ECLI:NL:RBOVE:2025:2959

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
08/211785-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting van oudere slachtoffers door zich voor te doen als politiemedewerker

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van meerdere oudere slachtoffers. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen oudere mensen heeft opgelicht door zich voor te doen als politiemedewerker. De slachtoffers, die vaak alleen woonden, werden gebeld door een mededader die hen vertelde dat er inbrekers in de buurt waren en dat een collega van de politie hen zou komen helpen door hun waardevolle spullen in veiligheid te brengen. De verdachte kwam vervolgens bij de slachtoffers aan de deur, deed zich voor als politiemedewerker en overtuigde hen om hun sieraden, geld en bankpassen af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op geraffineerde wijze heeft gedragen en dat de slachtoffers niet willekeurig, maar op basis van hun hoge leeftijd zijn uitgekozen. De rechtbank heeft de emotionele impact van de oplichting op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft tijdens de zittingen verklaard dat hij onder druk stond om de feiten te plegen, maar de rechtbank heeft deze verklaring niet als voldoende onderbouwd geaccepteerd. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding voor de slachtoffers meer dan € 66.000,- bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/211785-24 (P)
Datum vonnis: 12 mei 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 april 2025 en 12 mei 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. W.B. Lisi, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] door haar dochter naar voren is gebracht, van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] door haar dochter naar voren is gebracht, en van wat namens de benadeelde partijen
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] door mr. [naam 1] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, alleen of samen met een of meer anderen, op verschillende data oudere mensen heeft opgelicht door zich voor te doen als politieagent(en), te weten
feit 1:op 18 juni 2024 in Genemuiden [slachtoffer 1]
feit 2:op 14 juni 2024 in Dreumel [slachtoffer 2] ;
feit 3:op 1 juli 2024 in Oosterbeek [slachtoffer 3] ;
feit 4:op 20 juni 2024 in Veenendaal [slachtoffer 5] ;
feit 5:in de periode van 8 juli 2024 tot en met 9 juli 2024 in Rijssen [slachtoffer 4] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij op of omstreeks 18 juni 2024 te Genemuiden, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
een hoeveelheid (gouden) sieraden, waaronder (onder meer) twee gouden horloges en/of drie, althans één of meer gouden (hals)kettingen en/of drie, althans één of meer (gouden) armbanden en/of drie, althans één of meer gouden ringen en/of een broche, door:
  • telefonisch contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 1] en/of (daarbij) zich voor te doen als politiemedewerker en/of (daarbij)
  • die [slachtoffer 1] te informeren over een op hande zijnde inbraak in haar woning en/ of (vervolgens) die [slachtoffer 1] te overtuigen om haar sieraden te overhandigen teneinde deze in veiligheid te kunnen brengen en/of (daarbij)
  • die [slachtoffer 1] kenbaar te maken dat een collega politiemedewerker onderweg is naar de woning van die [slachtoffer 1] teneinde de sieraden in ontvangst te nemen en/of in veiligheid te kunnen brengen en/of (vervolgens)
  • zich te melden bij de woning van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) kenbaar te maken dat hij, verdachte, naar de woning is gekomen om de sieraden op te halen en/of in veiligheid te brengen;
feit 2
hij op of omstreeks 14 juni 2024 te Dreumel, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of geld en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
een hoeveelheid (gouden) sieraden, waaronder (onder meer) vier, althans één of meer horloges en/of zes, althans één of meerdere (gouden) ring(en) en/of twee (gouden) dasspelden en/of twee (gouden) manchetknopen en/of twee (gouden) (hals)ketting(en) en/of een parelsnoer (inclusief parel oorknoppen) en/of een bloedkoraal armband en halsketting en/of een (gouden) broche en/of één of meer bankbiljetten (1x 100 gulden en/of 1x 50 gulden en/of 1x 25 gulden en/of 1x 10 gulden) en/of één of meerdere muntstukken van een gulden, door:
  • telefonisch contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 2] en/of (daarbij) zich voor te doen als medewerker van de landelijke recherche, genaamd [naam 2] en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 2] te informeren over een op hande zijnde, althans een poging tot inbraak in haar woning en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] te overtuigen om haar sieraden in veiligheid te brengen door deze aan een collega politiemedewerker mee te geven en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 2] kenbaar te maken dat een collega politiemedewerker (genaamd [naam 3] ) onderweg is naar de woning van die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) het codewoord K750 zal gebruiken en/of (vervolgens)
  • zich te melden bij de woning van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 2] te verzoeken om alle sieraden in een doosje te leggen en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 2] de sleutel van de kluis te vragen, teneinde ook de inhoud van de kluis in veiligheid te brengen;
feit 3
hij op of omstreeks 01 juli 2024 te Oosterbeek, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig g goed en/of geld en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
een hoeveelheid (gouden) sieraden, waaronder (onder meer) twee (gouden) trouwringen en/of een (goudkleurig) horloge) en/of twee (gouden) armbanden en/of een (gouden) broche (vorm van 2 gouden tientjes) en/of een (gouden) ketting en/of een (gouden) schakelarmband voorzien van diverse bedels en/of een portemonnee (inclusief: rijbewijs en/of ID-kaart o.n.v. [slachtoffer 3] en/of een Rabobankpas en/of geld) door:
  • telefonisch contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 3] en/of (daarbij) zich voor te doen als politiemedewerker en/of (daarbij)
  • die [slachtoffer 3] te informeren dat in haar straat diverse personen waren aangehouden in verband met woninginbraken en/of dat haar woonadres in het bezit was van deze daders en/of (daarbij)
  • die [slachtoffer 3] te informeren dat een collega politiemedewerker (genaamd [naam 4] ) onderweg was naar de woning van die [slachtoffer 3] om haar sieraden en/of woningsloten te fotograferen en/of (daarbij) het codewoord K750 zal gebruiken en/of (vervolgens)
  • zich te melden bij de woning van die [slachtoffer 3] en/of (daarbij) die [slachtoffer 3] te verzoeken om alle sieraden op tafel neer te leggen en/of (daarbij)
  • de sleutel van de kluis van die [slachtoffer 3] in ontvangst te nemen, teneinde ook de inhoud van de kluis in veiligheid te brengen;
feit 4
hij op of omstreeks 20 juni 2024 te Veenendaal, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
een hoeveelheid (gouden) sieraden, waaronder (onder meer) vier, althans één of meerdere (gouden) armband(en) en/of twee oorbellen (wit goud) en/of twee (gouden) schakelkettingen en/of een (ABN) bankpas (inclusief pincode) door:
