ECLI:NL:RBOVE:2025:3020

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
11274335 \ CV EXPL 24-1715
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijs en aansprakelijkheid voor boetes bij verhuur vrachtwagen

In deze zaak heeft eiseres, een vennootschap onder firma, een vrachtwagen met oplegger verhuurd aan gedaagden, die een autobedrijf exploiteren. De kern van het geschil betreft de huurprijs die is overeengekomen en de aansprakelijkheid voor boetes die tijdens de huurperiode zijn opgelegd. Eiseres stelt dat er een niet-opzegbare huurovereenkomst voor een maand is gesloten voor een huurprijs van € 3.000,00 exclusief btw. Gedaagden betwisten deze huurprijs en stellen dat de huurprijs € 750,00 per week bedraagt. De kantonrechter oordeelt dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de door haar gestelde huurprijs en gaat uit van het bedrag dat gedaagden hebben aangevoerd. De kantonrechter beslist dat de boetes die aan gedaagden zijn opgelegd voor hun rekening komen, en veroordeelt hen tot betaling van de huurprijs, de boetes, de proceskosten en de buitengerechtelijke incassokosten. De uitspraak is gedaan op 13 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11274335 \ CV EXPL 24-1715
Vonnis van 13 mei 2025
in de zaak van
[eiseres] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: B.H.J.W.J. Dolstra,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] c.s.,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het (tussen)vonnis,
- de akte overlegging productie namens [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
[eiseres] heeft een vrachtwagen met oplegger verhuurd aan [gedaagden] c.s. Het gaat in deze zaak om de vraag welke huurprijs is overeengekomen en voor wiens rekening en risico diverse tijdens de huurperiode opgelegde boetes komen. [eiseres] heeft volgens de kantonrechter – gelet op het gemotiveerde verweer van [gedaagden] c.s. – onvoldoende onderbouwd gesteld dat partijen een niet-opzegbare huurovereenkomst voor de duur van een maand voor een huurprijs van € 3.000,00 exclusief btw zijn overeengekomen. Daarom gaat de kantonrechter uit van het door [gedaagden] c.s. aangevoerde bedrag van € 750,00 exclusief btw per week. De kantonrechter is van oordeel dat de door [gedaagden] c.s. gereden boetes voor zijn rekening en risico komen. Verder wordt [gedaagden] c.s. veroordeeld in de proceskosten, rente en buitengerechtelijke incassokosten.
3. De feiten
3.1.
[eiseres] is een handelsonderneming die zich onder meer richt op de verkoop en verhuur van (circuit)auto’s en raceaanhorigheden.
3.2.
[gedaagden] c.s. exploiteert een autobedrijf onder de handelsnaam [bedrijf] , gespecialiseerd in het importeren, verkopen en repareren van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s.
3.3.
Op 10 juli 2023 heeft [eiseres] aan [gedaagden] c.s. een Canter Be met oplegger (hierna: de vrachtwagen) verhuurd.
3.4.
[eiseres] heeft beschikkingen ontvangen ter zake:
1. een boete van 10 juli 2023 van € 800,00 voor het niet hebben van een geldige dienstverleningsovereenkomst (in verband met kilometerheffing) voor het voertuig in België,
2. een boete van 11 juli 2023 van € 800,00 voor het niet hebben van een geldige dienstverleningsovereenkomst voor het voertuig in België,
3. een boete van 11 juli 2023 van € 40,00 voor het harder rijden dan is toegestaan in Nederland, welke (tweemaal) is verhoogd naar € 102,00,
4. een boete van 14 juli 2023 van € 800,00 voor het niet hebben van een geldige dienstverleningsovereenkomst voor het voertuig in België,
5. een boete van 14 juli 2023 van € 150,00 voor het rijden in een lage-emissiezone in België, welke is verhoogd naar € 170,00,
6. een boete van 15 juli 2023 van € 800,00 voor het niet hebben van een geldige dienstverleningsovereenkomst voor het voertuig in België,
7. een boete van 19 juli 2023 van € 119,00 voor het rijden in een milieuzone in Nederland, welke (tweemaal) is verhoogd naar € 339,00.
3.5.
[gedaagden] c.s. heeft de vrachtwagen op 1 augustus 2023 teruggebracht naar [eiseres] .
3.6.
Op 18 augustus 2023 heeft [eiseres] aan [gedaagden] c.s. een factuur van € 3.630,00 inclusief btw (€ 3.000,00 exclusief btw) gestuurd voor de huur van de vrachtwagen. Op de factuur staat een bedrag van € 2.200,00 exclusief btw aan huur voor 22 dagen en een bedrag van € 800,00 exclusief btw voor extra gereden kilometers. Daarnaast is vermeld:
“Zoals afgesproken totaal €3.000,- voor 4 weken of 20.000km”.
