ECLI:NL:RBOVE:2025:3021

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
11439338 \ CV EXPL 24-2456
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis en reconventionele vordering in civiele zaak tussen Alektum Capital IV AG en [partij A]

In deze civiele zaak heeft partij A verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 3 september 2024, waarbij zij was veroordeeld tot betaling van een factuur van € 84,21 aan Alektum Capital IV AG. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzet tijdig is ingesteld. Partij A stelde als verweer dat zij geen overeenkomst had gesloten met Alektum, en dit verweer werd door de kantonrechter gegrond verklaard. Het verstekvonnis werd vernietigd en de vordering van Alektum werd afgewezen. Tevens werd Alektum veroordeeld tot betaling van de proceskosten. In reconventie vorderde partij A terugbetaling van hetgeen zij aan Alektum had betaald, wat door de kantonrechter werd toegewezen, met uitzondering van toekomstige betalingen. De kantonrechter oordeelde dat Alektum geen inhoudelijk verweer had gevoerd tegen de reconventionele vordering, waardoor deze als niet-weersproken werd aangenomen. De proceskosten in zowel conventie als reconventie werden aan Alektum opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11439338 \ CV EXPL 24-2456
Vonnis van 13 mei 2025 na verzet
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
ALEKTUM CAPITAL IV AG,
te Zug, Zwitserland,
oorspronkelijk eisende partij,
gedaagde partij in het verzet,
verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: Alektum,
gemachtigde: R. Slagman.
tegen
[partij A],
te [woonplaats],
oorspronkelijk gedaagde partij,
eisende partij in het verzet,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: [partij A],
gemachtigde: mr. A. aan het Rot,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de oorspronkelijke dagvaarding van 28 juni 2024 met producties 1 – 9,
- het door de kantonrechter op 3 september 2024 tussen Alektum en [partij A] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer 11193992 \ CV EXPL 24-1423,
- de verzetdagvaarding tevens (voorwaardelijke) eis in reconventie van 25 november 2024 met producties 1 – 11,
- de conclusie van antwoord in oppositie met productie 1,
- de conclusie van repliek in oppositie en van repliek in (voorwaardelijke) reconventie met producties 12 – 14,
- de conclusie van dupliek in oppositie en van dupliek in (voorwaardelijke) reconventie,
- de e-mail van de gemachtigde van [partij A] aan de rechtbank van 8 april 2025,
- de e-mail van 17 april 2025 met daarin de beslissing van de rolrechter ten aanzien van de conclusie van dupliek in oppositie tevens dupliek in (voorwaardelijke) reconventie en de productie 15, welke buiten beschouwing worden gelaten met uitzondering van randnummers 15, 16, 17 en 26.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
[partij A] is bij verstekvonnis van 3 september 2024 veroordeeld tot betaling van de factuur van € 84,21, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2024, de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00, de verschenen wettelijke rente van € 3,88 en de proceskosten. [partij A] komt in deze procedure in verzet tegen dat verstekvonnis en stelt een (voorwaardelijke) eis in reconventie in. [partij A] vordert in reconventie dat Alektum al hetgeen [partij A] aan Alektum heeft betaald of nog zal moeten betalen, terugbetaalt onder de voorwaarde dat de kantonrechter het verstekvonnis in conventie vernietigt.
2.2.
De kantonrechter oordeelt dat het verzet tijdig is ingesteld. [partij A] heeft als primair verweer aangevoerd dat zij geen overeenkomst heeft gesloten met Alektum (of diens rechtsvoorgangster), zodat zij de factuur niet hoeft te betalen. De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer slaagt. Zij verklaart het verzet gegrond, vernietigt het verstekvonnis en wijst de vordering in conventie van Alektum af. Daarmee is de voorwaarde van de reconventionele vordering in vervulling gegaan. Alektum heeft inhoudelijk geen verweer gevoerd tegen de reconventionele vordering, anders dan dat de voorwaarde volgens haar niet in vervulling is gegaan. De kantonrechter wijst de vorderingen in reconventie om die reden als niet-weersproken toe, met uitzondering van de vordering tot betaling van al hetgeen [partij A] nog zal moeten betalen aan Alektum. Voor dit deel van de vordering ontbreekt namelijk de grondslag. De kantonrechter veroordeelt Alektum tot slot tot het betalen van de proceskosten in conventie en in reconventie.

