ECLI:NL:RBOVE:2025:2927

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
11470054 \ EJ VERZ 24-462
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens niet-tijdige kennisgeving

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en Stichting Isala Klinieken. De zaak betreft de opzegging van de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] door Isala, die deze opzegging baseerde op langdurige arbeidsongeschiktheid en toestemming van het UWV. [verzoekster] betwistte de rechtsgeldigheid van de opzegging, omdat zij deze niet tijdig had ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging niet rechtsgeldig was, omdat Isala niet kon aantonen dat de aangetekende brief tijdig was aangeboden en dat [verzoekster] op de juiste wijze op de hoogte was gesteld van de opzegging. Hierdoor werd de opzegging vernietigd, wat betekende dat [verzoekster] in dienst bleef bij Isala. De verzoeken van [verzoekster] tot herstel van de arbeidsovereenkomst en betaling van een transitievergoeding werden afgewezen, evenals andere verzoeken die verband hielden met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De proceskosten werden toegewezen aan [verzoekster], aangezien Isala als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer / rekestnummer: 11470054 \ EJ VERZ 24-462
Beschikking van 25 april 2025
in de zaak van
[verzoekster],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
procederend in persoon,
tegen
STICHTING ISALA KLINIEKEN,
te Zwolle,
verwerende partij,
hierna te noemen: Isala,
gemachtigde: mr. D. Schuurman.

1.De zaak in het kort

1.1.
Deze zaak gaat kort gezegd over het volgende. Isala heeft na verkregen toestemming van het UWV de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] opgezegd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. [verzoekster] meent dat die toestemming ten onrechte is gevraagd en verleend en betoogt ook dat de opzegging niet rechtsgeldig is, omdat zij deze niet tijdig heeft ontvangen.
1.2.
De kantonrechter zal hierna tot het oordeel komen dat de opzegging inderdaad niet rechtsgeldig is en dat deze daarom moet worden vernietigd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- een pakket met producties waarop vermeld staat ‘productie 1 tot 11 / 50 tot 59’ van [verzoekster] ;
- een productiewijzer en de producties 12, 40, 41, 43.1, 43.2, 44 tot en met 49, 49.1, 52, 57.1, 70 en 100 van [verzoekster] ;
- het verweerschrift;
- de mondelinge behandeling van 21 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en de op die zitting voorgedragen pleitnota’s;
- de akte uitlating van Isala van 14 maart 2025;
- de reactie daarop van [verzoekster] van 21 maart 2025;
- de aanvullende productie 107 van [verzoekster] ;
- de brief van Isala van 31 maart 2025.
2.2.
Hierna is beschikking bepaald.