  • telefonisch contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 5] en/of (daarbij) zich voor te doen als medewerker van de politie Veenendaal en/of (daarbij)
  • die [slachtoffer 5] te informeren dat nabij haar woning diverse personen waren aangehouden in verband met woninginbraken en/of dat haar woonadres in het bezit was van deze daders en/of (daarbij)
  • die [slachtoffer 5] te informeren dat een undercoveragent (genaamd [naam 3] ) onderweg was naar de woning van die [slachtoffer 5] om haar sieraden op te halen en/of in veiligheid te brengen en/of zich (daarbij) zal legitimeren met het codewoord K750 en/of (vervolgens)
  • zich te melden bij de woning van die [slachtoffer 5] en/of (daarbij) zich kenbaar te maken als [naam 3] en/of (daarbij) het codewoord K750 te noemen en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 5] haar sieraden op tafel te laten uitstallen en/of (daarbij)
  • die [slachtoffer 5] te vragen om ook haar (gedragen) sieraden af te doen en/of mee te geven en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 5] te vragen om haar bankpas (inclusief pincode) af te geven, teneinde deze ook in veiligheid te brengen;
feit 5
hij in of omstreeks de periode van 08 juli 2024 tot en met 09 juli 2024 te Rijssen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of geld en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
een hoeveelheid (gouden) sieraden, waaronder (onder meer) een gouden herenhorloge (Prisma) en/of twee gouden halskettingen en/of twee witgouden oorstekers en/of drie gouden damesringen en/of een witgouden trouwring en/of geld (totaal 1650,- euro) door:
  • telefonisch contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 4] en/of (daarbij) zich voor te doen als medewerker van de politie Twente-Oost en/of (daarbij)
  • die [slachtoffer 4] te informeren dat recent in haar woningomgeving diverse personen waren aangehouden in verband met oplichting en/of dat haar woonadres in het bezit was van deze daders en/of (daarbij)
  • die [slachtoffer 4] de opdracht te geven en/of te verzoeken om al haar goud en geld bijeen te pakken en in een tas te doen, teneinde deze goederen en/of geld veilig te (laten) stellen door de politie en/of (daarbij)
  • die [slachtoffer 4] te informeren dat een collega agent (genaamd [naam 5] ) onderweg was naar de woning van die [slachtoffer 4] om haar sieraden en geld op te halen en/of in veiligheid te brengen en/of zich (daarbij) zal legitimeren met het codewoord K750 en/of (vervolgens)
  • zich te melden bij de woning van die [slachtoffer 4] en/of (daarbij) zich kenbaar te maken als [naam 5] en/of (daarbij) het codewoord K750 te noemen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verweer gevoerd conform zijn pleitnota.
Wat betreft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5 heeft de raadsman vrijspraak bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
Feiten en omstandigheden
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
Aangifte door [slachtoffer 3] (feit 3)
Op 1 juli 2024 werd [slachtoffer 3] (hierna: Van [slachtoffer 3] ) rond 21:15 uur gebeld door een man die zich voordeed als een medewerker van de politie. Deze man deelde haar mee dat er in de buurt inbrekers waren gesignaleerd en opgepakt, maar dat één daarvan nog op vrije voeten was. In de auto van die persoon, zou een brief zijn aangetroffen waarop haar adres, [adres 2] , vermeld stond. Om haar sieraden en de sloten van de woning [slachtoffer 3] te fotograferen, zou een collega van de man aan de telefoon, genaamd [naam 4] (nummer K750), bij haar langskomen. Deze [naam 4] meldde zich om ongeveer 21:25 uur bij de woning van [slachtoffer 3] . Het ging om een jonge man van ongeveer 20 jaren oud, 1,80 meter lang, met zwart haar en een getinte huidskleur. [slachtoffer 3] liet de man binnen en legde, zoals hij haar had verzocht, de sieraden die zij op dat moment droeg, op tafel neer. De man fotografeerde deze sieraden, evenals de sieraden die [slachtoffer 3] samen met [naam 4] van boven had gehaald en de sieraden die de man uit de kluis in de kelder had gehaald. Vervolgens deed hij de sieraden in een zakje, pakte hij de portemonnee, die [slachtoffer 3] op zijn verzoek had gepakt, en verliet hij de woning met alle sieraden en de portemonnee, met daarin een pinpas, een rijbewijs, een identiteitskaart, honderd euro aan contant geld en meerdere pasjes. Onder de sieraden die werden meegenomen, bevond zich een gouden horloge met een zwart lakbandje.
Aangifte door [slachtoffer 5] (feit 4)
Op 19 juni 2024 werd [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) om ongeveer 20:15 uur gebeld op haar vaste telefoon. Zij hoorde een man zich voorstellen als een medewerker van de politie Veenendaal. Haar werd medegedeeld dat de politie de afgelopen nacht, vlakbij haar woning, een voertuig met drie jongeren erin had aangehouden. In het voertuig werd inbrekerswerktuig aangetroffen en een brief met daarop de naam en het adres van [slachtoffer 5] . Twee van de drie jongeren werden aangehouden, maar de derde wist te ontsnappen. Er werd [slachtoffer 5] meegedeeld dat er een agent in burger bij haar langs zou komen om haar sieraden op te halen en die veilig te stellen. De naam van de agent was [naam 3] en hij gebruikte het codewoord K750. Om ongeveer 20:45 uur stond er een man voor de deur, die zich voorstelde als [naam 3] met het codewoord K750. [slachtoffer 5] omschreef de man als een jonge man van ongeveer 22 jaren oud, 1,80 meter lang, met zwart haar en een licht getinte huidskleur. [slachtoffer 5] liet de man binnen. Zij had op verzoek alle sieraden die zij in huis had, ook de sieraden die zij tot kort daarvoor nog droeg, op de tafel neergelegd, zodat daarvan foto’s konden worden gemaakt. Nadien vroeg [naam 3] om de pinpas met pincode van [slachtoffer 5] , die [slachtoffer 5] hem met tegenzin gaf, en vertrok hij met de sieraden, de bankpas en de daarbij behorende pincode.
Doorzoeking van de woning van verdachte
Op 4 juli 2024 doorzocht de politie de woning van verdachte aan het [adres 1] . Tijdens die doorzoeking werden drie telefoons aangetroffen, waaronder een IPhone 12 Pro. Deze werd aangetroffen in de slaapkamer van verdachte.
Uit onderzoek naar die telefoon kwam naar voren dat er meerdere ‘hits’ op de adressen van [slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 2] (feit 2), [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] zichtbaar waren. Allereerst is uit de data op de telefoon naar voren gekomen dat de adressen van de vier hierboven genoemde aangevers werden opgezocht in Google Maps. Het adres van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) op de avond van 14 juni 2024 om 20:08 uur, het adres van [slachtoffer 1] op 18 juni 2024 tussen 19:33 uur en 19:57 uur, het adres van [slachtoffer 5] op de avond van 19 juni 2024, tussen 20:41 uur en 21:30 uur, en het adres van [slachtoffer 3] op de avond van 1 juli 2024, tussen 21:28 uur en 22:18 uur. Verder wees onderzoek naar de logbestanden van (onder meer) Google Maps uit dat het toestel zich op 19 juni 2024 op het adres van [slachtoffer 5] , [adres 3] , bevond en dat het zich op de avond van
1 juli 2024, tussen 21:28 en 22:16 uur, op het adres van [slachtoffer 3] , aan de [adres 2] , bevond.