3.De feiten

3.1.
Op 3 september 2023 heeft ContextLogic handelend onder de naam Wish (hierna: Wish) via haar website een bestelling ontvangen voor het leveren van haarextensies, waarbij het woonadres van [partij A] als leveradres is opgegeven. Bij het afronden van de bestelling is er gekozen voor de achteraf betaalmogelijkheid van Klarna B.V.
3.2.
Wish heeft een orderbevestiging met daarin een factuur van € 84,21 gestuurd aan het op de door klant ingegeven e-mailadres: ‘[e-mailadres]’. In de aanhef van de orderbevestiging staat het volgende:

Hoi [naam 3]![…]’
3.3.
De haarextensies zijn op het woonadres van [partij A] geleverd.
3.4.
Alektum heeft op 11 maart en 25 april 2024 een aanmaning gestuurd aan het woonadres van [partij A]. Deze brieven zijn gericht aan ‘[naam 1]’.
3.5.
Met de dagvaarding van 28 juni 2024 heeft Alektum het openstaande gefactureerde bedrag bij [partij A] gevorderd, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en de proceskosten. Deze dagvaarding is niet in persoon betekend, maar achtergelaten op het woonadres van [partij A] door middel van achterlating van het exploot in een gesloten envelop.
3.6.
De kantonrechter heeft [partij A] bij vonnis van 3 september 2024 met zaaknummer 11193992 CV EXPL 24-1423 bij verstek veroordeeld tot betaling van € 84,21 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de datum dagvaarding, € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, € 3,88 aan verschenen wettelijke rente en de proceskosten.
3.7.
Het verstekvonnis is op 20 september 2024 aan [partij A] betekend op haar woonadres door middel van achterlating van het exploot in een gesloten envelop.
3.8.
Alektum heeft op 9 oktober 2024 executoriaal derdenbeslag gelegd onder het publiekrechtelijk lichaam de Sociale Verzekeringsbank – Uitkering (AOW/AWW) (hierna: de SVB) op de AOW-uitkering van [partij A]. Dit derdenbeslag is op 17 oktober 2024 overbetekend op het woonadres van [partij A] door middel van achterlating van het exploot in een gesloten envelop.
3.9.
[partij A] heeft op 24 oktober 2024 van de SVB een brief gekregen, waarin het volgende staat:
‘[…]
U moet nog een schuld betalen. Daarom heeft Slagman & Partners Gerechtsdeurwaarders en Juristen beslag gelegd op uw uitkering. Wij zijn verplicht dit uit te voeren. Dit betekent dat wij elke maand € 99,48 inhouden op uw uitkering.[…]
Is de schuld in mei nog niet betaald? Dan betalen wij ook uw vakantiegeld aan Slagman & Partners Gerechtsdeurwaarders en Juristen.
[…]
Overzicht bedragen
Vanaf november 2024
[…]
Vakantiegeld AOW: € 55,96 bruto per maand.
U ontvangt dit in mei.
[…]’
3.10.
De gemachtigde van Alektum heeft op 30 oktober 2024 aan het woonadres van [partij A] een brief gestuurd met daarin het dossieroverzicht. Deze brief is gericht aan ‘P. [partij A]’.
3.11.
Naar aanleiding van het gelegde derdenbeslag, heeft de kleindochter van [partij A] op 30 oktober 2024 telefonisch contact gehad met de gemachtigde van Alektum. De gemachtigde van Alektum heeft vervolgens diezelfde dag aan de kleindochter van [partij A] een e-mail gestuurd, waarbij de dagvaarding, het verstekvonnis en de overige stukken in het dossier als bijlage zijn toegevoegd. Deze e-mail is gericht aan ‘mevrouw [partij A]’.
3.12.
[partij A] heeft op 25 november 2024 verzet aangetekend tegen het verstekvonnis van 3 september 2024.

