ECLI:NL:RBOVE:2025:2853

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
08-341280-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor stalking en bedreiging van zijn ex-vriendin met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 25-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 291 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De man is schuldig bevonden aan stalking en bedreiging van zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door duizenden bedreigende e-mails te sturen. De rechtbank heeft ook een contact- en locatieverbod opgelegd, evenals een schadevergoeding van € 1.500,- aan het slachtoffer. De uitspraak volgde na een openbare terechtzitting op 24 april 2025, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de psychische toestand van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft een borderline persoonlijkheidsstoornis, wat zijn gedrag heeft beïnvloed. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft om herhaling te voorkomen, en heeft daarom bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-341280-24 (P)
Datum vonnis: 8 mei 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 april 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. H.J. Voors, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] door mr. J.L. L’Homme, advocaat in Amsterdam, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer] heeft gestalkt;
feit 2:[slachtoffer] heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks de periode van 7 september 2024 tot
en met 27 oktober 2024 te Zwolle,
althans op een of meer plaatsen in Nederland, (telkens)
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door
- zich meermalen, althans eenmaal, te begeven naar en/of zich op te houden voor
en/of in de buurt van de woning van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] zeer veel (duizenden) e-mailberichten te sturen, al dan niet van
intimiderende en/of bedreigende aard en/of
- die [slachtoffer] veelvuldig berichten te sturen via social media (Instagram),
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 september 2024 tot
en met 27 oktober 2024 te Zwolle, althans op een of meer plaatsen in Nederland,
(telkens)
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] e-mailberichten te sturen met onder meer de Engelse
woorden/tekst:
- " One day I will come for your family" en/of
- " I SWEAR IKLL HJUNT YOU LIKE DOGS ALL OF YOU EACH AND EVERY
FUCKKING ONE OF YOU ANYONE WITH YLYUR BLOLOD WILLL FU KING BVDIE HORRIBLY ILL CUT THEIR TONGGES OUTG FON OF THEIR FJUCKIHNG NGIGB HEADS", althans woorden/tekst van gelijke bedreigende aard en/of strekking.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezenverklaard, met uitzondering van het deel “One day I will come for your family” van feit 2.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich meermalen bij de woning van aangeefster heeft opgehouden en dat hij via social media berichten heeft gestuurd. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat het bericht “One day I will come for your family” onvoldoende concreet is om tot een bewezenverklaring van bedreiging te komen. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte heeft bekend dat hij de feitelijke handelingen die worden genoemd in de tenlastelegging onder het tweede gedachtestreepje, heeft gepleegd en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting afgelegd;
  • het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer] van 27 oktober 2024, pagina’s 1213.
Partiële vrijspraak feit 1
Gelet op de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft opgehouden in de buurt van de woning van aangeefster en evenmin dat hij via social media berichten heeft gestuurd naar aangeefster. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging.
Feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte heeft bekend dat hij de feitelijke handelingen die worden genoemd in de tenlastelegging, heeft gepleegd en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit ten aanzien van die feitelijkheden - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting afgelegd;
  • het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer] van 27 oktober 2024, pagina’s 1213;
  • het procesverbaal van bevindingen van 29 oktober 2024, met bijlagen, pagina’s 26 en 29.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 7 september 2024 tot en met 27 oktober 2024 in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] zeer veel (duizenden) e-mailberichten te sturen, al dan niet van intimiderende en/of bedreigende aard,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij in de periode van 7 september 2024 tot en met 27 oktober 2024 in Nederland,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] e-mailberichten te sturen met onder meer de Engelse tekst:
- " One day I will come for your family" en
- " I SWEAR IKLL HJUNT YOU LIKE DOGS ALL OF YOU EACH AND EVERY
FUCKKING ONE OF YOU ANYONE WITH YLYUR BLOLOD WILLL FU KING BVDIE HORRIBLY ILL CUT THEIR TONGGES OUTG FON OF THEIR FJUCKIHNG NGIGB HEADS".
