ECLI:NL:RBOVE:2025:3182

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
08-263829-24, 08-198137-20 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor opzettelijk brandstichten en het voorhanden hebben van molotovcocktails

Op 20 mei 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 34-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar en ter beschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De man had op 18 augustus 2024 in zijn appartement opzettelijk brand gesticht door een molotovcocktail aan te steken, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden met zich meebracht. Daarnaast had hij meerdere molotovcocktails in zijn woning aanwezig. Tijdens de rechtszitting op 6 mei 2025 werd de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte, die werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.F. Speijdel. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en forensische rapporten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte lijdt aan ernstige psychische stoornissen, waaronder schizofrenie, en dat zijn daden in beperkte mate aan hem konden worden toegerekend. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen de oplegging van tbs met dwangverpleging vereisen. De rechtbank weigerde de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf, omdat deze niet meer opportuun was gezien de opgelegde straf en maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-263829-24, 08-198137-20 (tul) (P)
Datum vonnis: 20 mei 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 mei 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.F. Speijdel, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning, waardoor er gevaar voor goederen en personen is ontstaan;
feit 2:een molotovcocktail voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 18 augustus 2024 in zijn woning aan de [adres] opzettelijk brand heeft gesticht door (open) vuur in aanraking te brengen met een molotovcocktail en/of een stoel, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning en/of de goederen in de woning, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en/of anderen, te weten bewoners van omliggende woningen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 18 augustus 2024 in zijn woning aan de [adres] een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een molotovcocktail, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, net zoals de officier van justitie en de raadsman, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] :
feit 1 en feit 2
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 mei 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal forensisch brandonderzoek, met fotobijlage, van
30 september 2024, p. 38-63;
  • een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 17 september 2024, opgemaakt door M.M.P. Grutters, NFI-deskundige chemisch brandonderzoek, p. 75-80;
  • een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagname van de molotovcocktail, p 81.
3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks18 augustus 2024 in zijn woning aan de [adres] opzettelijk brand heeft gesticht door
(open
)vuur in aanraking te brengen met een molotovcocktail en
/ofeen stoel, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning en
/ofde goederen in de woning, en
/of- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
een ander en/ofanderen, te weten bewoners van omliggende woningen, te duchten was;
2.
hij op
of omstreeks18 augustus 2024 in zijn woning aan de [adres] een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een molotovcocktail, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 26 jo. 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van verdachte