4.Het geschil

in oppositie/conventie
4.1.
[partij A] komt in verzet tegen het verstekvonnis van 3 september 2024 van deze rechtbank. Zij vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [partij A] ontheft van de bij het verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordeling. Daarnaast vordert zij Alektum alsnog in haar oorspronkelijke vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren dan wel die haar te ontzeggen. Tot slot vordert [partij A] dat Alektum de proceskosten (zowel in verstek als in verzet) betaalt inclusief de nakosten.
4.2.
Alektum voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [partij A], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [partij A], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [partij A] in de kosten van deze procedure.
in (voorwaardelijke) reconventie
4.3.
[partij A] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Alektum veroordeelt om binnen zeven dagen na dagtekening van dit vonnis aan [partij A] al hetgeen [partij A] ter uitvoering van het verstekvonnis van 3 september 2024 aan Alektum heeft voldaan, dan wel nog zal moeten voldoen (mede op grond van het executoriaal derdenbeslag dat op 9 oktober 2024 op verzoek van Alektum ten laste van [partij A] onder de SVB is gelegd), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van betaling door [partij A] tot aan de dag van terugbetaling door Alektum. [partij A] vordert tot slot dat Alektum wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten in (voorwaardelijke) reconventie inclusief de nakosten.
4.4.
Alektum voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [partij A], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [partij A], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [partij A] in de kosten van deze procedure.

