ECLI:NL:RBOVE:2025:2778

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
11456060 \ CV EXPL 24-2522
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake schadevergoeding door onrechtmatige daad door foutief tanken van AdBlue

In deze zaak heeft partij B verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 12 november 2024, waarbij hij was veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan partij A. De schade was ontstaan door het foutief tanken van AdBlue in de bedrijfsbus van partij A, wat leidde tot aanzienlijke schade aan het brandstofsysteem. De kantonrechter heeft vastgesteld dat partij B onrechtmatig heeft gehandeld door verkeerde brandstof te tanken, en heeft het verstekvonnis bekrachtigd. Partij B's eis in reconventie om betaling van een openstaande factuur werd afgewezen, omdat dit bedrag door partij A terecht was verrekend met de schadevergoeding. De kantonrechter heeft partij B ook veroordeeld in de proceskosten van zowel de conventie als de reconventie.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11456060 \ CV EXPL 24-2522
Vonnis van 6 mei 2025
in de zaak van
[partij A], handelend onder de naam
[bedrijf]
te [woonplaats 1],
geopposeerde, oorspronkelijk eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna te noemen: [partij A],
gemachtigde: mr. M.L. van der Burgh van Stichting Achmea Rechtsbijstand.
tegen
[partij B],
te [woonplaats 2],
opposant, oorspronkelijk gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna te noemen: [partij B],
eerder bijgestaan door mr. M.H.J. Booijink, thans procederend in persoon,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de oorspronkelijke dagvaarding van 18 oktober 2024
- het verstekvonnis van 12 november 2024
- de verzetdagvaarding, aan te merken als de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de mondelinge behandeling. Tijdens de mondelinge behandeling zijn [partij A] en zijn gemachtigde verschenen. [partij B] is niet verschenen op de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[partij B] is bij verstekvonnis van 12 november 2024 veroordeeld tot betaling aan [partij A] van schadevergoeding van € 4.991,64 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2024, de buitengerechtelijke incassokosten van € 613,80 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2024 en de proceskosten van € 859,39. [partij B] komt in deze procedure in verzet van dat verstekvonnis en stelt een eis in reconventie in.
2.2.
De kantonrechter oordeelt ook in deze procedure dat [partij B] onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van [partij A], door verkeerde brandstof te tanken in de bedrijfsbus van [partij A]. Om die reden moet [partij B] de schade die daardoor is ontstaan, aan [partij A] vergoeden. Het verstekvonnis wordt daarom bekrachtigd. De door [partij B] in reconventie gevorderde betaling van zijn factuur voor werkzaamheden wordt afgewezen, omdat dit bedrag door [partij A] terecht is verrekend met de door [partij B] te betalen schade. [partij B] wordt veroordeeld in de proceskosten in conventie en reconventie.

3.De feiten

3.1.
[partij B] verricht regelmatig (isolatie)werkzaamheden in opdracht van [partij A].
3.2.
Op 7 februari 2024 (hierna: de schadedatum) is er schade ontstaan aan de bedrijfsbus met kenteken [kenteken] (hierna: de bus) van [partij A].
3.3.
Op 18 maart 2024 schrijft [partij A] aan [partij B] dat [partij B] op de schadedatum voor [partij A] aan het werk is gegaan en hiervoor de bedrijfsbus heeft meegenomen. Ook schrijft [partij A] dat [partij B] AdBlue in de dieseltank heeft gedaan en daardoor schade is ontstaan omdat het complete brandstofsysteem vervangen moet worden. [partij A] stelt [partij B] aansprakelijk voor die schade, die schattend wordt begroot op € 5.000,00.
3.4.
Profix Autoservice heeft de bus gerepareerd en vervolgens op 3 april 2024 een factuur van in totaal € 4.809,92 (incl. btw) aan [partij A] gestuurd. Op de factuur staat vermeld: ‘
Alle brandstof delen moeten vervangen i.v.m. het tanken en rijden van Adblue’.
3.5.
Op 10 april 2024 heeft [partij B] gereageerd op de brief van [partij A]. In deze brief wijst [partij B] aansprakelijkheid af. [partij B] erkent tijdens zijn opdracht voor [partij A] AdBlue te hebben getankt en hij schrijft: ‘
met alle zorgvuldigheid heb ik AdBlue toegevoegd aan het daarvoor bestemde reservoir.’ Daarnaast vordert [partij B] in de brief betaling van een openstaande factuur van € 875,00 van [partij A] voor door [partij B] verrichtte werkzaamheden.
3.6.