De Pro Justitia rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 1 mei 2025, waarin over verdachte is gerapporteerd door F. Harmanny-Wiersma, psychiater, en N. van der Weegen, GZ-psycholoog. Zij komen, zakelijk weergegeven, tot de volgende bevindingen.
- stoornissen
Bij verdachte is sprake van een chronisch psychotisch beeld, ernstige stoornissen in het gebruik van alcohol, speed en cannabis en een neurobiologische ontwikkelingsstoornis met kenmerken van autisme en ADHD. Hoewel er sprake is van een grote mate van psychose gevoeligheid en hallucinaties ook aanwezig zijn geweest in periodes van abstinentie, doet met name het gebruik van speed de psychoses opbloeien en verergeren. De hallucinaties van verdachte worden sterkt geassocieerd met (en door de psycholoog geclassificeerd als) schizofrenie. Tijdens psychoses krijgt verdachte zeer heldere akoestische hallucinaties en is hij ervan overtuigd dat er mensen zijn die hem willen doden. Dit maakt verdachte angstig en achterdochtig. In de dagen voorafgaand aan het ten laste gelegde was sprake van veel alcohol-, speed- en cannabisgebruik, waardoor de hiervoor beschreven psychotische toestand ontstond. De beschreven stoornissen waren dan ook aanwezig tijdens het plegen van de feiten.
- toerekeningsvatbaarheid
De psychiater adviseert om het ten laste gelegde niet of in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Over het niet toerekenen overweegt de psychiater dat hoewel verdachte wist dat hij psychotisch kon worden door zijn drugsgebruik, hij vanwege de forse verslavingsproblematiek hiertegen geen weerstand kon bieden. De psycholoog adviseert het ten laste gelegd in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank komt, mede gelet op de bevindingen van de psychiater en psycholoog tot de conclusie dat het ten laste gelegde in beperkte mate aan verdachte is toe te rekenen. Verdachte heeft voorafgaand aan zijn handelen drank en drugs – waaronder buitensporige hoeveelheden voorgeschreven medicatie – gebruikt, naar eigen zeggen in de hoop dat hij dit keer niet in een psychose zou raken. Hij heeft dit gedaan, hoewel hij er tijdens voorgaande behandelingen reeds vele malen op was gewezen dat gebruik van alcohol en drugs zijn problematiek juist in de hand werkte. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van culpa in causa en dus van enige mate van toerekenbaarheid.
Er zijn geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van een jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging) van ongemaximeerde duur wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte de maatregel van tbs met voorwaarden op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in zijn appartement. Hij had meerdere molotovcocktails aanwezig. Eén van deze molotovcocktails heeft verdachte aangestoken in zijn woonkamer. Daarmee heeft hij een stoel aangestoken. Vervolgens ontstond een brand die zich verder ontwikkelde. Weliswaar heeft verdachte 112 gebeld en is door de brandweer schade aan omliggende woningen voorkomen, maar dat neemt niet weg dat de brand potentieel grote schade in het appartementencomplex had kunnen aanrichten en levensbedreigend was voor zijn medebewoners, waarbij de enige uitweg voor de bovenburen zou zijn afgesloten. Steeds grotere hoeveelheden hete en verstikkende rookgassen zouden via het trappenhuis – dat als een schoorsteen zou fungeren – naar de bovengelegen woonlaag trekken. De bewoners van die woonlaag – voor wie het trappenhuis de enige vluchtroute is – zouden bij een eventuele ontsnapping worden geconfronteerd met deze giftige en dodelijke rookgassen met alle mogelijke gevolgen van dien.
Justitiële documentatie
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 april 2025 blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren meerdere keren is veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet voor een soortgelijk feit. Verdachte bevond zich ten tijde van het plegen van de feiten in de proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
De Pro Justitia rapportages
Eerdergenoemde psychiater en psycholoog komen, samengevat, tot de volgende bevindingen.
- recidive
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog en wordt zowel gevormd door de aanwezige stoornissen, als door de problemen die spelen op alle leefgebieden en de afwezigheid van beschermende factoren. Dit risico ziet niet alleen op een mogelijke nieuwe brandstichting, maar ook op andere soorten van geweld die kunnen worden uitgeoefend op het moment dat verdachte zich weer bedreigd voelt in een psychose.
- behandeling en advies
Om het recidiverisico te verminderen is het van groot belang dat de stoornissen die bij verdachte zijn vastgesteld tegelijk worden behandeld. Behandeltrajecten in het verleden, waarbij eerst gefocust werd op het psychiatrisch ziektebeeld en daarna op de stoornissen in het middelengebruik of andersom, zijn niet succesvol gebleken. Behandeling kan om die reden plaatsvinden in een instelling met expertise op beide gebieden, zoals een FPK (forensisch psychiatrische kliniek) of een dubbeldiagnosekliniek. Verdachte is eerder opgenomen in vrijwillige kaders. Deze verliepen telkens op soortgelijke wijze: na enkele dagen of weken ging verdachte met ontslag, kwam hij afspraken niet na en viel hij terug in middelengebruik. Om te voorkomen dat verdachte onbehandeld terugkeert in de maatschappij, wat onwenselijk is gezien het hoge recidiverisico, is slechts een tbs-kader geschikt om verdachte te behandelen.
Ondanks dat verdachte in het verleden afspraken bij Tactus, Mediant en de reclassering niet is nagekomen en behandeling of toezicht niet van de grond is gekomen, adviseert de psychiater, met enig voorbehoud, tbs met voorwaarden. Verdachte toont – hoewel dit op de psychiater niet erg doorleefd overkomt – enige mate van motivatie en de mogelijkheid tot omzetting in tbs met dwangverpleging biedt mogelijk een stok achter de deur waardoor verdachte voldoende gemotiveerd is om zich aan de voorwaarden te houden.
De psycholoog acht een tbs met voorwaarden wenselijk. Verdachte is bereid zich aan de voorwaarden te houden en het vooruitzicht dat een schending van voorwaarden zal leiden tot omzetting naar tbs met dwangverpleging zal verdachte helpen. Binnen tbs met voorwaarden kan verdachte vermoedelijk eerder starten met het verloftraject, wat gezien de behandeling van de verslavingsproblematiek wenselijk is.
