ECLI:NL:RBOVE:2025:2932

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
11379305 \ CV EXPL 24-3908
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering van verpleegkundige in opleiding tegen werkgever na beëindiging opleiding en onbetaalde periode

In deze zaak vordert een werkneemster, die in dienst was als verpleegkundige en een opleiding tot verpleegkundig specialist volgde, betaling van loon over een periode waarin zij niet heeft gewerkt. De arbeidsovereenkomst was aangepast en een praktijkleerovereenkomst was gesloten. In september 2023 ontstond er een conflict over de begeleiding tijdens de opleiding, wat leidde tot de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkneemster in april 2024. De werkgever weigerde loon te betalen voor de periode van 23 april tot 1 mei 2024, omdat zij vond dat de werkneemster had kunnen werken. De kantonrechter oordeelt dat de werkneemster niet in haar vordering wordt ontvangen, omdat zij niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een onveilige werkomgeving of dat zij arbeidsongeschikt was. De kantonrechter wijst de vordering af en veroordeelt de werkneemster in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11379305 \ CV EXPL 24-3908
Vonnis van 6 mei 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. E. Koppelaar, jurist bij Nieuwe Unie '91
tegen
NL-PSY B.V.,
te Hoogeveen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: NL-PSY B.V.,
gemachtigde: mr. T.H.T.T. Nguyen, advocaat.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 16,
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 17,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
- het bericht van 7 maart 2025 met producties 17 t/m 20 van [eiseres] ,
- de mondelinge behandeling van 19 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van mr. Koppelaar en de spreekaantekeningen van mr. Nguyen, voorgedragen en overgelegd op de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

Werkneemster was aanvankelijk in dienst bij werkgever als verpleegkundige. Zij is in september 2022 gestart met een opleiding voor verpleegkundig specialist. In dat kader is de arbeidsovereenkomst aangepast en is een praktijkleerovereenkomst gesloten met de werkgever. Tussen partijen is in september 2023 een verschil van inzicht ontstaan over de uitvoering van de opleiding. Werkneemster vond dat er in de begeleiding door haar praktijkbegeleider een onveilige werkomgeving was ontstaan. Uiteindelijk heeft werkneemster haar arbeidsovereenkomst eind april 2024 opgezegd. Zij heeft voor de periode van de opzegtermijn bestaande uit de maand mei haar verlofdagen ingezet. Er resteerde een korte periode (23 april tot 1 mei 2024) waarin werkneemster niet heeft gewerkt. Daarover heeft de werkgever het loon niet betaald, omdat zij volgens de werkgever had kunnen en moeten werken en zij dat niet heeft gedaan. De werkneemster is het daar niet mee eens. Zij heeft een loonvordering ingesteld.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] is op 12 augustus 2019 in dienst gekomen bij NL-PSY in de functie van verpleegkundige. De arbeidsovereenkomst is met ingang van 1 september 2022 gewijzigd. Vanaf die datum ging zij voor 36 uur per week werken in de functie van verpleegkundig specialist in opleiding. In de gewijzigde arbeidsovereenkomst is onder andere bepaald:
Indien werknemer de opleiding niet met succes afrondt zal werknemer aansluitend de functie van verpleegkundige vervullen. Indien werknemer de opleiding met succes afrondt zal werknemer aansluitend de functie van verpleegkundig specialist vervullen.
(…)
Gedurende de opleiding is functiegroep FWG 55 van toepassing.(…)
3.2.
Het laatst genoten salaris van [eiseres] in de functie van verpleegkundig specialist in opleiding bedroeg € 4.108,00 per maand exclusief vakantiegeld, eindejaarsuitkering en overige emolumenten.
3.3.
In verband met de opleiding tot verpleegkundig specialist is een praktijkleerovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst is door vier partijen ondertekend, namelijk door drs. [naam 1] als vertegenwoordiger van de praktijkinstelling NL-PSY, door [eiseres] als verpleegkundige in opleiding tot specialist (vios), door drs. [naam 1] als praktijkopleider en door een vertegenwoordiger van de [hogeschool] als opleidingsinstelling.
3.4.