Ook werden op het toestel meerdere Snapchataccounts aangetroffen, te weten [gebruikersnaam 3] , [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] . Op (een van) die accounts werd op 19 juni 2024, om ongeveer 20:41 uur, een snapchat bericht ontvangen met daarin de tekst:
‘ [adres 3] ’. Korte tijd daarna, om 21:00 uur, werd via (een van de) snapchataccounts op de telefoon een bericht verzonden met daarin de tekst
‘K750’. Ook de naam [naam 3] kwam naar voren in het toestel.
Verder werd uit de metadata van de telefoon duidelijk dat een foto werd gemaakt op het adres van [slachtoffer 3] . Op die foto was een rollator te zien, met daarop meerdere sieraden, waaronder een horloge met een zwart lakbandje en goudkleurig frame, zoals door [slachtoffer 3] genoemd in haar aangifte.
Doorzoeking van de auto van verdachte
Op 4 juli 2024 werd ook het voertuig van verdachte, een grijze Volkswagen met kenteken [kenteken] , doorzocht. In het zijvakje, in het portier aan de bestuurderszijde, werd de bankpas op naam van [slachtoffer 3] met bankrekeningnummer [rekeningnummer] aangetroffen.
Overwegingen en conclusies
De IPhone 12 Pro
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij zich op 14 juni 2024 schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en dat hij zich op 18 juni 2024 heeft schuldig gemaakt aan oplichting van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). Beide keren heeft verdachte de aangevers in hun woning bezocht, zich daarbij voorgesteld onder een valse naam en vervolgens onder valse voorwendselen hun sieraden meegenomen.
De rechtbank stelt vast dat de IPhone 12 Pro, die tijdens de doorzoeking van de woning op de slaapkamer van verdachte werd aangetroffen, op 14 juni 2024 en op 18 juni 2024 door verdachte is gebruikt, terwijl hij zich, samen met een ander of anderen, schuldig maakte aan de oplichting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Ook stelt de rechtbank vast dat dezelfde telefoon op locatie was en is gebruikt ten tijde van de oplichting van [slachtoffer 5] op 19 juni 2024 en ten tijde van de oplichting van [slachtoffer 3] op 1 juli 2024.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de IPhone Pro 12, niet verdachtes eigen telefoon betrof. Het zou gaan om een ‘diensttelefoon’ die werd verstrekt door de personen die verdachte hadden opgedragen de feiten te plegen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de telefoon alleen voor een ‘klus’ ter beschikking werd gesteld. Als de ‘klus’ geklaard was, dan moest de telefoon, net als de buit, worden ingeleverd.
De rechtbank gaat in dat standpunt niet mee en is van oordeel dat de IPhone Pro 12 eigendom van verdachte was en bij hem in gebruik was in de periode van 14 juni 2024 (de dag van de oplichting van [slachtoffer 2] ) tot en met 4 juli 2024 (de dag van in beslagname van de telefoon). Zij overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij na de ‘klus’ in Genemuiden, op
18 juni 2024 (feit 1), geen ‘klussen’ meer heeft uitgevoerd. Daar vanuit gaande, acht de rechtbank het niet logisch dat verdachte de IPhone 12 Pro op 4 juli 2024, ruim twee weken na de klus in Genemuiden, nog steeds of weer in zijn bezit had. Dat strookt immers niet met zijn verklaring dat hij de telefoon slechts mocht gebruiken voor de opdrachten die hij kreeg en dat hij de telefoon daarna direct weer moest inleveren. Verdachte zou dan immers de telefoon op 18 juni 2024 of kort daarna moeten hebben ingeleverd, waarna hij de telefoon vóór 4 juli 2024 weer terug zou hebben gekregen, terwijl hij, naar eigen zeggen, vanaf
18 juni 2024 geen opdrachten meer uitvoerde. Bezien in het licht van de overige verklaringen van verdachte, acht de rechtbank zijn verklaring dat de telefoon slechts tijdelijk ter beschikking werd gesteld door zijn opdrachtgevers, en hij dat deze telefoon op tijdstippen in de periode van 18 juni 2024 tot 4 juli 2024 dus niet in zijn bezit heeft gehad, onaannemelijk en ongeloofwaardig.
De grijze Volkswagen
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat verdachte zijn auto, de grijze Volkswagen met kenteken [kenteken] , onder dwang ‘uitleende’ aan derden. Zijn opdrachtgevers zouden de auto van verdachte hebben afgepakt. Dat zou volgens verdachte verklaren waarom het bankpasje van [slachtoffer 3] in zijn auto werd aangetroffen. Verdachte heeft niet verklaard wanneer en/of hoe lang zijn auto werd uitgeleend of afgegeven aan derden.
De rechtbank overweegt het volgende. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij de oplichting van [slachtoffer 2] op 14 juni 2024 zijn eigen auto heeft gebruikt. Op 4 juli 2024, ten tijde van de doorzoeking, stond de auto van verdachte gewoon voor de deur. Hij kon op die data dus beschikken over zijn eigen auto. Naast de summiere verklaring van verdachte daarover, blijkt verder uit niets dat hij zijn auto in de tussenliggende periode heeft uitgeleend of heeft moeten uitlenen of afgeven aan derden. Zijn verklaring vindt op geen enkele wijze steun in het dossier en de rechtbank schuift deze dan ook als onaannemelijk terzijde.
Betrokkenheid van verdachte
De rechtbank is, op grond van de door de aangevers genoemde signalementen, het in de auto van verdachte aangetroffen bankpasje van [slachtoffer 3] en de gegevens uit de telefoon van verdachte, van oordeel dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] . Verdachte was, naar het oordeel van de rechtbank, steeds de persoon die bij aangevers aan de deur kwam, zich voorstelde als politiemedewerker en de sieraden en andere waardevolle spullen van de aangevers onder valse voorwendselen meenam.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en ten minste één ander, namelijk de persoon die de aangevers belde en zich voordeed als politiemedewerker. Deze wijze van oplichting, waarbij aangevers telefonisch worden benaderd door een persoon die zich voordoet als medewerker van de politie, om zodoende beschikking te krijgen over sieraden, geld, pinpassen en pincodes, vergt een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat verdachte aan deze samenwerking actief heeft deelgenomen en daarin een wezenlijke bijdrage had.
Conclusie
De rechtbank komt, gezien het vorenstaande, tot bewezenverklaring van het de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Vrijspraak
Feit 5
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan. Zij overweegt daartoe het volgende.
