In deze zaak hebben partijen een mondelinge overeenkomst van aanneming van werk gesloten, waarbij de gedaagde werkzaamheden zou verrichten voor de eiser. De totale aanneemsom bedroeg € 120.000, te betalen in acht termijnen van € 15.000. Eiser heeft op enig moment € 30.000 aan gedaagde betaald, maar gedaagde heeft later aangegeven de werkzaamheden niet langer te kunnen uitvoeren. Eiser vordert terugbetaling van € 13.161,29 wegens onverschuldigde betaling, maar gedaagde heeft al een bedrag van € 4.838,71 terugbetaald en weigert verder te betalen. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser af, oordelend dat er geen sprake is van onverschuldigde betaling, aangezien er een overeenkomst bestond op het moment van betaling. Eiser heeft niet aangetoond welke werkzaamheden niet zijn uitgevoerd en welke schade hij daardoor heeft geleden. De kantonrechter concludeert dat eiser geen rechtsgronden heeft aangevoerd voor zijn vorderingen en wijst deze af. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 541,00 worden begroot.