uit de richting van de Poggenbeltweg en gaande in de richting van de Achterhoeksweg. Deze weg is gelegen buiten de bebouwde kom van Haarle in de gemeente Hellendoorn. Verdachte rijdt niet harder dan de toegestane snelheid van 60 kilometer per uur. Terwijl verdachte de kruising met de Bathemerweg nadert, ziet hij aan zijn rechterkant (gezien vanuit de rijrichting van verdachte) dat [slachtoffer] op enige afstand over de Bathemerweg in de richting van de kruising fietst. Het zicht op de kruising zelf wordt voor verdachte belemmerd door de aanwezigheid van bomen en struikgewas. Verdachte is ter plaatse goed bekend en weet dat hij op de naderende kruising voorrang moet verlenen aan het voor hem van rechts komende verkeer. Desondanks verleent verdachte geen voorrang aan [slachtoffer] en rijdt hij zonder te stoppen de kruising op. Verdachte komt op de kruising met zijn taxibus in aanrijding met [slachtoffer] . Ten gevolge van het ongeval is [slachtoffer] ter plaatse aan zijn verwondingen overleden.
Aan zijn schuld te wijten
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW 1994 is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en verder naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Verdachte was ter plaatste (zeer) goed bekend omdat hij tijdens zijn werkzaamheden als taxichauffeur het kruispunt twee keer per dag passeerde. Verdachte wist dan ook dat hij op de kruising voorrang moest verlenen aan de van rechts komende [slachtoffer] die hij – weliswaar op enige afstand – in zijn richting zag fietsen. Volgens verdachte was de kruising een onoverzichtelijke ‘rotkruising’. Het zicht van verkeersdeelnemers op de Vagevuursweg op het aanrijdend verkeer vanuit rechts werd op punten belemmerd door bosschages langs de Bathemerweg in de nabijheid van de kruising. Het voorgaande had bij verdachte tot verhoogde alertheid op het van rechts komend verkeer moet leiden. Desondanks heeft verdachte onvoldoende geanticipeerd om zich ervan te verzekeren dat [slachtoffer] – die op een elektrische gravelbike reed – zich nog op voldoende afstand bevond en hij veilig de kruising op kon rijden. Verdachte is niet in voldoende mate blijven letten op [slachtoffer] en heeft bij het naderen en het oprijden van de onoverzichtelijke kruising zijn snelheid onvoldoende aangepast, waardoor hij zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kon brengen en hij niet in staat was voorrang te verlenen aan [slachtoffer] . Gelet op het voorgaande kan niet gesproken worden van een momentane, dat wil zeggen een kortdurende, onvoorzichtigheid of onoplettendheid waardoor de schuld zou komen te ontbreken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte niet met die vereiste voorzichtigheid en alertheid aan het verkeer deelgenomen.
Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden en zich aldus zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 juni 2024 te Haarle
Hellendoornin de gemeente Hellendoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, taxibus), komende uit de richting van de Poggenbeltweg, gaande in de richting van de Achterhoeksweg, daarmede rijdende over de weg de Vagevuursweg,
zeer, althansaanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij het voertuig beroepsmatig bestuurde en
/of- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg (de Vagevuursweg) met de Bathemerweg naderde en
/of- terwijl al enige afstand en
/oftijd een bestuurder van een fiets (vanuit het perspectief van verdachte) van rechts naderde en verdachte de rijdende fietser al had waargenomen,
- zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de door hem bereden weg en
/ofdie kruisende weg
(en)kon overzien en waarover deze vrij waren en
/of-
niet ofin onvoldoende mate naar het verkeer op die kruisende weg heeft gekeken en
/ofis blijven kijken en
/ofzich
niet ofin onvoldoende mate heeft overtuigd of over die kruisende weg
(en)verkeer naderde en
/of- zonder te stoppen of anderszins sterk snelheid te minderen voornoemde kruising is op- en
/ofovergereden en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een voor verdachte van rechts komende, toen over die kruisende weg, de Bathemerweg, dicht genaderd zijnde bestuurder van een fiets en
/of-(vervolgens)
is gebotst tegen, althansin aanrijding gekomen met, voornoemde fietser
en/of fiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) werd gedood.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, bij een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, een taakstraf voor de duur van 40 uren op te leggen aan verdachte. Mocht de rechtbank overgaan tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, dan acht de raadsman de eis van de officier van justitie begrijpelijk.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft op 13 juni 2024 een ongeval met ernstige gevolgen veroorzaakt, door bij het oversteken van een kruising zijn snelheid onvoldoende aan te passen en geen voorrang te verlenen aan [slachtoffer] . De aanrijding die hierop volgde heeft geleid tot het overlijden van [slachtoffer] . Het leed dat door het ongeval bij de nabestaanden is veroorzaakt is groot. De zoon en schoondochter van [slachtoffer] hebben ter zitting treffend onder woorden gebracht wat het verlies van hun (schoon)vader voor hen betekent. Ook hebben zij tot uiting gebracht dat dit een ongewenste en verdrietige gebeurtenis is voor alle betrokkenen, waaronder verdachte. Zij hebben aangegeven dat zij geen wrok koesteren en dat zij hopen dat verdachte zichzelf kan vergeven.