3.De feiten

3.1.
Isala is een topklinisch ziekenhuis (basis en complexe zorg), met vestigingen in Meppel en Zwolle en poliklinieken in Heerde, Kampen en Steenwijk.
3.2.
[verzoekster] , die op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] is geboren en aldaar is opgeleid, is met ingang van 1 mei 2006 in dienst getreden bij Isala. Zij was daar laatstelijk werkzaam in de functie van gynaecoloog.
3.3.
[verzoekster] is op 7 februari 2022 arbeidsongeschikt geraakt.
3.4.
Vanaf half januari 2023 heeft [verzoekster] voor een beperkt aantal uur per week aangepaste werkzaamheden verricht. Haar re-integratie is vervolgens echter gestagneerd. In augustus 2023 is een ernstige ziekte bij [verzoekster] vastgesteld, waarna zij zich op enig moment weer volledig heeft ziekgemeld.
3.5.
Het UWV heeft vanaf 5 februari 2024 een WGA-uitkering aan [verzoekster] toegekend. Daarbij is uitgegaan van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
3.6.
In een arbeidsdeskundig rapport van 7 juni 2024 is te lezen dat het eigen werk van [verzoekster] niet passend is en dat de kans klein is dat [verzoekster] in de toekomst haar eigen werk weer volledig zal kunnen uitvoeren.
3.7.
In een ‘26-weken verklaring’ van de bedrijfsarts van 15 juli 2024 staat onder meer vermeld dat binnen 26 weken de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm zal kunnen worden verricht.
3.8.
Bij beslissing van 3 oktober 2024 heeft het UWV Isala toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] op te zeggen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. In die beslissing staat vermeld dat Isala de arbeidsovereenkomst tot en met 31 oktober 2024 kan opzeggen.
3.9.
Isala heeft [verzoekster] vervolgens op 8 oktober 2024 een aangetekende brief gestuurd dat haar arbeidsovereenkomst per 9 januari 2025 wordt opgezegd. PostNL heeft getracht die brief op 11 oktober 2024 aan [verzoekster] aan te bieden.
3.10.
Omdat de brief niet bij [verzoekster] kon worden afgeleverd, is deze naar een PostNL-punt in een supermarkt in [woonplaats] gebracht. De brief is daar vervolgens niet afgehaald, zodat deze op 29 oktober 2024 retour afzender is gestuurd.
3.11.
Per e-mail van 4 november 2024 heeft Isala de (toenmalige) advocaat van [verzoekster] bericht dat de aangetekende opzeggingsbrief, die bij die e-mail was gevoegd, retour was ontvangen en hem verzocht de betreffende informatie met [verzoekster] te delen. Dit is vervolgens op 5 november 2024 gebeurd.
3.12.
Op 23 januari 2025 heeft Isala een bedrag van € 69.000,00 aan [verzoekster] overgemaakt met als omschrijving ‘Voorschot transitievergoeding’.

4.Het verzoek en het verweer

4.1.
[verzoekster] heeft de kantonrechter in haar verzoekschrift – samengevat – verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
primairhaar arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:682 lid 1 sub a jo. artikel 3:300 Burgerlijk Wetboek (BW) te herstellen vanaf 9 januari 2025, althans vanaf een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum;
subsidiairIsala op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht te herstellen vanaf 9 januari 2025, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum;
zowel primair als subsidiair
II. Isala te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris, inclusief vakantiebijslag en overige emolumenten, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
III. Isala op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen tot wedertewerkstelling van [verzoekster] ;
meer subsidiair
IV. Isala te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 250.000,00, althans een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
V. Isala te veroordelen tot voldoening van een eindafrekening waarin is opgenomen een nabetaling van niet toegekende dan wel ten onrechte niet uitgekeerde vakantiedagen;
VI. Isala op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen tot het verstrekken van een deugdelijke specificatie van de eindafrekening;
primair, subsidiair en meer subsidiair
VII. Isala te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding;
VIII. Isala te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2.
[verzoekster] heeft aan deze verzoeken kort samengevat het volgende ten grondslag gelegd. Het UWV heeft ten onrechte toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Isala heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat er geen mogelijkheid is om [verzoekster] binnen een redelijke termijn te herplaatsen in een andere functie binnen de organisatie en heeft daar geen zorgvuldig onderzoek naar gedaan. Isala had ook geen belang bij het aanvragen van een ontslagvergunning, aangezien zij sinds 5 februari 2024 geen loondoorbetalingsverplichting meer had en zij geen eigenrisicodrager is, terwijl er ten tijde van die aanvraag geen duidelijkheid was over het perspectief op het herstel van [verzoekster] . [verzoekster] is door de hardvochtige opstelling van Isala ernstig belemmerd in haar herstel en heeft het gevoel door Isala te zijn afgedankt. Isala heeft de arbeidsovereenkomst bovendien niet binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn opgezegd.
Isala ontzegt [verzoekster] ook ten onrechte loonaanspraken en geeft haar daarover geen duidelijke en consistente toelichting. [verzoekster] heeft er daardoor geen vertrouwen in dat Isala uit zichzelf in het kader van de eindafrekening zal overgaan tot uitbetaling van de juiste bedragen. Aangezien de opzegging van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen dan wel nalaten van Isala en Isala ook gedurende de re-integratie ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door [verzoekster] werk op te dragen waartoe ze niet in staat was, heeft [verzoekster] recht op een billijke vergoeding.
4.3.
Isala heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van [verzoekster] . Zij betoogt kort gezegd dat aan alle vereisten van artikel 7:669 lid 1 en 3 sub b BW is voldaan, dat het UWV dus op goede gronden toestemming heeft verleend om de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] op te zeggen en dat er van ernstig verwijtbaar handelen aan haar zijde geen sprake is geweest. Isala meent dan ook dat de verzoeken van [verzoekster] moeten worden afgewezen en dat [verzoekster] in de kosten van deze procedure moet worden veroordeeld.
4.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
4.5.
[verzoekster] heeft in haar pleitnota nog een aantal nieuwe verzoeken ingediend en ook voorstellen gedaan. Zoals reeds ter zitting aan [verzoekster] is uitgelegd, kan de kantonrechter die verzoeken en voorstellen echter niet in behandeling nemen, zodat daaraan – met uitzondering van de door [verzoekster] ingeroepen vernietiging, zoals hierna zal blijken – voorbij wordt gegaan.

