ECLI:NL:RBOVE:2025:2771

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
c08329725
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • H.T. Pos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van twee kinderen met het oog op overdracht van hulpverlening in vrijwillig kader

Op 8 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De ondertoezichtstelling van [kind 1] was eerder verlengd tot 28 april 2025, terwijl [kind 2] onder toezicht was gesteld tot 16 april 2025. De gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van beide kinderen te verlengen voor een periode van zes maanden. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 april 2025 was de vader aanwezig, maar de moeder verscheen niet. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders een positieve ontwikkeling doormaken, maar dat er nog zorgen zijn over de relatie tussen hen. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van beide kinderen te verlengen tot 16 oktober 2025, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders de hulpverlening blijven accepteren en dat de kinderen niet belast worden met de problematiek tussen de ouders.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zwolle
Zaaknummer: C/08/329725 / JE RK 25-361 en C/08/329922 / JE RK 25-385
Datum uitspraak: 8 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
de gecertificeerde instelling, hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Zwolle,
over
[kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2022 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [kind 1] ,
[kind 2], geboren op [geboortedatum 2] 2024 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1]
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen betreffende [kind 1] (ingeschreven onder zaaknummer: C/08/329725 / JE RK 25-361), ontvangen op 3 maart 2025;
  • het verzoekschrift met bijlagen betreffende [kind 2] (ingeschreven onder zaaknummer: C/08/329922 / JE RK 25-385), eveneens ontvangen op 3 maart 2025;
  • de geboorteaktes van [kind 1] en [kind 2] , ingediend door de GI, ontvangen op 21 maart 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, in aanwezigheid van een tolk in de taal Papiaments;
- [naam] namens de GI.
1.3.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind 1] . De moeder en de vader zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [kind 2] .
2.2.
[kind 1] en [kind 2] wonen bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 april 2024 de ondertoezichtstelling van [kind 1] verlengd tot 28 april 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 april 2024 [kind 2] onder toezicht gesteld tot 16 april 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ter onderbouwing van de verzoeken verwijst de GI naar de overlegde stukken.
3.2.
Ter aanvulling heeft de GI tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het in brede zin goed gaat, maar dat er nog wel problemen worden gezien in de relationele sfeer tussen de beide ouders. De GI wil het komende half jaar gebruiken voor een overdracht naar de hulpverlening in het vrijwillig kader.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om haar standpunt tijdens de mondelinge behandeling naar voren te brengen en toe te lichten.
4.2.
De vader vindt een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig. De ouders hebben geen ruzie meer.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter legt uit.
5.2.
De ouders hebben een positieve lijn ingezet waarbinnen [kind 1] en [kind 2] een goede ontwikkeling laten zien. De ouders laten zien dat zij meewerken aan de hulpverlening. De moeder heeft laten zien dat zij de verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] kan dragen en dat vindt de kinderrechter knap. De kinderrechter is voor nu nog wel van oordeel dat er nog steeds ernstige zorgen over de ontwikkeling van [kind 1] en [kind 2] zijn. Deze ernstige zorgen zien toe op de relatie tussen de ouders. De kinderrechter begrijpt dat de ruzies tussen de ouders zijn afgenomen, maar dat er nog wel sprake kan zijn van temperamentvolle discussies. De kinderrechter is van oordeel dat het voor [kind 1] en [kind 2] belangrijk is dat er voor nu vanuit de jeugdbeschermer zicht blijft op de situatie tussen de ouders. De kinderrechter ziet de positieve ontwikkelingen, maar vindt het voor nu nog te kwetsbaar om de ondertoezichtstelling te stoppen. Voor de ouders is het van belang dat zij de hulpverlening blijven aangaan en accepteren. Voor [kind 1] en [kind 2] is het belangrijk dat zij niet belast worden met de problematiek tussen de ouders, zodat zij de positieve lijn in hun ontwikkeling die zichtbaar is blijven doortrekken. De GI wil het aankomende half jaar gaan gebruiken om toe te werken naar voortzetting van de hulpverlening vanuit het vrijwillig kader. De kinderrechter vindt dit een goed plan en heeft er vertrouwen in dat de ouders in de komende periode laten zien dat dit mogelijk is.
5.3.
De kinderrechter ziet aanleiding om de termijn van de ondertoezichtstelling voor beide kinderen uit praktisch oogpunt gelijk te trekken. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [kind 2] verlengen voor de verzochte duur van zes maanden, te weten tot 16 oktober 2025. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [kind 1] voor een kortere duur toewijzen dan verzocht is -12 dagen minder-, namelijk eveneens tot 16 oktober 2025. [1] De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind 2] tot 16 oktober 2025;
6.2.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind 1] tot 16 oktober 2025;
6.3.
wijst het verlengingsverzoek voor [kind 1] voor de overig verzochte duur af;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025 door mr. H.T. Pos, kinderrechter, in aanwezigheid van J.G.J. Remeijsen als griffier, en op schrift gesteld op 22 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.