Eind maart 2024 heeft [eiseres] zich ziekgemeld. Op 28 maart 2024 heeft zij in verband met haar verzuim gesproken met de praktijkondersteuner van de bedrijfsarts. De praktijkondersteuner schrijft hierover aan de werkgever
: (…) Er is geen sprake van een primair medische oorzaak voor dit verzuim, maar er zijn wel reële klachten als gevolg van een arbeidsconflict. (…) het gaat erom dat het onderliggende arbeidsconflict moet worden opgelost. Dit betekent ook niet dat betrokkene gelijk het werk weer kan hervatten. Eerst zal er dus een gesprek plaats moeten vinden tussen werkgever en betrokkene waarin het arbeidsconflict wordt opgelost. Dit gesprek kan rechtstreeks met elkaar plaatsvinden of onder begeleiding van een onafhankelijk gespreksleider. (…)
3.5.
Op 15 april 2024 heeft er een gesprek plaatsgehad tussen [eiseres] en [naam 1] in het bijzijn van de gemachtigde van [eiseres] en onder begeleiding van een onafhankelijke gespreksleider.
3.6.
Op 18 april 2024 stuurt NL-PSY aan [eiseres] een e-mailbericht waarin staat dat de opleiding wordt beëindigd en dat van [eiseres] wordt verwacht dat zij weer als verpleegkundige aan het werk gaat.
3.7.
Op (of omstreeks) 22 april 2024 heeft [naam 1] aan [eiseres] een wijziging van de arbeidsovereenkomst toegestuurd, waarin is opgenomen dat de opleiding wordt beëindigd en dat [eiseres] met ingang van 23 april 2024 in de functie van verpleegkundige in dienst is met een salaris in functiegroep FWG 50. [eiseres] heeft dit stuk niet ondertekend.
3.8.
Op 22 april 2024 schrijft [naam 2] van NL-PSY in een e-mailbericht aan [eiseres] :
Beste [eiseres] , We zorgen ervoor dat je z.s.m. uitgenodigd wordt bij de bedrijfsarts conform jouw wens. Dit ontslaat jou niet van de verplichting om te werken, nu wij conform het advies van de (praktijkondersteuner van) de bedrijfsarts het door jou ervaren arbeidsconflict (met [naam 3] ) hebben weggenomen door ervoor te zorgen dat hij geen bemoeienis meer heeft met jou in het kader van de uitoefening van jouw werkzaamheden. Wij vragen je dan ook vanaf morgen in [plaats] je werkzaamheden als verpleegkundige te hervatten. Wanneer je ervoor kiest niet te gaan werken, zullen wij vanaf morgen een loonstop inzetten. (…)
3.9.
Op 24 april 2024 heeft [eiseres] zich wederom ziekgemeld.
3.10.
Op 25 april 2024 schrijft de bedrijfsarts:
(…) Duidelijk bij dit alles is wel dat betrokkene nog steeds reële klachten ervaart als gevolg van de spanningen die deze situatie oplevert, maar dat er geen sprake is van ziekte of gebrek in engere zin en dat er derhalve ook geen sprake kan zijn van verzuim. Ik adviseer dan ook het verzuim per ommegaande op te heffen, met elkaar in gesprek te gaan (…). Voor de eventuele afwezigheid van betrokkene zal een andere oplossing moeten komen dan via verzuim.
3.11.
Op 30 april 2024 heeft [eiseres] de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 juni 2024. Zij heeft voor haar werkuren in de maand mei 2024 verlof opgenomen.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeling van NL-PSY tot betaling van:
een bedrag van € 1.450,16 bruto voor achterstallig loon over de periode van 23 april 2024 tot 1 mei 2024,
de wettelijke verhoging van 50% over het hiervoor genoemde loonbedrag,
de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen,
een bedrag van € 217,52 exclusief BTW voor buitengerechtelijke incassokosten,
de kosten van de procedure.
4.2.
NL-PSY voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen staat wel vast dat [eiseres] niet heeft gewerkt en ook geen verlof heeft opgenomen in de periode van 23 april tot 1 mei 2024, waarover zij nu loon vordert. Ook staat vast dat de bedrijfsarts heeft geoordeeld dat [eiseres] in die periode niet ziek was en dat er volgens de bedrijfsarts geen reden voor verzuim bestond.
Voor de beoordeling van de loonvordering van [eiseres] is van belang wat er in de wet en jurisprudentie is bepaald over de verplichting van de werkgever om het loon te betalen.