Vaststaat dat [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) slachtoffer is geworden van oplichting op een vergelijkbare wijze als de andere aangevers. Op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting kan de rechtbank echter niet vaststellen dat verdachte degene is geweest die zich daaraan (mede) schuldig heeft gemaakt.
Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op 18 juni 2024 te Genemuiden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten:
een hoeveelheid (gouden) sieraden, waaronder onder meer twee gouden horloges en gouden (hals)kettingen en drie (gouden) armbanden en gouden ringen en een broche, door:
  • telefonisch contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 1] en daarbij zich voor te doen als politiemedewerker en
  • die [slachtoffer 1] te informeren over een op handen zijnde inbraak in haar woning en vervolgens die [slachtoffer 1] te overtuigen om haar sieraden te overhandigen teneinde deze in veiligheid te kunnen brengen en
  • die [slachtoffer 1] kenbaar te maken dat een collega politiemedewerker onderweg is naar de woning van die [slachtoffer 1] teneinde de sieraden in ontvangst te nemen en in veiligheid te kunnen brengen en vervolgens
  • zich te melden bij de woning van die [slachtoffer 1] en kenbaar te maken dat hij, verdachte, naar de woning is gekomen om de sieraden op te halen en in veiligheid te brengen;
feit 2
hij op 14 juni 2024 te Dreumel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en geld te weten:
een hoeveelheid (gouden) sieraden, waaronder vier horloges en zes (gouden) ringen en twee gouden dasspelden en gouden manchetknopen en twee gouden halskettingen en een parelsnoer (inclusief parel oorknoppen) en een bloedkoraal armband en halsketting en een gouden broche en bankbiljetten (1x 100 gulden en 1x 50 gulden en 1x 25 gulden en 1x 10 gulden) en meerdere muntstukken van een gulden, door:
  • telefonisch contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 2] en zich daarbij voor te doen als medewerker van de landelijke recherche, genaamd [naam 2] en vervolgens
  • die [slachtoffer 2] te informeren over een op handen zijnde inbraak, althans een poging tot inbraak in haar woning en daarbij die [slachtoffer 2] te overtuigen om haar sieraden in veiligheid te brengen en
  • die [slachtoffer 2] kenbaar te maken dat een collega politiemedewerker, genaamd [naam 3] , onderweg is naar de woning van die [slachtoffer 2] en daarbij het codewoord K750 zal gebruiken en vervolgens
  • zich te melden bij de woning van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 2] te verzoeken om alle sieraden in een doosje te leggen en
  • de inhoud van de kluis in veiligheid te brengen;
feit 3
hij op 1 juli 2024 te Oosterbeek, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en geld te weten:
een hoeveelheid (gouden) sieraden, waaronder, onder meer, twee gouden trouwringen en een goudkleurig horloge en twee gouden armbanden en een gouden broche en een gouden ketting en een gouden schakelarmband voorzien van diverse bedels en/of een portemonnee (inclusief: rijbewijs, ID-kaart en een Rabobankpas en geld) door:
  • telefonisch contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 3] en daarbij zich voor te doen als politiemedewerker en daarbij
  • die [slachtoffer 3] te informeren dat in haar straat diverse personen waren aangehouden in verband met woninginbraken en dat haar woonadres in het bezit was van deze daders en daarbij
  • die [slachtoffer 3] te informeren dat een collega politiemedewerker (genaamd [naam 4] ) onderweg was naar de woning van die [slachtoffer 3] om haar sieraden en woningsloten te fotograferen en het codewoord K750 zou gebruiken en vervolgens
  • zich te melden bij de woning van die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 3] te verzoeken om alle sieraden op tafel neer te leggen en
  • de sleutel van de kluis van die [slachtoffer 3] in ontvangst te nemen, teneinde ook de inhoud van de kluis in veiligheid te brengen;
feit 4
hij omstreeks 20 juni 2024 te Veenendaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
een hoeveelheid (gouden) sieraden, waaronder vier gouden armbanden en twee oorbellen (wit goud) en twee gouden schakelkettingen en een bankpas, inclusief pincode, door:
  • telefonisch contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 5] en daarbij zich voor te doen als medewerker van de politie Veenendaal en
  • die [slachtoffer 5] te informeren dat nabij haar woning diverse personen waren aangehouden in verband met woninginbraken en dat haar woonadres in het bezit was van deze daders en
  • die [slachtoffer 5] te informeren dat een undercoveragent (genaamd [naam 3] ) onderweg was naar de woning van die [slachtoffer 5] om haar sieraden op te halen en in veiligheid te brengen en zich daarbij te zullen legitimeren met het codewoord K750 en
  • zich te melden bij de woning van die [slachtoffer 5] en zich kenbaar te maken als [naam 3] en het codewoord K750 te noemen en
  • die [slachtoffer 5] haar sieraden op tafel te laten uitstallen en
  • die [slachtoffer 5] te vragen om ook haar (gedragen) sieraden af te doen en mee te geven en
  • die [slachtoffer 5] te vragen om haar bankpas, inclusief pincode, af te geven, teneinde deze ook in veiligheid te brengen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1, 2, 3 en 4
telkens, het misdrijf:
medeplegen van oplichting.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf van twintig maanden op te leggen, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de algemene en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 19 december 2024, met uitzondering van het contactverbod en het locatieverbod.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheden waaronder verdachte de strafbare feiten heeft gepleegd. Hij werd ernstig bedreigd en onder druk gezet om de feiten te plegen en stelselmatig lastiggevallen. De raadsman heeft tevens verzocht rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte en met name in te zetten op gedragsverandering bij verdachte. Al met al is de raadsman de mening toegedaan, dat, ook gelet op de ernst van de feiten, een forse taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden gericht op gedragsverandering passend en geboden zijn.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander of meer anderen schuldig gemaakt aan oplichting van meerdere slachtoffers. De slachtoffers werden allereerst gebeld door (een van) de mededader(s), die zich voordeed als politiemedewerker. Vervolgens werd de slachtoffers wijsgemaakt dat zij het doelwit waren van inbrekers en werd hen medegedeeld dat er een collega aan de deur zou komen om hun sieraden veilig te stellen. Verdachte is degene geweest die bij vier slachtoffers aan de deur is geweest en zich heeft voorgedaan als politiemedewerker om de slachtoffers sieraden, geld en bankpassen afhandig te maken. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, samen met zijn mededader(s), op doortrapte en slinkse wijze te werk is gegaan. De rechtbank is tevens van oordeel dat de slachtoffers niet willekeurig, maar op basis van hun hoge leeftijd werden uitgekozen en dat neemt zij verdachte en zijn mededader(s) kwalijk. De sieraden die werden meegenomen hadden, naast financiële waarde, veelal ook een grote emotionele waarde voor de slachtoffers, zoals volgt uit de door de slachtoffers ingediende vorderingen. In een aantal gevallen betreffen het sieraden van overleden dierbaren. Verdachte en zijn mededader(s) hebben op geen enkele wijze stilgestaan bij de gevolgen die hun handelwijze voor de slachtoffers heeft gehad. Zij hebben er niet alleen voor gezorgd dat de slachtoffers financiële schade hebben opgelopen, maar zij hebben ook het vertrouwen dat de slachtoffers hadden in de medemens en de politie ernstig geschaad. De slachtoffers waren in de veronderstelling dat een agent hen kwam helpen, maar in plaats daarvan maakten verdachte en zijn mededaders misbruik van het vertrouwen dat de burger mag hebben in de politie, door dierbare, kostbare sieraden van de slachtoffers af te nemen. Verdachte heeft slachtoffers zelfs de sieraden die zij droegen laten afdoen en deze meegenomen.