5.De beoordeling

Ontbrekende producties
5.1.
De kantonrechter stelt vast dat [verzoekster] niet alle in het verzoekschrift genoemde producties in het geding heeft gebracht. Ook ontbreekt een groot aantal van de producties die vermeld staan in de door [verzoekster] overgelegde productiewijzer. Zoals hierna zal blijken, zijn de ontbrekende producties echter niet van belang voor de beslissing in deze zaak. Er bestaat dus geen reden om [verzoekster] in de gelegenheid te stellen de betreffende producties alsnog aan te leveren. Dit geldt temeer nu [verzoekster] ook zelf had kunnen vaststellen dat zij een incompleet dossier bij de rechtbank heeft aangeleverd.
De reactie van [verzoekster] van 21 maart 2025
5.2.
De kantonrechter constateert dat [verzoekster] in haar reactie van 21 maart 2025 op een tweetal nieuwe kwesties ingegaan, namelijk de premiebetaling aan IZZ en de collectieve korting bij IZZ. Isala wijst er terecht op dat het niet de bedoeling was dat [verzoekster] zich in haar reactie over deze kwesties zou uitlaten en de kantonrechter gaat daarom in zoverre aan de inhoud van die reactie voorbij.
Is sprake van een rechtsgeldige opzegging?
5.3.
Het meest verstrekkende standpunt van [verzoekster] is dat Isala haar arbeidsovereenkomst niet binnen de daarvoor geldende termijn – dus vóór 1 november 2024 – heeft opgezegd en de opzegging daarom niet rechtsgeldig is. Zij voert daartoe aan dat zij de aangetekende brief van Isala van 8 oktober 2024 niet heeft ontvangen, dat zij ter zake van die brief ook geen afhaalbericht heeft ontvangen en dat zij evenmin op een andere wijze tijdig van de opzegging van haar arbeidsovereenkomst in kennis is gesteld. Volgens [verzoekster] was zij van 15 oktober tot en met 4 november 2024 in het buitenland en heeft zij pas op 5 november 2024 via haar toenmalige advocaat het bericht ontvangen dat zij was ontslagen.
5.4.
Isala heeft zich in haar verweerschrift op het standpunt gesteld dat de opzegging wel tijdig heeft plaatsgevonden, omdat het voor rekening en risico van [verzoekster] komt dat zij de aangetekende opzeggingsbrief niet heeft opgehaald. Ook heeft Isala erop gewezen dat een eventuele niet tijdige opzegging niet tot herstel van de arbeidsovereenkomst maar tot vernietiging van de opzegging zou moeten leiden en dat [verzoekster] daartoe geen vordering heeft ingesteld.
5.5.
[verzoekster] heeft de kantonrechter vervolgens in haar pleitnota verzocht de opzegging op grond van artikel 7:681 BW te vernietigen. Isala heeft daartegen bezwaar gemaakt en daartoe aangevoerd dat een eiswijziging niet pas ter zitting mag worden ingediend.
5.6.
De kantonrechter heeft hierna ter zitting beslist dat het verzoek tot vernietiging van de arbeidsovereenkomst zal worden toegelaten. Op grond van artikel 283 jo 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan, zolang de rechter nog geen eindbeschikking heeft gegeven, een verzoek namelijk schriftelijk worden veranderd of vermeerderd. Dit kan naar het oordeel van de kantonrechter ook ter zitting nog gebeuren, mits de wederpartij niet onredelijk wordt bemoeilijkt in de mogelijkheid tot het voeren van verweer. Deze situatie is in het onderhavige geval aan de orde. In het in het verzoekschrift onder randnummer 5.14 tot en met 5.17 weergegeven feitencomplex kan namelijk reeds een beroep op de vernietigbaarheid van de opzegging worden gelezen, zodat het voor Isala duidelijk was waartegen zij zich diende te verweren. De kantonrechter heeft Isala bovendien de gelegenheid gegeven haar verweer schriftelijk aan te vullen wat betreft de stelling van [verzoekster] dat zij geen afhaalbericht van PostNL heeft ontvangen. Er zal dus eerst beoordeeld moeten worden of op grond van artikel 7:681 BW aanleiding bestaat tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] .