Op 19 juni 2024 heeft de gemachtigde van [partij A] een brief gestuurd aan [partij B], waarin [partij B] aansprakelijk wordt gesteld voor de - inmiddels - gespecificeerde schade van € 4.829,04. Ook schrijft de gemachtigde dat de schade voor het onbruikbaar raken van het in de bus opgeslagen isolatiemateriaal á € 837,50 is verrekend met de factuur van [partij B].

4.Het geschil

in oppositie/conventie
4.1.
[partij A] heeft in de verstekprocedure - samengevat - gevorderd dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [partij B] zal veroordelen tot:
  • betaling van een bedrag van € 4.991,64 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2024, tot de dag van volledige betaling,
  • betaling van een bedrag van € 613,80 aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2024, tot de dag van volledige betaling,
  • betaling van de proceskosten.
4.2.
Aan zijn vordering heeft [partij A] ten grondslag gelegd dat [partij B] onrechtmatig zou hebben gehandeld doordat [partij B] AdBlue heeft getankt in de dieseltank. Hierdoor is schade ontstaan aan het brandstofsysteem van zijn bus en het (isolatie)materiaal in de bus. De totale schade, een bedrag van € 4.991,64, wordt als volgt gespecificeerd, met verwijzing naar facturen:
  • vervanging van het brandstofsysteem: € 4.809,92 (incl. btw);
  • tankkosten AdBlue: € 24,22 (incl. btw);
  • sleepkosten: € 19,12 (incl. btw);
  • onbruikbare isolatiematerialen. Dit schadebedrag is verrekend met de factuur van [partij B] voor door [partij B] verricht werk. Voor deze verrekening verwijst [partij A] naar zijn factuur 2024-0022 van 28 mei 2024. Daarop staat een totale harsschade van € 837,50 (excl. 21% btw) en de factuur 2024-0008 van [partij B] van € 802,75 (excl. 9% btw), resulterend in een nog door [partij B] te betalen bedrag van € 138,38 (incl. btw).
4.3.
Bij verstekvonnis van 12 november 2024 zijn de vorderingen van [partij A] toegewezen.
4.4.
[partij B] vordert in het verzet dat hij wordt ontheven van zijn veroordeling bij verstekvonnis van 12 juli 2024 (de kantonrechter begrijpt: 12 november 2024), onder afwijzing van de oorspronkelijke vordering als zijnde ongegrond. [partij B] vordert verder dat [partij A] wordt veroordeeld in de kosten van het verzet.
4.5.
[partij B] betwist in verzet dat door zijn toedoen AdBlue in de dieseltank terecht is gekomen.
4.6.
[partij A] verzoekt de kantonrechter om het verzet van [partij B] ongegrond te verklaren en het verstekvonnis te bekrachtigen.
in reconventie
4.7.
[partij B] vordert - samengevat - dat de kantonrechter:
i. [partij A] veroordeelt tot het betalen van € 875,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek, over dit bedrag vanaf de vervaldatum tot aan de dag van betaling,
ii. [partij A] veroordeelt tot het betalen van vergoeding van de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 131,25,
iii. [partij A] veroordeelt tot het betalen van de kosten van deze procedure.
4.8.
[partij B] legt aan zijn eis in reconventie ten grondslag dat hij werkzaamheden heeft verricht voor [partij A]. [partij A] heeft de hiervoor door [partij B] verstuurde factuur onbetaald gelaten.
4.9.
[partij A] verzoekt de kantonrechter de vorderingen van [partij B] af te wijzen nu de vorderingen reeds zijn verrekend met het schadebedrag, eveneens met veroordeling van [partij B] in de kosten van de procedure.
in oppositie/conventie en reconventie
4.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Verzet is tijdig ingesteld
5.1.
De kantonrechter stelt vast dat het verzet tijdig is ingesteld. [partij A] heeft hier ook geen verweer tegen gevoerd.
in oppositie/conventie
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat de vordering van [partij A] feitelijk verband houdt met de (isolatie)werkzaamheden die [partij B] in opdracht van [partij A] (heeft) verricht. [partij B] heeft de bus gebruikt ten behoeve van werkzaamheden in opdracht van [partij A]. Die overeenkomst tussen [partij A] en [partij B] kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van aanneming als bedoeld in artikel 7:750 BW. Dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen [partij A] en [partij B] is niet gesteld en is de kantonrechter ook niet gebleken. Nu de schade niet is ontstaan in de uitvoering van de opgedragen werkzaamheden, heeft [partij A] terecht de onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) als grondslag voor de schadevergoeding aangevoerd. Er moet daarom worden beoordeeld of [partij B] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [partij A].
[partij B] heeft op de schadedatum gereden in- én getankt met de bus
5.3.