Het reclasseringsrapport
Uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 29 april 2025 volgt dat de reclassering het risico op recidive inschat als hoog. Ook het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. In de afgelopen tien tot twaalf jaar is er veel hulp ingezet door de reclassering en diverse GGZ- en verslavingsinstellingen. Verdachte bleek telkens niet in staat om afspraken en voorwaarden na de komen en gedragsverandering is uitgebleven. Tijdens een bespreking van het gebiedsteam van de reclassering is door een meerderheid voorkeur gegeven aan tbs met dwangverpleging, omdat tbs met voorwaarden vermoedelijk te veel ruimte geeft aan verdachte om zich zorgmijdend op te stellen.
De rechtbank onderschrijft de bevindingen en conclusies van de deskundigen over de diagnostiek en het recidiverisico en neemt deze over.
Op te leggen straf of maatregel
- gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Rekening houdende met de omstandigheid dat het ten laste legde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van een jaar met aftrek van de tijd die verdachte tot nu toe in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
- tbs met dwang of voorwaarden?
De rechtbank is verder van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast, nu bij verdachte ten tijde van het begaan van de strafbare feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, de door verdachte begane brandstichting (feit 1) een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en gelet op het hoge recidiverisico de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist. De rechtbank acht het onverantwoord om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet, is of aan deze maatregel voorwaarden moeten worden verbonden of dat verdachte van overheidswege moet worden verpleegd.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Hoewel de psycholoog en (uiteindelijk ook) de psychiater adviseren tbs met voorwaarden aan verdachte op te leggen, ziet de rechtbank in de rapporten meerdere contra-indicaties die reden geven tbs met dwangverpleging op te leggen. De hiervoor besproken rapporten geven blijk van een lange hulpverlenings- en behandelgeschiedenis, die telkens niet succesvol is geweest en niet heeft geleid tot gedragsverandering. De hardnekkige verslavingsproblematiek van verdachte speelde hierin de hoofdrol. Het alcohol- en middelengebruik is niet alleen de voornaamste reden geweest van het mislukken van eerdere hulpverlening, maar is daarnaast ook de belangrijkste aanjager van het ontstaan en verergeren van de psychoses van verdachte, die hem zo angstig maken dat hij de noodzaak voelt zich te bewapenen en strafbare feiten pleegt. Abstinentie van alcohol en drugs is daarom noodzakelijk voor zowel het slagen van een behandeltraject, als het voorkomen van strafbare feiten. De hardnekkige verslavingsproblematiek is op dit moment nog onbehandeld en prominent aanwezig. Bij de rechtbank bestaat niet de verwachting dat verdachte bij machte is om zich aan voorwaarden te houden. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij hiertoe bereid is en gemotiveerd is, is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring – zonder daarbij te oordelen of sprake is van onwil of onmacht – beperkt betrouwbaar is. De rechtbank weegt hierin mee dat verdachte, terwijl hij weet dat tbs met dwangverpleging op het spel staat, ter zitting heeft verklaard dat hij in de toekomst zou willen minderen in zijn alcoholgebruik maar hoopt in de weekenden wel te kunnen blijven drinken. Verdachte ziet nog steeds niet in hoezeer zijn gebruik verweven is met zijn problematiek. Gelet op het falen van alle eerder ingezette behandelingen en verdachtes gebrek aan inzicht in eigen handelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte steeds weer in oude patronen zal vervallen. Daar komt bij dat de voorkeursmiddelen van verdachte relatief eenvoudig en goedkoop te verkrijgen zijn. Tot slot overweegt de rechtbank dat de reclassering – die door de jaren heen een goed beeld heeft kunnen krijgen van verdachte – om soortgelijke redenen de voorkeur geeft aan tbs met dwangverpleging. Daarbij wordt tevens de vrees geuit dat een tbs met voorwaarden verdachte te veel ruimte geeft om zich zorgmijdend te kunnen opstellen.
Op grond van al het voorgaande acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat tbs met voorwaarden leidt tot een adequate behandeling en het verlagen van het recidiverisico. De rechtbank heeft daarbij het maatschappelijk belang bij het terugdringen van het recidiverisico – gezien de ernstige gevaarzetting – uitdrukkelijk in ogenschouw is genomen. De rechtbank zal derhalve aan verdachte tbs met dwangverpleging opleggen. Nu de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, is de tbs-maatregel niet gemaximeerd.

7.De vordering tenuitvoerlegging

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft over de vordering tenuitvoerlegging geen standpunt ingenomen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 19 maart 2021 is aan verdachte onder meer een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd van twee jaren opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten, waardoor de vordering in principe voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank acht toewijzing van de vordering echter niet opportuun. Gelet op de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf en de tbs-maatregel, dient toewijzing van de vordering geen (nader) doel. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie afwijzen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a 37b en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1,het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2,het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (een) jaar;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-198137-20
-
wijstde vordering
af;
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. R. Horstink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025.
Mr. Wentink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024386606. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.