Bij de reclassering en ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij onder druk gezet werd om de strafbare feiten te plegen en dat hij ernstig bedreigd werd. .
De rechtbank wil wel aannemen dat er enige druk op verdachte is uitgeoefend door mensen uit zijn netwerk, maar de rechtbank ziet hierin, anders dan de raadsman, geen strafverlichtende omstandigheid. Het strafdossier bevat namelijk onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat sprake was van ernstige druk en bedreigingen. Verdachte heeft hiervoor onvoldoende concreet gemaakt waaruit de door hem gestelde druk en bedreigingen bestonden en wie daarvoor verantwoordelijk was of waren. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verdachte, zou hij al door anderen gedwongen zijn om strafbare feiten te plegen, zelf de keuze heeft gemaakt om de strafbare feiten te plegen, terwijl ook andere opties denkbaar waren, zoals bijvoorbeeld het inschakelen van de politie. Daarvoor heeft verdachte niet gekozen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 18 maart 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de over verdachte opgemaakte rapportages, te weten:
- het reclasseringsadvies van 27 januari 2025, opgemaakt door
[reclasseringswerker] , reclasseringswerker;
- het reclasseringsadvies van 19 december 2024, opgemaakt door
[reclasseringswerker] , reclasseringswerker, opgemaakt in het kader van onder een ander parketnummer (02/315492-24) ten laste gelegde feiten.
In het advies van 27 januari 2025 is te lezen dat sprake is van zorgen op meerdere leefgebieden. Bij verdachte is een IQ van 79 vastgesteld. Hij heeft een mbo-2 opleiding als helpende in de zorg afgerond en is als zzp’er werkzaam in de ouderenzorg. Vanuit de in september 2024 gestarte mbo-4 opleiding zal vanwege veelvuldig absentie en gemiste toetsen een negatief bindend studieadvies worden gegeven. Na zijn detentie zal verdachte terugkeren naar de ouderlijke woning, waar weinig sprake lijkt van (ouderlijke) controle en sturing. Verder is er sprake van een schuldenlast en een negatief sociaal netwerk. In de vijf maanden voorafgaand aan zijn huidige detentie gebruikte verdachte excessief lachgas. De reclassering beschrijft dat uit het contact met verdachte een dubbel beeld is ontstaan. Enerzijds ziet zij een jongeman, die zich stoer voordoet, die niet het achterste van zijn tong laat zien, die wat onverschillig overkomt en die tijdens zijn preventieve hechtenis meer dan eens een rapport aangezegd kreeg in verband met zijn gedrag. Anderzijds ziet zij iemand die eenzaam zegt te zijn en waarbij er sprake is van een zekere mate van onmacht. De reclassering concludeert dat sprake is van vaardigheidstekorten en antisociaal gedrag en zij is van mening dat, mede gelet op de jonge leeftijd van verdachte, bijzondere voorwaarden van meerwaarde kunnen zijn. Zij adviseert, er vanuit gaande dat de bijzondere voorwaarden die zijn geadviseerd in het reclasseringsadvies van 19 december 2024 zullen worden opgelegd in de zaak met parketnummer 02/315492-24, een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering adviseert verder het volwassenenstrafrecht toe te passen. Zij ziet zowel op het gebied van handelingsvaardigheden als op het gebied van pedagogische beïnvloeding onvoldoende aanleiding om het jeugdstrafrecht te adviseren.
In het reclasseringsadvies van 19 december 2024 worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
  • meldplicht bij reclassering;
  • gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
  • ambulante behandeling;
  • beschermd wonen of maatschappelijke opvang (indien geïndiceerd);
  • contactverbod;
  • locatieverbod (met elektronische monitoring);
  • locatiegebod (met elektronische monitoring);
  • dagbesteding.
Straf
Verdachte was 21 jaren oud ten tijde van het plegen van de feiten. Toepassing van het volwassenenstrafrecht is dan het uitgangspunt. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechter ten aanzien van jongvolwassenen tot en met 22 jaar het jeugdstrafrecht toepassen, indien de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De reclassering adviseert om verdachte volgens het volwassenenstrafrecht te berechten. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt en zal verdachte daarom volgens het volwassenen strafrecht berechten.
De rechtbank is op grond van de hiervoor besproken ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank heeft gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor de strafoplegging (LOVS). Die hanteren geen specifieke oriëntatiepunten voor oplichting, maar wel voor fraude. De rechtbank is echter van oordeel dat die in dit geval onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten. Daarom is gekeken wat andere rechtsprekende instanties hebben opgelegd voor dit soort feiten.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank in strafverzwarende zin meegewogen dat verdachte en zijn mededader(s) op geraffineerde wijze te werk zijn gegaan en dat sprake is van een aanzienlijk schadebedrag. Daarnaast lijkt het erop dat verdachte en zijn mededader(s) een specifieke doelgroep op het oog hebben gehad, te weten oudere mensen. Verdachte had op basis van zijn ervaring in de ouderenzorg kunnen weten dat binnen die groep zich kwetsbare mensen bevinden .De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte enigszins rekening gehouden met zijn nog jeugdige leeftijd.
De rechtbank volgt de reclassering in haar advies dat bijzondere voorwaarden van meerwaarde kunnen zijn. Zij zal om die reden, anders dan geadviseerd, een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en hieraan (het merendeel van) de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd in het advies van 19 december 2024. Het is immers op voorhand niet duidelijk welke uitkomst de strafzaak met parketnummer 02/315492-24 zal hebben en of, in geval van een veroordeling, een (deels) voorwaardelijke straf met de geadviseerde bijzondere voorwaarden zal worden opgelegd.