5.De beoordeling

in oppositie/conventie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
De kantonrechter stelt vast dat het in deze zaak gaat om een vordering die oorspronkelijk door Alektum is ingesteld tegen [partij A] als consument (een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Alektum is gevestigd in Zwitserland en [partij A] woont in Nederland, waardoor deze zaak een internationaal karakter heeft. Dit betekent dat de kantonrechter ambtshalve moet beoordelen of zij bevoegd is om deze zaak te behandelen.
5.2.
Nederland en Zwitserland zijn beide partij bij het Verdrag van Lugano 2007 (het EVEX II-verdrag). Nu [partij A] een consument is en woonachtig is in Nederland, is de kantonrechter op grond van artikel 15 en 16 van het EVEX II-verdrag bevoegd om van de vordering kennis te nemen.
5.3.
Vervolgens moet de kantonrechter beoordelen welk recht van toepassing is op de vordering van Alektum. Alektum stelt dat zij door cessie de vordering van Klarna B.V. overgedragen heeft gekregen. De betrekking tussen Alektum als cessionaris (rechthebbende op de vordering door cessie) en [partij A] als (gesteld) schuldenaar, wordt ingevolge artikel 14 lid 2 Verordening (EG) 593/2008 (Rome I) beheerst door het recht dat van toepassing is op de gecedeerde vordering. Op grond van artikel 6 van deze verordening geldt in geval van een consumentenovereenkomst, zoals hier, dat het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft van toepassing is. [partij A] woont in Nederland, zodat Nederlands recht moet worden toegepast. De kantonrechter zal de zaak dan ook inhoudelijk beoordelen naar Nederlands recht.
Het verzet is tijdig ingesteld door [partij A]
5.4.
[partij A] stelt dat zij tijdig in verzet is gekomen tegen het verstekvonnis van 3 september 2024. Zij voert daartoe aan dat het verstekvonnis en het exploot van overbetekening van het derdenbeslag onder de SVB, niet aan [partij A] in persoon zijn betekend. Ook is het verstekvonnis ten tijde van de betekening van de verzetdagvaarding nog niet ten uitvoer is gelegd. De eerste inhouding op de AOW-uitkering van [partij A] moest toen namelijk nog plaatsvinden. [partij A] heeft pas op 30 oktober 2024 kennisgenomen van de inhoud van het verstekvonnis. Eerdere correspondentie van Alektum was namelijk gericht aan ‘[naam 1]’ en niet aan [partij A], zodat zij daar geen kennis van heeft kunnen nemen. Pas toen haar kleindochter op 30 oktober 2024 van de gemachtigde van Alektum per e-mail het verstekvonnis en de bijbehorende stukken heeft ontvangen, was [partij A] bekend met de inhoud van het verstekvonnis.
5.5.
Alektum betwist dat [partij A] niet eerder dan op 30 oktober 2024 kennis heeft genomen van de inhoud van het verstekvonnis. De dagvaarding en het verstekvonnis zijn betekend aan het woonadres van [partij A]. Zij acht het dan ook onwaarschijnlijk dat [partij A] deze stukken en de overige brieven en/of sommaties niet heeft ontvangen.
5.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan de gedaagde die bij verstek is veroordeeld binnen vier weken (acht weken in het zich hier niet voordoende geval dat de gedaagde in het buitenland woonplaats heeft of werkelijk verblijft) na betekening van het verstekvonnis (of de in lid 2 van dat artikel bedoelde akte) aan gedaagde in persoon, dan wel binnen vier weken na het plegen door gedaagde van een daad van bekendheid met het verstekvonnis of met de aangevangen executie, daartegen verzet instellen.
5.7.
In dit geval heeft de betekening van het verstekvonnis op 20 september 2023 plaatsgevonden, maar deze is niet aan [partij A] in persoon betekend. Ook de inleidende dagvaarding van 28 juni 2024 en het exploot van overbetekening van het derdenbeslag zijn niet aan [partij A] in persoon betekend. Dit betekent dat de kantonrechter moet beoordelen of door [partij A] een daad van bekendheid is gepleegd, waaruit voortvloeit dat zij bekend is geworden met de strekking en de hoofdinhoud van het verstekvonnis. Hierbij geldt dat het moet gaan om een naar buiten toe verrichte objectief bepaalbare gedraging van [partij A] die betrekking heeft op het verstekvonnis en/of de aangevangen tenuitvoerlegging.
5.8.