5.7.
De kantonrechter is van oordeel dat dit inderdaad het geval is en overweegt daartoe het volgende.
5.8.
In artikel 7:671 lid 1 aanhef en onder a BW is bepaald dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig kan opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij voor de opzegging toestemming is verleend als bedoeld in artikel 7:671a BW. Die toestemming betreft (onder meer) de toestemming van het UWV om de arbeidsovereenkomst op te zeggen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en sub b BW. Het UWV heeft die toestemming bij beslissing van 3 oktober 2024 verleend. Op grond van artikel 7:671a lid 6 BW was de toestemming gedurende vier weken na de dagtekening van die beslissing geldig, zodat Isala uiterlijk op 31 oktober 2024 de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] diende op te zeggen.
5.9.
Isala heeft de arbeidsovereenkomst per aangetekende brief van 8 oktober 2024 opgezegd. PostNL heeft getracht die brief op 11 oktober 2024 aan [verzoekster] te overhandigen, maar vast staat dat dit niet is gelukt en dat de brief vervolgens naar een afhaalpunt van PostNL is gebracht. [verzoekster] betwist dat zij ter zake hiervan een afhaalbericht heeft ontvangen.
5.10.
Op grond van vaste jurisprudentie moet bij betwisting de afzender van een aangetekende brief bewijzen dat de brief aangetekend en naar het juiste adres is verzonden, en bovendien aannemelijk maken dat de brief (tijdig) aan de geadresseerde is aangeboden op de wijze die ter plaatse van de bestemming is voorgeschreven. Indien die correcte aanbieding aannemelijk is gemaakt, is daarmee in beginsel komen vast te staan dat de brief de geadresseerde heeft bereikt of zich een geval voordoet dat met een zodanig bereiken gelijk moet worden gesteld. Bij dit laatste kan onder meer gedacht worden aan het geval dat de geadresseerde heeft verzuimd om de brief op de daartoe aangewezen plaats af te halen. In die situatie is het niet bereiken van de brief het gevolg van een eigen handeling van de geadresseerde, die voor zijn rekening en risico komt in de zin van artikel 3:37 lid 3 BW.
5.11.
Om in het onderhavige geval te kunnen aannemen dat de aangetekende brief van Isala aan [verzoekster] is aangeboden op de wijze die daartoe ter plaatse van bestemming is voorgeschreven, dient aannemelijk te zijn dat PostNL ter zake van die brief een afhaalbericht bij [verzoekster] heeft achtergelaten.
5.12.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat dit het geval is geweest, betoogt Isala dat uit navraag bij PostNL blijkt dat indien een aangetekend poststuk niet persoonlijk aan de geadresseerde kan worden overhandigd, door de postbesteller een afhaalbericht wordt gescand en vervolgens in de brievenbus van de geadresseerde wordt gedaan. Isala heeft ook een uitdraai uit het systeem van PostNL overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat de postbesteller op 11 oktober 2024 een afhaalbericht met het kenmerk [kenmerk] heeft gescand. Hiermee staat vast dat de postbesteller een afhaalbericht in handen heeft gehad en niet valt in te zien waarom de postbesteller moeite zou doen om een afhaalbericht in te vullen en te scannen zonder dat bericht vervolgens in de brievenbus te deponeren, aldus Isala.
5.13.
De kantonrechter acht de betreffende uitdraai, mede gelet op de gemotiveerde en onderbouwde betwisting door [verzoekster] , echter onvoldoende om aan te nemen dat PostNL een afhaalbericht bij [verzoekster] in de brievenbus heeft gedaan.