Alles overwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering in het rapport van
19 december 2024, met uitzondering van het contactverbod en het locatieverbod. Die verboden zien specifiek op de omstandigheden in de strafzaak met parketnummer 02/315492-24.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]
7.1.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 12.200,00 (zegge: twaalfduizend tweehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post ‘sieraden’, met een geschatte waarde € 9.700 (na aftrek van de vergoeding door de verzekeraar van [slachtoffer 1] ). Ter vergoeding van affectieschade, de rechtbank gaat er vanuit dat hier immateriële schade bedoeld wordt, wordt een bedrag van € 2.500,00 gevorderd.
7.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade geheel toegewezen kan worden. Wat betreft de gevorderde immateriële schade heeft hij gevorderd een bedrag van € 1.000,00 toe te wijzen en de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
7.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering wat betreft de gevorderde materiële schade, omdat onvoldoende inzichtelijk is gemaakt op welke wijze de waarde van de sieraden is geschat. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman verzocht de vordering af te wijzen, dan wel te verminderen tot een bedrag van € 500,00..
7.1.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft de schade onderbouwd met een schadespecificatie en foto’s, maar de exacte omvang van de schade staat daarmee niet vast. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank stelt de omvang van de schade vast op € 20.100,00. Van dat bedrag is een bedrag van € 10.400,00 door de verzekeraar aan de benadeelde partij vergoed. De rechtbank zal de vordering toewijzen, voor zover de schade niet vergoed is door de verzekeraar. Zij zal dan ook een bedrag ter hoogte van € 9.700,00 toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Juridisch kader
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade oordeelt de rechtbank als volgt.
Artikel 6:95 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat schade die bestaat uit ander nadeel dan vermogensschade, zoals immateriële schade, slechts kan worden vergoed voor zover de wet op vergoeding daarvan recht geeft. Artikel 6:106 BW geeft hiervoor een nadere regeling. Deze regeling houdt in, voor zover hier relevant:
‘1. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding (…);
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.’
Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Niet alle psychische gevolgen leveren een wettelijke grondslag voor schadevergoeding op. Meer of minder sterk psychisch onbehagen is geen geestelijk letsel en levert (op zichzelf) geen grond voor vergoeding van immateriële schade. Als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet al sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij heeft gesteld dat sprake is van emotionele schade, als gevolg van het verlies van dierbare sieraden, slapeloosheid en gevoelens van angst. De rechtbank acht deze schade en gevoelens begrijpelijk en invoelbaar. Zij leveren echter niet zonder meer een grondslag op voor immateriële schadevergoeding. Bij de vordering van de benadeelde partij zijn geen objectieve gegevens gevoegd waaruit kan volgen dat sprake is van geestelijk letsel bij de benadeelde. De benadeelde partij heeft hiervoor geen concrete gegevens aangeleverd. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending en de aard en ernst van de gevolgen daarvan evenmin meebrengen dat de schade zoals die gevorderd is, kan worden toegewezen. De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft de immateriële schade in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.2.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2]
7.2.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 42.532,25 (zegge: tweeënveertigduizend vijfhonderd tweeëndertig euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post ‘sieraden’, met een geschatte waarde € 41.532,25. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.000,00 gevorderd.
7.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde schadebedrag geheel kan worden toegewezen.
7.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering wat betreft de gevorderde materiële schade, omdat onvoldoende inzichtelijk is gemaakt op welke wijze de waarde van de sieraden is geschat. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman verzocht de vordering te matigen tot een bedrag van € 500,00.
7.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft de schade onderbouwd door middel van schattingen van de waarde van de sieraden en foto’s daarvan, maar de exacte omvang van de schade staat daarmee niet vast. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank stelt de omvang van de schade vast op € 41.532,25. De rechtbank zal de vordering toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
Juridisch kader
De rechtbank verwijst voor het juridisch kader naar hetgeen dat is beschreven onder het kopje
‘Juridisch kader’onder ‘
7.1.4 Het oordeel van de rechtbank’.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij heeft gesteld dat sprake is van emotionele schade, als gevolg van het verlies van dierbare sieraden, en gevoelens van angst. De rechtbank acht deze schade en gevoelens begrijpelijk en invoelbaar. Zij leveren echter niet zonder meer een grondslag op voor immateriële schadevergoeding. Bij de vordering van de benadeelde partij is een huisartsverslag van 25 oktober 2024 gevoegd, waaruit volgt dat de huisarts heeft geconstateerd dat de gebeurtenissen inderdaad een enorme impact op benadeelde partij hebben gehad en dat de benadeelde partij mogelijk een (EMDR)behandeling zal starten, om de gebeurtenissen te verwerken. De rechtbank is van oordeel dat uit het verslag van de huisarts onvoldoende objectieve gegevens blijken, waaruit kan volgen dat sprake is van geestelijk letsel bij de benadeelde. De rechtbank is verder van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending en de aard en ernst van de gevolgen daarvan evenmin meebrengen dat de schade zoals die gevorderd is, kan worden toegewezen. De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft de immateriële schade in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.3
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3]
7.3.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 16.194,40 (zegge: zestienduizend honderdvierennegentig euro en veertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • sieraden (€ 14.903,00)
  • contant geld (€ 125,00);
  • kosten vervangen vervoerspas [bedrijf] (€ 6.50);
  • kosten vervangen bankpas (€ 9.90);
  • taxatiekosten (€ 150,00).
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.000,00 gevorderd.
7.3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde schadebedrag geheel kan worden toegewezen.
7.3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, verzocht de benadeelde partij
niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
7.3.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit 3 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde schadeposten ‘contant geld’, ‘kosten vervangen vervoerspas [bedrijf] ’, ‘kosten vervangen bankpas’ en ‘taxatiekosten’ zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal deze schadeposten daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 291,40, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De raadsman heeft ook de omvang van de schade van de afgegeven sieraden niet betwist. Deze vordering komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, nu de benadeelde partij de waarde van deze sieraden heeft onderbouwd met een expertiserapport van
21 maart 2025 en foto’s van de sieraden. De rechtbank zal deze schadepost daarom geheel toewijzen tot een bedrag van € 14.903,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
Juridisch kader
De rechtbank verwijst voor het juridisch kader naar hetgeen dat is beschreven onder het kopje
‘Juridisch kader’onder ‘
7.1.4 Het oordeel van de rechtbank’.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij heeft gesteld dat sprake is van emotionele schade, als gevolg van het verlies van dierbare sieraden, en gevoelens van angst, onzekerheid, wantrouwen, boosheid en verdriet. De rechtbank acht deze emotionele schade en gevoelens begrijpelijk en invoelbaar. Zij leveren echter niet zonder meer een grondslag op voor immateriële schadevergoeding. Bij de vordering van de benadeelde partij zijn geen objectieve gegevens gevoegd waaruit kan volgen dat sprake is van geestelijk letsel bij de benadeelde. De benadeelde partij heeft hiervoor geen concrete gegevens aangeleverd. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending en de aard en ernst van de gevolgen daarvan evenmin meebrengen dat de schade zoals die gevorderd is, kan worden toegewezen. De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft de immateriële schade in de vordering niet ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.4
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4]
7.4.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 18.960,64 (zegge: achttienduizend negenhonderdzestig euro en vierenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • sieraden (€ 16.250,00);
  • therapiekosten (275,00);
  • reiskosten therapie (€ 35,64);
  • contant geld (€ 1.650,00).