[partij A] heeft aangevoerd dat haar kleindochter op 30 oktober 2024 contact heeft gehad met de gemachtigde van Alektum en dat zij diezelfde dag het verstekvonnis en de overige stukken per e-mail heeft ontvangen. De kantonrechter begrijpt dat de kleindochter deze stukken namens [partij A] heeft opgevraagd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [partij A] daarmee voldoende onderbouwd dat de verzetstermijn vanaf 30 oktober 2024 is gaan lopen en dat zij dus tijdig in verzet is gekomen tegen het verstekvonnis van 3 september 2024. Dat [partij A] niet voor die datum kennis heeft genomen van de strekking of de hoofdinhoud van het verstekvonnis, heeft Alektum niet onderbouwd. Aan deze stelling gaat de kantonrechter dan ook voorbij.
5.9.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat [partij A] het verzet tijdig heeft ingesteld. Zij is daardoor ontvankelijk in haar vordering. Dit betekent dat de kantonrechter de vordering inhoudelijk kan beoordelen.
[partij A] hoeft de factuur niet te betalen
5.10.
Alektum vordert betaling van € 84,21 op grond van nakoming van de betalingsverplichting die voor [partij A] voortvloeit uit de koopovereenkomst met Wish. Die overeenkomst houdt volgens Alektum in dat [partij A] op 3 september 2023 via de website van Wish haarextensies heeft besteld en geleverd heeft gekregen op haar woonadres. Alektum heeft aan het door de klant ingegeven e-mailadres een e-mail gestuurd, met daarin de orderbevestiging en de bijbehorende factuur. Deze e-mail is gericht aan ‘[naam 3]’, en het e-mailadres zelf is van [partij A] nu deze de achternaam van haar echtgenoot bevat. Hieruit blijkt dan ook dat [partij A] degene is geweest die de bestelling heeft geplaatst. Daarbij heeft [partij A] gekozen voor de achteraf betaalmethode van Klarna B.V. Klarna B.V. heeft haar vordering op [partij A] aan Alektum gecedeerd in de zin van artikel 3:94 BW, waardoor [partij A] slechts bevrijdend kan betalen aan Alektum.
5.11.
[partij A] voert primair als verweer aan dat zij geen koopovereenkomst heeft gesloten met Alektum (en/of diens rechtsvoorgangster). Zij erkent dat de haarextensies zijn geleverd op haar woonadres, maar [partij A] betwist dat ze de haarextensies heeft besteld. [partij A], met roepnaam [partij A], heeft samen met haar echtgenoot, [naam 2], een meerderjarige dochter genaamd [naam 3], met roepnaam [naam 3]. [partij A] is geboren op [geboortedatum 1] 1956 en haar dochter is geboren op [geboortedatum 2] 1984. De dochter van [partij A] heeft van eind 2023 tot en met begin 2024 bij [partij A] en haar echtgenoot gewoond en het woonadres van [partij A] enkele maanden gebruikt als postadres. Niet [partij A] maar haar dochter heeft de haarextensies bij Wish besteld en geleverd gekregen. Het e-mailadres waar de orderbevestiging aan is gestuurd, is het e-mailadres van de dochter van [partij A]. Dit blijkt ook uit de aanhef in de orderbevestiging (‘Hoi [naam 3]!’). [partij A] onderbouwt haar betwisting met een verklaring van haar dochter en foto’s van de telefoon van haar dochter waarop de door Wish gestuurde orderbevestiging te zien is. [partij A] voert subsidiair aan dat er geen sprake is van een rechtsgeldige cessie. Uit de door Alektum overgelegde stukken blijkt dat de vordering is overgedragen door Klarna Bank AB (die is gevestigd in Zwitserland) en niet Klarna Bank B.V. (die is gevestigd in Amsterdam). Bovendien is de cessie ook niet aan [partij A] meegedeeld.
5.12.
Alektum betwist dat het e-mailadres waar de orderbevestiging aan is gestuurd, van de dochter van [partij A] is. Alektum kan dit niet controleren en dit blijkt ook niet uit de door [partij A] overgelegde foto’s. Alektum twijfelt tot slot aan de inhoud van de verklaring van de dochter van [partij A]. Zij kan zich namelijk niet aan de indruk onttrekken dat de verklaring door [partij A] is gedicteerd aan haar dochter, gelet op het taalgebruik en de opstelling.
5.13.
De kantonrechter overweegt als volgt. Niet in geschil is dat de orderbevestiging met daarin een factuur is gestuurd aan het e-mailadres: ‘[e-mailadres]’, en dat de haarextensies zijn geleverd op het woonadres van [partij A]. [partij A] heeft primair betwist dat zij de haarextensies niet heeft besteld, en dus dat zij geen koopovereenkomst is aangegaan met Alektum (of diens rechtsvoorgangster). De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer slaagt. Alektum heeft, gelet op de door [partij A] overgelegde stukken en de daarop gegeven toelichting, onvoldoende gemotiveerd gesteld dat [partij A] haar contractspartij is. Zij heeft bijvoorbeeld niet nader toegelicht waarom de verklaring zou zijn gedicteerd aan de dochter van [partij A], of waarom het e-mailadres niet aan de dochter van [partij A] zou toebehoren. Dat de verklaring aan de dochter van [partij A] zou zijn gedicteerd, blijkt overigens ook niet uit de overige stukken in het