Allereerst zal de kantonrechter moeten beoordelen of [partij B] op de schadedatum gereden heeft in de bus én heeft getankt met de bus. Hoewel [partij B] in eerste instantie heeft erkend op de schadedatum in de bus te hebben gereden - blijkens de brief van 10 april 2024 - wordt dit in de conclusie van antwoord betwist. Ter onderbouwing van de stelling dat [partij B] op de schadedatum in de bus heeft gereden, heeft [partij A] een print screen uit het kloksysteem in het geding gebracht. Uit de print screen blijkt dat [partij B] op de schadedatum om 7:20 uur is ‘ingeklokt’. [partij A] heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat [partij B] een badge heeft voor toegang tot een hal, waar de bus zich bevindt. Bij gebruik van de badge wordt [partij B] automatisch als ‘ingeklokt’ geregistreerd, hetgeen volgens [partij A] dus ook betekent dat hij op dat moment de bus heeft opgehaald. Daarnaast heeft [partij A] een factuur van het tankstation overgelegd. Op de factuur staat dat op de schadedatum om 7:27 uur, 20.02 liter AdBlue is getankt. De door [partij A] overgelegde foto van een camerabeeld van het tankstation waarop onbetwist is gesteld dat [partij B] te zien is die aan het tanken is met de bus op de schadedatum bewijzen volgens [partij A] dat [partij B] de AdBlue heeft getankt. Ook de onbetwist overgelegde WhatsAppberichten tussen partijen onderbouwen zijn stelling:
“07-02-2024 20:06 – [partij A][[partij A], opm. kantonrechter]
: Je hebt geen rare geluiden gehoord voordat hij er mee stopte?
07-02-2024 20:36 - [partij B][[partij B], opm. kantonrechter]
: Oké nee hield er ineens mee op tijdens het rijden”.
5.4.
De blote betwisting van [partij B] geen gebruik te hebben gemaakt van de bus op de schadedatum is, gelet op de onderbouwde stelling van [partij A], naar het oordeel van de kantonrechter dan ook onvoldoende gemotiveerd. Het had op de weg van [partij B] gelegen om te concretiseren waar hij op dat moment dan wél was, of waarom de door [partij A] ter onderbouwing overgelegde documenten onjuist zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook komen vast te staan dat [partij B] op de schadedatum in de bus heeft gereden én AdBlue heeft getankt.
De schade is ontstaan door het foutief tanken van AdBlue door [partij B]
5.5.
[partij A] stelt dat de schade is veroorzaakt door het foutief tanken van AdBlue in de dieseltank. [partij B] betwist dit en voert aan dat de schade niet onmiddellijk kan optreden, maar zich zal manifesteren na het rijden van langere afstanden met de dus en het negeren van de waarschuwingssignalen. Volgens [partij B] is het dus zeer aannemelijk dat [partij A] zelf de veroorzaker is van de schade.
5.6.
Profix Autoservice heeft een factuur gestuurd waarin staat ‘
Alle brandstofdelen moeten vervangen i.v.m. het tanken en rijden van Adblue’.Tijdens de mondelinge behandeling heeft [partij A] uitleg gegeven hoe Profix Autoservice de oorzaak van de schade heeft vastgesteld. Volgens [partij A] is tijdens het onderzoek gebleken dat in het brandstofsysteem van de bus kristalvorming is aangetroffen. Deze kristalvorming is kenmerkend voor AdBlue die, wanneer deze in de dieseltank terechtkomt, bij contact met diesel uithardt en kristalliseert. [partij A] heeft gesteld dat het foutief tanken van AdBlue in de dieseltank onmiddellijk schade aan het brandstofsysteem veroorzaakt en dat [partij B] dus de veroorzaker is van de schade. [partij A] heeft dit onderbouwd met de verklaring dat bij dieselmotoren de brandstof en dus ook de foutief toegevoegde AdBlue met grote snelheid wordt rondgepompt. Hierbij kan sprake zijn van een doorstroming van meerdere liters per minuut, ook al is het daadwerkelijk brandstofverbruik van de motor laag. Dit betekent dat de AdBlue zich bij het starten van de motor binnen korte tijd door het gehele brandstofsysteem verspreidt. [partij B] heeft deze nadere toelichting door [partij A] niet weersproken.
5.7.
De kantonrechter volgt de betwisting door [partij B] niet. Volgens de kantonrechter heeft [partij A] voldoende onderbouwd gesteld dat de schade direct optreedt zodra AdBlue in het brandstofsysteem terechtkomt. De stelling van [partij B] dat eerst waarschuwingssignalen zouden verschijnen en je gedurende langere afstand met de bus moet rijden voordat de schade ontstaat, is niet onderbouwd. Gelet hierop acht de kantonrechter de betwisting van [partij B] onvoldoende gemotiveerd en wordt daaraan voorbij gegaan.