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 750,00 gevorderd.
7.4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde schadebedrag geheel kan worden toegewezen.
7.4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, verzocht de benadeelde partij
niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
7.4.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 5 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7.5
Hoofdelijkheid
De verdachte is voor de schades naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.6
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal ten aanzien van iedere voornoemde vordering de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het feit aan de benadeelde partijen is toegebracht. Als door de verdachte niet of niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting, worden aangevuld met de hierna per vordering te noemen aantallen dagen gijzeling, waarbij rekening is gehouden met het feit dat de totale duur van de gijzeling de periode van één jaar niet te boven mag gaan. Toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting ten aanzien van iedere vordering niet op.
  • de vordering van [slachtoffer 1] : 69 dagen gijzeling;
  • de vordering van [slachtoffer 2] : 203 dagen gijzeling;
  • de vordering van [slachtoffer 3] : 92 dagen gijzeling.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1, 2, 3 en 4, telkens, het misdrijf:
medeplegen van oplichting;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen vijf werkdagen na onherroepelijk zijn van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland Midden-Noord (Zwarte Woud 2 3524 SJ Utrecht, via telefoonnummer 088-8041101). Verdachte blijft zich melden op afspraken met
de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden+ of een andere
gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- meewerkt aan diagnostiek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling bij een
forensische polikliniek, met expertise op het gebied van LVB problematiek. De behandeling start na aanmelding via IFZO en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verblijft, indien geïndiceerd, in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of
vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als
voorwaarden van rechtswegedat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) toe tot een bedrag van
€ 9.700,00 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) van een bedrag van € 9.700,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2024, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 9.700,00, (zegge: negenduizend zevenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 69 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2) toe tot een bedrag van
€ 41.532,25 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2) van een bedrag van € 41.532,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2024, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 41.532,25 (zegge: eenenveertigduizend vijfhonderdtweeëndertig euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 203 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3) toe tot een bedrag van € 15.194,40 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3) van een bedrag van € 15.194,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
1 juli 2024, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 15.194,40 (zegge: eenenveertigduizend vijfhonderdtweeëndertig euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 92 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 5) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. M. Vodegel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2025.
Buiten staat
Mr. M. Vodegel is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024339955 van 5 september 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 en 2
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 april 2025;
het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 18 juni 2024, inclusief de bijlage goederen (pagina’s 66 tot en met 72);
het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer 1] van 4 juli 2024 (pagina’s 84 en 85);
het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 14 juni 2024 (pagina’s 181 tot en met 185).
Feiten 3 en 4
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 2 juli 2024 (pagina’s 160 tot en met 163), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 1 juli 2024 omstreeks 21.15 uur, werd ik gebeld. Ik hoorde een mannenstem. Ik hoorde dat hij zei dat hij van de politie was. Ik hoorde dat hij zei dat er gisteren om 03.30 uur meerdere mensen in de straat gesignaleerd waren om in te breken. Dat de politie een aantal mensen had gepakt, maar dat er nog één verdachte was ontsnapt. Ik hoorde dat hij zei dat ze in de auto van die ontsnapte verdachte een brief hadden gevonden, waar mijn adres op stond: [adres 2] . Ik hoorde dat hij zei dat er iemand naar mijn woning zou komen, genaamd [naam 4] , K750, om foto's te maken van de sloten van mijn woning en van mijn sieraden. Diezelfde dag, om ongeveer 21.25 uur, zag ik dat er een man naar de voordeur van mijn woning kwam lopen. Ik kan de man als volgt omschrijven:
- getinte huidskleur;
- ongeveer 20 jaar;
- zwart, opgeschoren haar en een kuifje;
- ongeveer 1.80 meter lang;
Terwijl dat deze man voor de deur stond, en even later in mijn woning was, was ik nog steeds in gesprek met de man aan de telefoon. Ik hoorde dat de man aan de deur zei dat hij [naam 4] heette en dat hij van de politie was. Ik hoorde dat hij vroeg of hij binnen mocht komen om foto's te maken van de sloten en van de sieraden. Ik liet hem binnen. Ik zag dat hij ook daadwerkelijk foto's maakte van de sloten en de sieraden. Ik hoorde dat hij zei dat ik mijn sieraden af moest doen en op tafel moest leggen, zodat hij foto’s kon maken. Dit heb ik ook gedaan en deze heeft hij vervolgens ook meegenomen. Ik ben vervolgens met de man mee naar boven gelopen. Ik heb meerdere doosjes met sieraden en mijn portemonnee gepakt. Vervolgens heeft hij beneden foto's gemaakt van de sieraden en heeft hij deze in een zakje gedaan. Ik hoorde dat hij zei dat hij de sieraden mee zou nemen. Ik zag dat de man mijn portemonnee vervolgens van mijn rollator afpakte. Ik hoorde dat hij vroeg of ik een kluis had. Ik zei dat ik een kluis had in de kelder. Doordat ik slecht ter been ben, heb ik de sleutel van de kluis aan hem gegeven. Later heeft mijn dochter in de kluis gekeken en zag dat het volgende uit de kluis was verdwenen: twee gouden tientjes, gouden armband van 16.000 euro, een gouden ketting en een klein, grijs kistje. Ik zag dat hij alle spullen inpakte en hoorde dat hij zei dat hij mijn dochter ging ophalen. Ik zag dat de man de voordeur uitliep en de deur open liet staan. Ik was nog steeds in gesprek met de man aan de telefoon, maar op het moment dat de man de deur uitliep, hoorde ik dat de man aan de telefoon ineens het telefoongesprek beëindigde.
De man heeft de volgende goederen meegenomen uit mijn woning:
- portemonnee, inclusief mijn pinpas, rijbewijs, identiteitskaart, honderd euro cash
en meerdere pasjes;
- gouden, gladde, brede trouwringen van mijn overleden man en van mij. In deze
trouwringen staan datums gegraveerd: [datum 1] en [datum 2] . In de ring van mijn man stond [naam 6] gegraveerd en in mijn ring stond [naam 7] gegraveerd.
- goudkleurig horloge met een zwart lakbandje van tweehonderd euro;
- halflange gouden ketting;
- twee gouden tientjes, in de vorm van een broche. Één was van mijn overleden zusje;
- gouden, gladde slavenarmband van 1300 euro;
- een gouden, gedraaide armband.