5.14.
Nu niet aannemelijk is geworden dat PostNL een afhaalbericht bij [verzoekster] heeft achtergelaten, is niet komen vast te staan dat het niet ontvangen van de aangetekende brief van Isala van 8 oktober 2024 voor rekening en risico van [verzoekster] dient te komen als bedoeld in artikel 3:37 lid 3 BW. Dit betekent dat evenmin is komen vast te staan dat Isala de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] tijdig heeft opgezegd. De kantonrechter gaat er dus van uit dat dit niet het geval is. Het feit dat [verzoekster] ervan op de hoogte was dat Isala het UWV om toestemming had gevraagd om haar arbeidsovereenkomst op te zeggen en dat die toestemming was verleend, kan niet tot een ander oordeel leiden.
5.15.
Het voorgaande betekent dat Isala de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd en dat de kantonrechter in verband hiermee de opzegging op grond van artikel 7:681 lid 1 aanhef en onder a BW kan vernietigen. Het verzoek tot vernietiging van de opzegging zal worden toegewezen. Voor herstel van de arbeidsovereenkomst bestaat dientengevolge geen aanleiding, zodat de verzoeken van [verzoekster] die daarop zien zullen worden afgewezen.
5.16.
De vernietiging heeft tot gevolg dat [verzoekster] in dienst is gebleven bij Isala. Dit betekent dat [verzoekster] geen recht heeft op betaling van de transitievergoeding. Het verzoek van [verzoekster] tot betaling van die vergoeding zal dus worden afgewezen. [verzoekster] zal bovendien de reeds aan haar betaalde transitievergoeding aan Isala terug moeten betalen. Isala heeft inmiddels toegelicht dat het aan [verzoekster] betaalde bedrag van € 69.000,00 ook betrekking had op de niet genoten vakantiedagen, zodat onduidelijk is welk bedrag [verzoekster] aan Isala dient terug te betalen. Isala dient dit zelf met [verzoekster] kort te sluiten.
5.17.
Omdat [verzoekster] bij Isala in dienst is gebleven, kan zij geen aanspraak maken op een billijke vergoeding en hoeft er dus ook niet beoordeeld te worden of sprake is geweest van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de kant van Isala. [verzoekster] heeft evenmin recht op de verstrekking en voldoening van een eindafrekening. De daarop gerichte verzoeken van [verzoekster] zullen dus eveneens worden afgewezen.
5.18.
[verzoekster] heeft in haar verzoekschrift ook aanspraak gemaakt op betaling van achterstallig loon en op uitbetaling van niet genoten vakantiedagen. Ter zitting heeft zij echter duidelijk gemaakt dat zij deze vorderingen op een ander moment aan de orde wil stellen, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat zij die vorderingen – die overigens onvoldoende zijn toegelicht en onderbouwd – heeft ingetrokken.
5.19.
Het verzoek tot wedertewerkstelling zal tot slot ook worden afgewezen. Vast staat namelijk dat [verzoekster] volledig arbeidsongeschikt is, zodat een wedertewerkstelling niet aan de orde kan zijn.
Proceskosten
5.20.
Aangezien Isala als de in het ongelijk gestelde partij moet worden beschouwd, komen de proceskosten voor haar rekening. De kosten aan de zijde van [verzoekster] worden tot op heden begroot op € 87,00 aan griffierecht en € 50,00 aan verletkosten. Dat is in totaal € 137,00.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] ;
6.2.
veroordeelt Isala in de proceskosten, aan de zijde van [verzoekster] begroot op een bedrag van € 137,00;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.H. de Haan en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2025 (MD).