De persoon van verdachte
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft ter zitting laten blijken dat hij verantwoordelijkheid neemt en dat hij schuldbewust is. Ondanks het feit dat contact tussen de nabestaanden en verdachte – door omstandigheden die buiten hen liggen – niet eerder tot stand is gekomen, blijkt dat verdachte zich direct na het ongeval en tot op heden zorgen heeft gemaakt om het welzijn van de nabestaanden van [slachtoffer] .
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 24 maart 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zijn rijbewijs nodig heeft om zijn beroep als taxichauffeur te blijven uitoefenen.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij het slachtoffer is overleden en waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld is het uitgangspunt een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het blanco strafblad, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn proceshouding.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke ontzegging van rijbevoegdheid voor de duur van een jaar met een proeftijd van twee jaren opleggen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
1 (een) jaar;
  • bepaalt dat deze ontzegging
  • stelt als
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. T.M. Weeda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024403351. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 april 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 13 juli 2024 reed ik over de Vagevuursweg in Haarle. Ik rij twee keer per dag dezelfde route. Ik maakte gebruik van de cruise control omdat je daar niet harder mag rijden dan 60 kilometer per uur. Het klopt dat ik de kruising tussen de Vagevuusweg en de Bathemerweg een onoverzichtelijke kruising vind. Langs de Bathemerweg staan bosschages, waardoor sprake is van blinde stukken. Ik zag in de verte – op ongeveer 300 tot 400 meter afstand – een fietser aan komen rijden van rechts. Daarna is de fietser mij niet meer opgevallen. Waarschijnlijk zat de fietser achter een blind stuk. Ik dacht dat de fietser nog ver weg was. Ik heb zijn snelheid verkeerd ingeschat en ik heb niet juist gehandeld. De fietser kwam van rechts en kwam in de zijkant van mijn taxibus terecht. Achteraf gezien had ik mijn snelheid verder omlaag moeten brengen zodat ik nog kon remmen toen ik de fietser op het laatste moment aan zag komen.
2.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van 10 oktober 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 6-7):
1: naam: [verdachte] , bestuurder taxibus kenteken: [kenteken]
2: naam: [slachtoffer] bestuurder elektrische mountainbike
1. reed over de Vagevuursweg, komende uit de richting van de Poggenbeltweg, rijdend in de richting van de Achterhoeksweg.
2 reed over de Bathemerweg, komend uit de richting van Nieuw-Heeten, rijdend in de richting van Haarle.
Gekomen ter hoogte van de kruising met de Bathemerweg, verleende 1 geen voorrang aan de voor 1 van rechts komende 2.
Hierdoor ontstond tussen beiden een aanrijding. Bij de aanrijding is slachtoffer overleden.
3.
Het proces-verbaal FO-verkeer van 15 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 32-63):

6 Interpretatie bevindingen

6.1
Toedracht
Op de Vagevuursweg rijdt een Mercedes Sprinter, taxibus, in de richting van de Achterhoeksweg. Op het kruisingsvlak met de Bathemerweg komt een fietser op een elektrische "gravelbike" van rechts uit de Bathemerweg.
6.2
Oorzaak
Op het moment dat de Mercedes-Benz op het kruisingsvlak rijdt komt deze in botsing met de van rechts komende fietser. De fietser komt hierbij, met zijn linkerkant van de fiets en met zijn lichaam, tegen de rechter voorkant van de Mercedes-Benz.
6.3
Gevolg
Als gevolg van deze botsing komt de fietser, ter plaatse, aan zijn verwondingen te overlijden.
4.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 4 Sv, schouwverslag, opgesteld door M. Hau, forensisch arts van 15 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Cliënt: [slachtoffer]
Op basis van mijn onderzoek ben ik niet overtuigd van een natuurlijke dood.
Het vroegtijdig overlijden kan passen bij de toedracht waarbij de heer is aangereden door een personenbus.
Conclusie
Niet-natuurlijke dood ten gevolge van een hoogenergetisch stomp trauma.