5.2.
In artikel 7:628 lid 1 BW is bepaald:
De werkgever is verplicht het naar tijdruimte vastgestelde loon te voldoen indien de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen.
Voor de beoordeling van de vordering van [eiseres] is vooral het laatste deel – de ‘tenzij’ bepaling – van belang en de betekenis daarvan zoals volgt uit vaste rechtspraak (arrest Mak/SGBO, HR 27 juni 2008 C07/021HR). Daaruit volgt dat de kantonrechter moet beoordelen of van [eiseres] redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat zij haar werkzaamheden in de periode van 23 april tot 1 mei 2024 zou verrichten. Ten behoeve van dat oordeel moet [eiseres] als werknemer de nodige feiten en omstandigheden aandragen. Het gaat dus om de vraag of werkhervatting voor [eiseres] in de bedoelde week geen optie was en ook geen optie hoefde te zijn. Als dat het geval was, heeft zij nog recht op loon. Als dat niet zo was, moet de vordering van [eiseres] worden afgewezen.
5.3.
[eiseres] stelt dat er bij NL-PSY sprake was van grensoverschrijdend gedrag en een onveilige werkomgeving. Zij stelt dat er daarom in de periode van 23 april tot 1 mei 2024 geen sprake was van ongeoorloofd verzuim en dat NL-PSY gehouden is om haar loon over die periode aan haar te betalen. De kantonrechter komt tot het oordeel dat de vordering van [eiseres] niet toewijsbaar is. Hierna wordt uitgelegd hoe dat oordeel tot stand is gekomen.
5.4.
De kantonrechter zal eerst ingaan op de feiten die door [eiseres] zijn gesteld en de reactie van NL-PSY daarop. Volgens [eiseres] is de door haar gestelde situatie ontstaan in september 2023. In het kader van de praktijkopleiding had zij toen een gesprek met [naam 1] en daarin is hij tegen haar uitgevallen. [eiseres] stelt dat er sprake was van een woede-uitbarsting en machtsmisbruik. [eiseres] heeft echter geen nadere invulling gegeven aan deze stelling over het gedrag van [naam 1] . Zij heeft bijvoorbeeld niet gesteld welke bewoordingen [naam 1] in haar richting heeft uitgesproken en zij heeft ook niet benoemd welke andere concrete gedragingen er zijn geweest die als grensoverschrijdend zijn aan te merken. Anderzijds heeft NL-PSY in de persoon van [naam 1] betwist dat er sprake was van machtsmisbruik of ander grensoverschrijdend gedrag. Volgens [naam 1] was hij wel boos maar was er geen sprake van stemverheffing of iets dergelijks.
5.5.
Op de mondelinge behandeling hebben partijen nader toegelicht waar het bewuste gesprek in september 2023 over ging. Daaruit volgt dat het gesprek betrekking had op het begeleiden van een stagiaire door [eiseres] , want dat was één van de taken van [eiseres] die hoorde bij haar opleiding tot verpleegkundig specialist. Tot zover zijn partijen het eens. [naam 1] heeft op de zitting uitgelegd dat hij boos was over het feit dat [eiseres] onvoldoende uren aanwezig was op de werkvloer, namelijk maar twee dagen in plaats van drie. In zijn optiek was het gevolg daarvan dat [eiseres] de begeleiding van een stagiaire niet goed kon uitvoeren omdat zij te weinig aanwezig was. Volgens [naam 1] zou zij die begeleiding doen samen met een andere verpleegkundige en hadden [eiseres] en deze collega hun aanwezigheid niet zodanig over de week verdeeld dat de stagiaire elke dag goed begeleid kon worden. Volgens [naam 1] heeft dat ertoe geleid dat de betreffende stagiaire naar een andere locatie moest worden overgeplaatst en daar was hij boos over. Volgens [eiseres] stond [naam 1] in dat gesprek niet open voor haar toelichting op de gang van zaken. [eiseres] heeft de confrontatie met [naam 1] als intimiderend en onprettig ervaren. Uit de feiten, die hiervoor onder 3.4 t/m 3.11 zijn opgesomd, blijkt dat het partijen in de periode daarna niet is gelukt om hun communicatie te herstellen. [naam 1] heeft op de zitting herhaald dat hij van mening was dat [eiseres] geen goede verpleegkundig specialist kon worden omdat zij onvoldoende in staat zou zijn om te reflecteren op haar eigen handelen. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat NL-PSY niet langer als opleidingsplaats voor [eiseres] kon dienen. Tussen partijen staat vast dat [eiseres] zich daarna, eind maart 2024, heeft ziekgemeld. De bedrijfsarts oordeelde toen dat er sprake was van situatieve arbeidsongeschiktheid als gevolg van een arbeidsconflict en heeft geadviseerd dat partijen in gesprek zouden gaan (zie hiervoor onder 3.4). Dat gesprek heeft vervolgens op 15 april 2024 plaatsgevonden onder leiding van een onafhankelijke gespreksleider. Dat heeft volgens [eiseres] niet tot een oplossing geleid. [naam 1] wilde namelijk daarna dat zij haar opleiding zou beëindigen en weer als gewone verpleegkundige het dienstverband zou voortzetten (zie 3.6 en 3.7). [eiseres] was het daar niet mee eens en zij voelde zich daarin gesteund door haar begeleider van de [hogeschool] .