3.7.
[gedaagden] c.s. heeft, ondanks herhaalde aanmaning, de boetes noch het in rekening gebrachte bedrag betaald.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, betaling van:
  • de hoofdsom van € 8.188,05,
  • de wettelijke handelsrente, te rekenen vanaf 30 december 2023 tot de dag van volledige betaling,
  • de buitengerechtelijke incassokosten van € 747,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
  • de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[eiseres] stelt dat zij met [gedaagden] c.s. een huurprijs van € 3.000,00 exclusief btw voor één maand (althans vier weken) is overeengekomen. [gedaagden] c.s. heeft er zelf voor gekozen om de vrachtwagen na drie weken terug te brengen, maar dat verandert de gemaakte afspraak niet. Daarnaast stelt [eiseres] dat zij de door [gedaagden] c.s. gereden boetes heeft voorgeschoten, maar dat deze voor rekening en risico van [gedaagden] c.s. – als houder van de vrachtwagen – komen en [gedaagden] c.s. de voorgeschoten bedragen moet vergoeden.
4.3.
[gedaagden] c.s. voert verweer. Hij betwist de hoogte van het door [eiseres] in rekening gebrachte bedrag. Volgens hem hoeft hij alleen te betalen voor de dagen waarop hij daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de vrachtwagen. Ook betwist hij dat hij de boetes moet betalen die zijn opgelegd voor het niet hebben van een geldige dienstverleningsovereenkomst. De andere boetes – inclusief verhogingen – is hij wel bereid te betalen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Huurovereenkomst bepaalde tijd overeengekomen?
5.1.
[eiseres] stelt dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagden] c.s. de vrachtwagen een maand lang zou huren voor een prijs van € 3.000,00 exclusief btw. Zij verwijst daarbij naar een door haar aan [gedaagden] c.s. verzonden WhatsApp-bericht waarin staat:
“We hebben contact gehad over de huur periode. Je zou 3.000€ per maand betalen dus je mag m nog een week hebben. Dat hebben we afgesproken.”. Hierop heeft [gedaagden] c.s. gereageerd:
“Ja klopt maar tis nog niet nodig en dan komen we nog niet aan die km. We hebben 15 k gereden”.Op de factuur staat weliswaar een bedrag van € 100,00 per dag voor 22 dagen en een bedrag voor extra gereden kilometers, maar op de mondelinge behandeling heeft [eiseres] verklaard dat zij de factuur niet heeft opgemaakt zoals het eigenlijk hoort. Zij dacht dat het niet uitmaakte wat zij op de factuur zou zetten, omdat zij erop vertrouwde dat [gedaagden] c.s. het afgesproken bedrag zou betalen.
5.2.
[gedaagden] c.s. heeft het door [eiseres] gestelde betwist. Volgens hem is geen sprake van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd, maar is (enkel) gesproken over een verwachte einddatum van de huur, waarbij een huurprijs van € 750,00 per week zou worden gerekend. Op de vraag van [eiseres] hoe lang hij de vrachtwagen dacht te zullen huren, heeft hij
“ongeveer een maand”geantwoord, aldus [gedaagden] c.s. Vanwege de opgelegde boetes voor het niet hebben van een geldige dienstverleningsovereenkomst en om nog meer boetes te voorkomen, heeft [gedaagden] c.s. de vrachtwagen geen hele maand gehuurd, maar eerder teruggebracht, namelijk na 22 dagen. De huurprijs moet volgens hem dan ook worden berekend aan de hand van dit aantal dagen. Zo staat het ook op de factuur. De op de factuur extra berekende kilometers kloppen echter niet.
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] – op wie stelplicht en bewijslast van de inhoud van de huurovereenkomst rusten – in het licht van de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] c.s. onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat partijen een huurovereenkomst voor de duur van een maand hebben gesloten, zodat niet wordt toegekomen aan bewijslevering op dit punt. Partijen zijn het wel eens over de hoogte van de huurprijs op zichzelf (los van de huurperiode, want € 3.000,00 per maand gedeeld door vier weken is € 750,00 per week). Aangezien vaststaat dat [gedaagden] c.s. de vrachtwagen 22 dagen heeft gehuurd, acht de kantonrechter een bedrag van € 2.357,14 exclusief btw (€ 750,00 / 7 dagen x 22 dagen) toewijsbaar. Dit komt neer op een bedrag van € 2.852,14 inclusief btw dat zal worden toegewezen.