Mijn rekeningnummer is: [rekeningnummer] ;
2. het proces-verbaal van bevindingen van 10 juli 2024 (pagina’s 164 tot en met 166), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tevens gaf aangeefster aan dat zij er achter kwam dat zij nog een armband kwijt was
welke zij nog niet had gemeld. Dit zou gaan om:
- gouden schakelarmband met verschillende bedels.
3. het proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2024 (pagina 148), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ook het voertuig van [verdachte] , een grijze Volkswagen voorzien van kenteken
[kenteken] , werd doorzocht. Ik zag in het zijvakje, in het portier aan de bestuurderszijde, een bankpas liggen. Ik zag dat dit een bankpas was van de Rabobank en ik zag hierop het volgende staan: Bankrekeningnummer [rekeningnummer] , [slachtoffer 3]
4. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] van 21 juni 2024 (pagina’s 169 tot en met 174), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Rond 20.15 uur werd ik op mijn vaste telefoon gebeld. Ik hoorde een man zeggen u spreekt met de politie uit Veenendaal, maakt u zich niet ongerust maar wij hebben vannacht gesurveilleerd en hebben toen een voertuig gecontroleerd met 3 jongeren erin. Dit voertuig stond dicht bij uw woning en bij het vragen van hun legitimatie ging er 1 persoon vandoor en 2 personen hebben wij kunnen pakken. Bij het doorzoeken van het voertuig troffen wij inbrekers werktuigen aan en een brief geadresseerd met uw naam, [slachtoffer 5] , [adres 3] . Ze vertelden dat ze mij wilde helpen om al mijn waardevolle spullen veilig te stellen. Hierop zeiden ze dat er straks een undercover agent zou komen. Deze komt uw sieraden komen ophalen zodat wij deze veilig kunnen stellen. Vervolgens moest ik de code van de undercover agent opschrijven en zijn naam. De code was k750 en de naam was [naam 3] . Na geruime tijd, rond 20.45 uur, kwam die undercover agent bij mij aan de deur. De man stelde zich voor als [naam 3] met K750 en voeg of hij binnen mocht komen. Ondertussen had ik nog steeds telefonisch contact met die politieagent uit Veenendaal, die vertelde mij dat ik die man binnen moest laten. Ik zag dat beide mannen onderling telefonisch contact hadden. Ik heb mijn sieraden uitgestald op tafel want er moesten foto's van worden gemaakt. Ik moest ook de sieraden die ik om had af doen. Ik heb toen al mijn sieraden afgegeven. Hij vroeg toen ook om mijn bankpasje en pincode. Uiteindelijk heb ik bankpas en pincode afgegeven omdat de situatie steeds dreigender werd.
Signalement:
Licht getinte huidskleur
Man
Ca. 180 lang
Ca. 22 jaar.
Zwart kort krullend haar
Heeft u op een andere wijze schade geleden? ja.
1 gouden fijne schakelkettinkje van 42 cm met daaraan een gouden klavertje.
1 gouden iets grovere schakel ketting van 42 cm met daaraan een druppelvormige parel.
1 gouden schakel armband.
1 gouden schakelarmband met rondom zirkonensteentjes.
1 gouden armbandje met langwerpige schakels
1 gouden slavenarmband
gouden creolen oorbellen van wit goud met een diamantje erin.;
5. het proces-verbaal van bevindingen van 23 juli 2024 (pagina’s 175 en 176), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Abusievelijk pleegdatum verkeerd ingevoerd. De pleegdatum moet zijn woensdag 19 juni tussen 20.15 uur en 21.45 uur.
6. het proces-verbaal van bevindingen van 2 september 2024 (pagina’s 201 tot en met 203), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tussen 8 juli 2024 en 22 juli 2024 deed ik, verbalisant [verbalisant] onderzoek in de
telefoon van verdachte [verdachte] , [verdachte] is de gebruiker van dit toestel. Deze telefoon is in beslag genomen tijdens een doorzoeking ter in beslag name in de woning waar [verdachte] staat ingeschreven.
Ik heb onderzoek verricht in de data van onderstaand toestel.
Telefoon
Merk: Apple
Type: iPhone 12 Pro
Imei 1: [IMEI-nummer 1]
Imei 2: [IMEI-nummer 2]
Onderzoeksvraag: Komt uit de data van het toestel naar voren dat de gebruiker van het toestel op onderstaande adressen is geweest?
[adres 2] ;
[adres 3] ;
[adres 4] .
[adres 2] ;
Op 1 juli 2024 zijn er meerdere hits op het toestel zichtbaar van het adres
[adres 2] . Het tijdsbestek bedraagt tussen 21.28 uur en 22.18
uur.
Ik zie dat het adres [adres 2] is opgezocht in Google Maps, de
coördinaten welke worden weergegeven hebben een afwijking van 6 meter.
Ook zie ik dat op deze locatie een foto is gemaakt, ik zie in de meta data (lon/lat) dat de afbeeldingen zijn genomen op die locatie met hetzelfde type toestel als die in beslag is genomen. Op deze foto/ afbeelding zie ik een rollator met daarop meerdere sieraden. Ik zie een horloge met een zwart lakbandje een goudkleurig frame. Dit horloge wordt ook in de aangifte genoemd. Uit logbestanden van Google Maps, Flitsmeister en Apple Photos blijkt dat hij daar is geweest. Flitsmeister geeft aan dat de betrouwbaarheid van de locaties +- 4,78 m is.
[adres 3] ;
Op 19 juni 2024 zijn er meerdere hits op het toestel zichtbaar van het adres
[adres 3] . Het tijdsbestek bedraagt tussen 20.41 en 21.30 uur. Ik zie dat het adres [adres 3] is opgezocht in Google Maps. Uit logbestanden van Google Maps zie ik dat het toestel daar is geweest. Tevens zie ik op het toestel dat de snapchat accounts; [gebruikersnaam 3] , [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] een snapchat bericht ontvangen op 19-6-2024 om 20.41.27 uur
van [naam 8] met daarin de tekst: [adres 3] . Diezelfde ontvangers
ontvangen ook een bericht op 19-6-2024 om 21.00 uur met daarin de tekst. K750. In de aangifte van aangever ( [nummer 1] ) lees ik dat de undercover agent zich voor zou hebben gedaan als [naam 3] en het codewoord K750 had genoemd. Ook de naam [naam 3] is zichtbaar in het toestel.
[adres 4] .
Op 14 juni 2024 is er een hit op het toestel zichtbaar van het adres [adres 4]
. Het toestel hit op dit adres om 20.08 uur. Ik zie dat het adres [adres 4] is opgezocht in Google Maps. Ik lees in de aangifte van aangever ( [nummer 2] ) dat de nepagent zich ook hier voorstelde met de naam [naam 3] en het codewoord K750 noemde. Deze naam en codewoord is gevonden in het onderzochte toestel van verdachte [verdachte] .