In deze zaak heeft eiser, die sinds 2019 een woning huurt van Woningstichting Rentree, sinds de zomer van 2023 geluidsoverlast ervaren van zijn buurvrouw. Ondanks herhaalde meldingen aan Rentree en een eerdere kortgedingprocedure, bleef de overlast aanhouden. Eiser verhuisde in april 2024 naar een andere woning van Rentree, maar eiste een financiële tegemoetkoming voor de overlast die hij had ervaren, inclusief schadevergoeding en huurprijsvermindering. De overlegrechter oordeelde dat Rentree vanaf november 2024 tekort was geschoten in haar verplichtingen om de overlast te beëindigen, wat resulteerde in een huurprijsvermindering van 30% over vijf maanden. De overige vorderingen van eiser werden afgewezen. De zaak werd behandeld door de Overijsselse Overlegrechter, waarbij partijen niet tot een onderlinge oplossing kwamen en de rechter werd gevraagd om vonnis te wijzen. De rechter concludeerde dat Rentree onvoldoende had gedaan om de overlast te verhelpen, ondanks het geluidsrapport dat ernstige geluidshinder aangaf. Eiser ontving een huurprijsvermindering van € 1.065,00, maar zijn verzoek om immateriële schadevergoeding en een hogere verhuiskostenvergoeding werd afgewezen.