5.4.
Voor zover [eiseres] aanspraak heeft willen maken op een vergoeding voor “extra gereden kilometers” is deze niet toewijsbaar, nu niet is komen vast te staan dat een dergelijke vergoeding is overeengekomen. Voor zover al gesproken zou zijn over een maximum aantal kilometers van 5000 per week, geldt dat [gedaagden] c.s. heeft aangevoerd dat hij in totaal (in 22 dagen) 15.234 kilometers heeft gereden, waarmee hij niet boven het maximum aantal kilometers zou zijn uitgekomen.
Voor wiens rekening en risico komen de onder 3.4 vermelde boetes?
5.5.
Niet ter discussie staan de boetes betreffende een snelheidsovertreding en het rijden door een milieu- en emissiezone. De vorderingen betreffende deze geldboetes zullen daarom ook zonder nadere beoordeling worden toegewezen.
5.6.
Inmiddels staat vast dat – anders dan [eiseres] aanvankelijk heeft beweerd – (slechts) nog een boete van € 800,00 verschuldigd is voor het niet hebben van een geldige dienstverleningsovereenkomst voor het voertuig in België. In de overgelegde beschikking d.d. 21 september 2023 staat onder meer: “
Op het tijdstip van de vaststellingen reed u met een voertuig dat onderhevig is aan de kilometerheffing zonder On Board Unit (OBU). Het gaat over een opleggertrekkend voertuig van categorie N1 met carrosseriecode BV. Vanaf 1 januari 2018 zijn opleggertrekkende voertuigen van minder dan 3,5 ton maximaal toegelaten massa (MTM) van categorie N1 met carrosseriecode BC ook onderhevig aan de kilometerheffing in België.
(...)
1.
Het aantal boetes wordt verminderd van 4 naar 1, omdat u te goeder trouw handelde en omdat het gaat over boetes van hetzelfde type van overtreding die begaan zijn binnen een beperkte tijdspanne (...)”.
5.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter had het op de weg van [gedaagden] c.s. gelegen om zich ervan te vergewissen welke regels voor het door hem gehuurde voertuig gelden in België. [eiseres] maakt dan ook terecht aanspraak op vergoeding van een bedrag van € 800,00.
Schending artikel 21 Rv
5.8.
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] in strijd met artikel 21 Rv heeft gehandeld, door tijdens de mondelinge behandeling, in strijd met de waarheid, mee te delen dat het door haar ingediende bezwaar was afgewezen en vervolgens slechts een deel van de onder 5.6 vermelde beschikking in het geding te brengen. Hierin wordt aanleiding gezien om bij de hierna te volgen beslissing met betrekking tot de proceskosten (slechts) te rekenen met 1 punt voor salaris gemachtigde.
Wettelijke handelsrente
5.9.
[eiseres] vordert de wettelijke handelsrente over de huurprijs vanaf 30 december 2023. Deze rente is op artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (BW) gegrond en niet weersproken en zal daarom worden toegewezen.
5.10.
[eiseres] vordert ook wettelijke handelsrente over de door haar voorgeschoten boetes. Dit betreft geen primaire betalingsverplichting uit een handelsovereenkomst. De wettelijke handelsrente is daarom niet toewijsbaar. In plaats daarvan zal de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.11.
[gedaagden] c.s. moet ook de buitengerechtelijke incassokosten van [eiseres] vergoeden. Dat zijn de kosten die [eiseres] heeft gemaakt om te proberen te voorkomen dat zij naar de rechter moet stappen. Op grond van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten is over de toegewezen hoofdsom van € 4.263,14 (€ 2.852,14 + € 1.411,00) een bedrag van € 551,31 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
5.12.
[eiseres] vordert kennelijk tweemaal een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, namelijk berekend in de door haar gevorderde hoofdsom en als aparte post. Dit bedrag is echter maar eenmaal toewijsbaar. Het dubbel gevorderde bedrag zal dan ook worden afgewezen.
5.13.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten is op de wet gegrond en zal worden toegewezen.
Proceskosten
5.14.
[gedaagden] c.s. is (grotendeels) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
271,00
(1 punt × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.017,22
5.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is op de wet gegrond en zal worden toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagden] c.s. tot betaling van de huurprijs van € 2.852,14 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 30 december 2023 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagden] c.s. tot betaling van de boetes van € 1.411,00 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 30 december 2023 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagden] c.s., tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 551,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 16 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt [gedaagden] c.s. tot betaling van de proceskosten van € 1.288,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.5.
veroordeelt [gedaagden] c.s. tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op
13 mei 2025.