In de zaak voor de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, is op 12 mei 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van oplichting van twee personen. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het oplichten van [slachtoffer 1] op 18 juni 2024 en het oplichten van [slachtoffer 2] op 20 juni 2024. De officier van justitie stelde dat het eerste feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl hij voor het tweede feit vrijspraak eiste. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. Y. Finani, pleitte voor een integrale vrijspraak van de verdachte.
De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 april en 12 mei 2025 in acht genomen. Na beoordeling van het procesdossier en de verklaringen van de betrokken partijen, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat vereist is voor medeplegen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van beide ten laste gelegde feiten.
Daarnaast heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een schadevergoeding van € 12.200,00 gevorderd. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, wat betekent dat zij deze alleen bij de burgerlijke rechter kan indienen. De rechtbank besloot dat beide partijen hun eigen kosten dragen, begroot op nihil.