5.8.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat de schade aan de bus het directe gevolg is geweest van het foutief tanken van AdBlue in de dieseltank door [partij B]. Dat foutief tanken heeft te gelden als een onrechtmatige daad van [partij B] tegenover [partij A]. Voor de schade die [partij A] daardoor heeft geleden, is [partij B] dan ook aansprakelijk.
Welke schade moet [partij B] betalen?
5.9.
De kantonrechter stelt voorop dat [partij B] geen verweer heeft gevoerd ten aanzien van specifieke schadeposten (reparatie, tankkosten, sleepkosten en isolatiemateriaal). Ten aanzien van het (isolatie)materiaal heeft [partij A] ter zitting voldoende toegelicht dat materiaal beperkt houdbaar is en het niet mogelijk is om dit uit de (vaste vaten in de) bus te verwijderen.
5.10.
Daarbij geldt dat [partij A] de schadepost van (isolatie)materiaal (gedeeltelijk) verrekend met de openstaande factuur van [partij B]. De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten van artikel 6:127 BW voor verrekening is voldaan. De door [partij A] verstuurde factuur van 28 mei 2024 waarin hij de schade aan het (isolatie)materiaal heeft verrekend met de door [partij B] verstuurde factuur kan naar het oordeel van de kantonrechter worden gelezen als verrekeningsverklaring. De schade als gevorderd door [partij A] en weergegeven in rechtsoverweging 4.2 ter hoogte van € 4.991,64, is daarom toewijsbaar.
[partij B] moet de wettelijke rente betalen
5.11.
De gevorderde rente wettelijke rente over de hoofdsom wordt - anders dan in het verstekvonnis - toegewezen
vanaf 9 juli 2024in plaats van 8 juli 2024. [partij B] was op 8 juli 2024 namelijk nog niet in verzuim omdat hij in de gelegenheid is gesteld het schadebedrag te voldoen uiterlijk op 8 juli 2024.
[partij B] moet de buitengerechtelijke kosten betalen
5.12.
[partij A] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het gevorderde bedrag van € 613,80 is niet hoger dan het toewijsbare bedrag op grond van het besluit en zal daarom worden toegewezen.
Tussenconclusie
5.13.
De conclusie is dat het verzet ongegrond wordt verklaard en het verstekvonnis zal worden bekrachtigd op de wijze als hierna onder beslissing is vermeld.
in reconventie
[partij A] hoeft de factuur van [partij B] niet meer te betalen
5.14.
Doordat de door [partij B] verstuurde factuur terecht door [partij A] is verrekend, zie rov. 5.10, is de vordering in reconventie teniet gegaan. De vordering zal daarom worden afgewezen.
[partij A] hoeft de nevenvorderingen niet te betalen
5.15.
Nu de hoofdvordering in reconventie zal worden afgewezen, zullen de vorderingen wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente ook worden afgewezen.
in oppositie/conventie en reconventie
[partij B] moet de proceskosten betalen
5.16.
[partij B] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld zowel in de kosten van het verzet als van de procedure in reconventie. De kosten van het verzet worden aan de zijde van [partij A] begroot op:
- salaris gemachtigde
339,00
(1 punt × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
474,00
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten in reconventie aan de zijde van [partij A] vastgesteld op:
- salaris gemachtigde
67,50
(1 punt x factor 0,5 × € 135,00)
Totaal
67,50
Uitvoerbaar bij voorraad
5.17.
Dit vonnis wordt op een aantal punten uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zoals [partij A] heeft gevraagd. Dat betekent dat de beslissing van de kantonrechter moet worden gevolgd, ook als een van de partijen beroep instelt. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat een hogere rechter een andere beslissing neemt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in oppositie/conventie
6.1.
verklaart het verzet ongegrond,
6.2.
bekrachtigt het door de kantonrechter op 12 november 2024 onder zaaknummer 11366153 CV EXPL 24-2086 gewezen verstekvonnis, met dien verstande dat de wettelijke rente over het bedrag van € 4.991,64 is beginnen te lopen met ingang van 9 juli 2024 in plaats van 8 juli 2024,
6.3.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten van de verzetprocedure € 474,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [partij B] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in reconventie
6.4.
wijst de vorderingen van [partij B] af,
6.5.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten van € 67,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [partij B] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in oppositie/conventie en in reconventie
6.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.2, 6.3 en 6.5 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025.