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
feit 1
het misdrijf:
belaging;
feit 2
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 284 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd dat de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 17 april 2025.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte. De raadsman heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van niet veel langere duur dan de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stalking (belaging) en bedreiging van aangeefster, met wie hij korte tijd een relatie heeft gehad. Aangeefster heeft meerdere malen aan verdachte duidelijk gemaakt dat zij geen contact meer wilde en ook de politie heeft een stopgesprek gevoerd met verdachte. Verdachte heeft echter geen afstand genomen van aangeefster, maar haar overspoeld met duizenden emailberichten met onder meer beledigende en bedreigende teksten. In deze teksten beledigde en bedreigde hij niet enkel aangeefster maar liet hij zich ook beledigend en bedreigend uit over haar familie. Verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor de grenzen van aangeefster en ernstig inbreuk gemaakt op haar privéleven, zoals ook is gebleken uit de namens aangeefster voorgelezen slachtofferverklaring. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 25 maart 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Verder blijkt dat op 7 augustus 2024 aan verdachte een strafbeschikking is opgelegd vanwege een overtreding en dat daarom artikel 63 Sr van toepassing is.
De rechtbank heeft kennis genomen van de pro Justitia rapportage, opgesteld door N. van der Weegen, GZpsycholoog, van 21 februari 2025. Daarin is beschreven dat bij verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis. De stoornis was ook aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten. De psycholoog heeft beschreven dat verdachte door de borderline persoonlijkheidsstoornis een gebrekkig gevoel van identiteit heeft, waardoor hij zich definieert in relatie tot een ander en zich ernstig afgewezen voelt als die ander het contact verbreekt. Ook leidt de borderline persoonlijkheidsstoornis tot ernstige emotieregulatieproblemen en impulsief emotioneel gedrag. Deze problematiek belemmerde verdachte in het maken van andere keuzes voorafgaand aan de feiten. De psycholoog adviseert daarom om verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog met betrekking tot de toerekenbaarheid over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal bij de strafmaat rekening houden met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 17 april 2025. De reclassering heeft beschreven dat eerdere hulpverleningstrajecten in een vrijwillige kader niet zijn gelukt, omdat verdachte door zijn wisselende stemming en motivatie is afgehaakt. Verdachte heeft nu aangegeven dat hij gemotiveerd is om mee te werken aan bijzondere voorwaarden en de reclassering denkt dat behandeling in een gedwongen kader extra motiverend zou kunnen werken. De reclassering heeft het recidiverisico, hoewel door het Stalkings Risk Profile het recidiverisico dat betrokkene huidige aangeefster weer zal belagen als laag inschat, ingeschat als hoog. De reclassering heeft geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, ambulante begeleiding, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met aangeefster, een locatieverbod voor een gebied rondom de woning van aangeefster, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
De strafoplegging
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank overweegt dat verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft om herhaling te voorkomen en zal daarom de volgende bijzondere voorwaarden opleggen: een meldplicht, ambulante behandeling, ambulante begeleiding, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank zal het door de reclassering geadviseerde contact- en locatieverbod opleggen in de vorm van een 38vmaatregel, zoals hierna beschreven.
Alles afwegende, acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 291 waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals hiervoor genoemd, passend en geboden.
De op te leggen maatregel
Tot slot acht de rechtbank een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr aangewezen in de vorm van een contact- en locatieverbod. Overeenkomstig de vordering van de officier van justitie geldt dit contact- en locatieverbod voor de duur van drie jaren. Iedere overtreding van het contact- of locatieverbod levert twee weken hechtenis op, met een maximum van zes maanden.
Het contactverbod houdt in dat verdachte op geen enkele manier (direct of indirect) contact mag opnemen, zoeken, of hebben met [slachtoffer] en haar familie.
Het locatieverbod houdt in dat verdachte zich niet op de [adres 2] , de [adres 3] en de [adres 4] mag bevinden en zich niet mag bevinden in het gebied gelegen tussen de [adres 2] , de [adres 3] en de [adres 4] .
