ECLI:NL:RBOVE:2025:3079

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
11482319 \ CV EXPL 25-112
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen voor geleverde diensten

In deze zaak vordert [eiseres] B.V. betaling van een hoofdsom van € 13.279,76, vermeerderd met rente en kosten, van De Bank van Ommen B.V. De vordering is gebaseerd op onbetaalde facturen voor geleverde diensten, specifiek voor het verzorgen van Artist Impressions en verkoopplattegronden voor een project in Ommen. De facturen zijn op 31 mei 2024 en 26 juni 2024 verzonden, maar zijn tot op heden niet betaald door De Bank van Ommen.

De Bank van Ommen heeft verweer gevoerd, maar heeft niet meer gereageerd na de conclusie van repliek van [eiseres]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst is gesloten en dat De Bank van Ommen de hoofdsom en bijkomende kosten verschuldigd is. De kantonrechter oordeelt dat de voorwaarden van de overeenkomst niet zijn gewijzigd en dat De Bank van Ommen de betalingstermijnen niet heeft nageleefd.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De Bank van Ommen is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. Het vonnis is uitgesproken op 13 mei 2025 door mr. R.F. van Aalst.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11482319 \ CV EXPL 25-112
Vonnis van 13 mei 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V. H.O.D.N. [bedrijf],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
DE BANK VAN OMMEN B.V.,
te Zalk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: De Bank van Ommen,
procederend bij dhr. [naam].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
1.2.
De Bank van Ommen heeft hierna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eiseres] vordert - samengevat - betaling van de hoofdsom van € 13.279,76 met rente en kosten, in verband met een opdracht tot dienstverlening. Deze dienstverlening zag op het verrichten van werkzaamheden voor het verzorgen van diverse Artist Impressions en verkoopplattegronden voor het project ‘ [adres] ” in Ommen. Op 31 mei 2024 en 26 juni 2024 heeft [eiseres] facturen gestuurd aan De Bank van Ommen. Tot op heden heeft De Bank van Ommen de facturen niet betaald.
2.2.
De Bank van Ommen voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Vast staat dat tussen partijen een overeenkomst is gesloten in verband met het verrichten van werkzaamheden doordat de Bank van Ommen op 29 mei 2024 akkoord is gegaan met de toegezonden offerte, dit is overigens ook niet door de Bank van Ommen weersproken. De overdracht zou naar verwachting in maart 2025 plaatsvinden.
De hoofdsom en de bijkomende kosten
3.2.
De Bank van Ommen heeft niet betwist dat zij de hoofdsom en de daaraan ten grondslag liggende facturen verschuldigd is, maar zij maakt bezwaar tegen de bijkomende kosten omdat is afgesproken dat er betaald zou worden na overdracht.
3.3.
[eiseres] heeft hier bij conclusie van repliek op gereageerd. Zij geeft aan dat De Bank van Ommen, in de persoon van de heer [naam] , op 29 mei 2024 akkoord heeft gegeven op de offerte (productie 1 bij dagvaarding). In deze offerte is opgenomen dat op de volgende momenten gefactureerd wordt:
  • 50% van het totaalbedrag bij akkoord op de offerte.
  • 50% van het totaalbedrag bij oplevering van de Artist Impressions.
Daarnaast volgt onder 3.3. dat er een betalingstermijn van 14 dagen wordt gehanteerd. Niet is gesteld of gebleken dat partijen van deze voorwaarden zijn afgeweken.
3.4.
De Bank van Ommen heeft hierop niet meer gereageerd.
3.5.
De kantonrechter volgt [eiseres] in haar stelling dat partijen niet van de voorwaarden uit de overeenkomst zijn afgeweken zodat de Bank van Ommen 50% moet betalen bij de start van de werkzaamheden en 50% bij oplevering van de impressies met een betalingstermijn van 14 dagen. De Bank van Ommen heeft haar verweer namelijk onvoldoende gemotiveerd onderbouwd terwijl [eiseres] dit verweer gemotiveerd heeft weersproken. Daarnaast blijkt uit de overgelegde WhatsApp-gesprekken dat de Bank van Ommen meermaals heeft toegezegd om te betalen. Nu de verschuldigdheid van de hoofdsom niet is weersproken en tevens vaststaat dat de betalingstermijn ruimschoots is verstreken, zal de vordering, voor zover deze ziet op de hoofdsom, worden toegewezen.
3.6.
De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 907,80 en de wettelijke rente van € 707,37 toewijzen. De kantonrechter zal de verdere wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toewijzen over € 13.279,76 vanaf 18 december 2024 tot er is betaald.
De proceskosten
3.7.
De Bank van Ommen is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,12
- griffierecht
1.461,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
Totaal
2.523,12

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt De Bank van Ommen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 14.894,93 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 13.279,76, met ingang van 18 december 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt De Bank van Ommen in de proceskosten van € 2.523,12, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als De Bank van Ommen niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025. (jb)