5.6.
De kantonrechter kan op basis van de stellingen van [eiseres] niet tot het oordeel komen dat er van de kant van NL-PSY (en [naam 1] ) sprake is geweest van een onveilige werkomgeving en grensoverschrijdend gedrag. [eiseres] heeft haar betoog onvoldoende concreet gemaakt om die conclusie te kunnen rechtvaardigen. De kantonrechter begrijpt dat de werkverhouding tussen [eiseres] en [naam 1] niet gelijkwaardig was. [eiseres] was immers een verpleegkundig specialist in opleiding en in die positie was zij afhankelijk van het oordeel van [naam 1] als haar praktijkbegeleider en ook haar directeur. Die omstandigheid betekent echter niet dat [naam 1] geen kritiek mocht hebben. De kantonrechter kan, bij gebreke van een voldoende feitelijke en concrete onderbouwing van [eiseres] , onvoldoende de mogelijkheid uitsluiten dat die kritiek terecht was.
5.7.
Toen partijen er niet uit kwamen en [eiseres] zich ziek heeft gemeld, oordeelde de bedrijfsarts dat er sprake was van een arbeidsconflict. Na de tweede ziekmelding was het oordeel van de bedrijfsarts niet anders.
5.8.
Partijen hebben daarna overleg gevoerd over een minnelijke regeling, maar het is hen niet gelukt om daarin tot overeenstemming te komen. In die situatie stond het [eiseres] vrij om de arbeidsovereenkomst met NL-PSY op te zeggen zoals zij heeft gedaan. [eiseres] betwist niet dat zij onvoldoende verlofuren had om de gehele periode van 23 april tot 1 juni 2024 te overbruggen. Er bleven vijf werkdagen (één week) over. NL-PSY wilde [eiseres] voor die resterende dagen houden aan de arbeidsovereenkomst en wilde dat zij kwam werken. Volgens NL-PSY kon zij die laatste werkdagen gebruiken om haar werk goed af te ronden en over te dragen. [eiseres] stelt zich nu op het standpunt dat dit niet van haar gevergd kon worden. De kantonrechter kan haar daarin geen gelijk geven. Er kan zoals hiervoor al is overwogen niet geconcludeerd worden dat er sprake is geweest van een onveilige werksituatie of grensoverschrijdend gedrag. Daar komt bij dat [eiseres] niet arbeidsongeschikt was en dat NL-PSY zich ervoor heeft ingespannen dat [eiseres] in die laatste periode geen contact meer hoefde te hebben met [naam 1] . Naar het oordeel van de kantonrechter heeft NL-PSY daarmee de belangrijkste belemmering voor [eiseres] om nog één week voor NL-PSY te komen werken weggenomen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen.
5.9.
In deze procedure is [eiseres] in het ongelijk gesteld. Zij wordt daarom veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden aan de zijde van NL-PSY tot aan deze uitspraak begroot en vastgesteld op € 408,00 voor salaris gemachtigde.

6.De beslissing

De kantonrechter,
6.1.
wijst de vordering van [eiseres] af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 408,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025. (ap)