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 38v Sr opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar moeten zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, te weten [slachtoffer] en haar familie. De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte woont in de omgeving van [slachtoffer] en dat hij haar gedurende twee maanden heeft belaagd met duizenden emails.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van een bedrag van € 15.799,88 (vijftienduizendzevenhonderdnegenennegentig euro en achtentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- uitbreiding alarmsysteem: € 2.910,05;
- gelaagd en kogelwerend glas: € 7.916,67;
- reiskosten naar advocaat: € 76,16;
- eigen risico zorgverzekering: € 385,--;
- raambeveiliging: € 242,--;
- toekomstig eigen risico zorgverzekering: € 770,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 3.500,-- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de reiskosten naar de advocaat en het eigen risico zorgverzekering (€ 385,).
Voor het overige heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen moeten worden afgewezen omdat er onvoldoende causaal verband is tussen de tenlastegelegde feiten en de gevorderde schade. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde nietontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat verdachte niet vergoedingsplichtig is nu de schadeposten in redelijkheid niet aan hem kunnen worden toegerekend en omdat de schade onvoldoende is onderbouwd.
Wat betreft de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman verder bepleit dat, mocht deze vordering worden toegewezen, dat het bedrag moet worden gematigd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Wat betreft de schadepost reiskosten naar advocaat blijkt uit de onderbouwing niet op welke rechtsgrond de vordering berust. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De onder de posten uitbreiding alarmsysteem, kogelwerend glas en raambeveiliging, eigen risico zorgverzekering en toekomstig eigen risico zorgverzekering opgevoerde schade is niet komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de causaliteit dan wel de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering (materiële schade) niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft immateriële schade gevorderd op de grondslag van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW: aantasting in de persoon op andere wijze. Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Volgens vaste rechtspraak zal degene die zich hierop beroept, voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
In het licht van de betwisting door de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de onderbouwing van de vordering van benadeelde onvoldoende blijkt dat sprake is van geestelijk letsel dan wel een andere aantasting in de persoon als gevolg van het handelen van verdachte. De vraag is daarom of de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor benadeelde zo voor de hand liggen dat dit alsnog meebrengt dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan wel sprake is. De rechtbank overweegt daartoe dat de benadeelde partij op zeer intense wijze is belaagd en bedreigd door verdachte. De benadeelde partij heeft in de spreekrechtverklaring op indringende wijze beschreven tot hoeveel angst en onveiligheidsgevoelens dit bij haar heeft geleid en wat de gevolgen zijn geweest voor haar persoonlijke vrijheid. De rechtbank zal de vordering daarom naar maatstaven van billijkheid toewijzen tot een bedrag van € 1.500,, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige nietontvankelijk verklaren in de vordering.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38w, 57 en 62 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van:
feit 1, het misdrijf:
belaging;
feit 2, het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
291 (tweehonderdeenennegentig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
90 (negentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Dobbe 7074 in Zwolle. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
- zich ambulant laat behandelen bij een nader te bepalen ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel als mogelijk na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- zich ambulant laat begeleiden door Creating Balance of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
- verblijft in een instelling voor beschermd- of begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag. Indien de reclassering het nodig vindt, laat hij zich hierin begeleiden door een instantie;
- inzicht geeft in zijn financiën en schulden aan de reclassering. Indien geïndiceerd werkt verdachte mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
3 (drie) jaren;
- beveelt dat de verdachte gedurende 3 (drie) jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] en haar familie;
- beveelt dat de verdachte zich gedurende 3 (drie) jaren niet op de [adres 2] , de [adres 3] en de [adres 4] mag bevinden en zich niet mag bevinden in het gebied gelegen tussen de [adres 2] , de [adres 3] en de [adres 4] ;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
2 (twee) wekenhechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
- beveelt dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris, omdat er ernstig rekening mee moet
worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich
belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] ;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.500, (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 1.500, (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2024);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.500,, (zegge: vijftienhonderdeuro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. de Loor, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. A.N. Neumann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2025.
Buiten staat
Mr. Neumann is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2024506253. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.