dossier. Naar het oordeel van de kantonrechter is de toelichting van [partij A] en de verklaring van haar dochter een voldoende onderbouwing van haar betwisting dat zij een overeenkomst heeft gesloten met Alektum (of diens rechtsvoorgangster). Alektum heeft, gelet op deze betwisting, onvoldoende gemotiveerd gesteld dat zij nog een vordering heeft op [partij A]. Dit had, ingevolge artikel 150 Rv, wel op haar weg gelegen, zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, gaat de kantonrechter ervan uit dat de dochter van [partij A] de haarextensies heeft besteld en dat [partij A] geen betalingsverplichting heeft jegens Alektum (artikel 149 Rv). Dit betekent dat er geen grondslag is voor toewijzing van de vordering van Alektum. De kantonrechter laat het subsidiair gevoerde verweer van [partij A] onbesproken, omdat het primaire verweer al leidt tot afwijzing van de vordering.
5.14.
De kantonrechter concludeert dat het verzet gegrond is. Zij zal het verstekvonnis dan ook vernietigen met inbegrip van de daarbij uitgesproken proceskostenveroordeling als hierna onder de beslissing is vermeld. De vorderingen van Alektum zullen alsnog worden afgewezen.
Geen ambtshalve toetsing
5.15.
Nu niet is komen vast te staan dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten, komt de kantonrechter niet toe aan ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten die, indien eerstgenoemde wel zou komen vast te staan, op Alektum zouden rusten.
Alektum moet de proceskosten in conventie betalen
5.16.
Alektum is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van haarzelf en van [partij A] betalen. Omdat [partij A] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal Alektum niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- griffierecht
0,00
- salaris gemachtigde
80,00
(2 punten × € 40,00)
- nakosten
20,00
Totaal
100,00
in (voorwaardelijke) reconventie
5.17.
Nu de kantonrechter in conventie heeft geoordeeld dat zij het verstekvonnis zal vernietigen, is de voorwaarde van de reconventionele vordering in vervulling gegaan. De kantonrechter zal de reconventionele vordering dan ook inhoudelijk beoordelen.
5.18.
[partij A] vordert betaling van al hetgeen zij ter uitvoering van het verstekvonnis aan Alektum heeft voldaan dan wel nog zal moeten voldoen. De kantonrechter begrijpt dat [partij A] aan haar vordering ten grondslag legt dat deze betalingen onverschuldigd zijn verricht, nu niet is komen vast te staan dat er voor haar een betalingsverplichting voortvloeit uit de koopovereenkomst.
5.19.
Alektum heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd, anders dan dat de voorwaarde van de reconventionele vordering niet in vervulling is gegaan. De kantonrechter neemt de stellingen van [partij A] om die reden als niet-weersproken aan, en zal dit deel van de vordering toewijzen met uitzondering van de betalingen die [partij A] nog zal moeten verrichten. Deze betalingen zijn namelijk nog niet door [partij A] verricht, zodat de grondslag voor toewijzing daarvan ontbreekt. Alektum is tot slot de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd vanaf de datum van betaling door [partij A].
Alektum moet de proceskosten in reconventie betalen
5.20.
Alektum is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van haarzelf en van [partij A] betalen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
20,00
(1 punt × factor 0,5 × € 40,00)
Totaal
20,00

6.De beslissing

De kantonrechter
in oppositie/conventie
6.1.
verklaart het verzet gegrond,
6.2.
vernietigt het door de kantonrechter op 3 september 2024 onder zaaknummer 11193992 CV EXPL 24-1423 gewezen verstekvonnis, en opnieuw rechtdoende,
6.3.
wijst de vorderingen van Alektum af,
6.4.
veroordeelt Alektum in de proceskosten van de verzetprocedure van € 100,00, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als Alektum niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.2. en 6.4. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.6.
veroordeelt Alektum om aan [partij A] te betalen al hetgeen [partij A] ter uitvoering van het verstekvonnis van 3 september 2024 aan Alektum heeft voldaan binnen zeven dagen na dagtekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van betaling door [partij A] tot aan de dag van terugbetaling door Alektum,
6.7.
veroordeelt Alektum in de proceskosten van € 20,00, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis,
6.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.6. en 6.7. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.