primair
om over te gaan tot nakoming van de door de rechtbank 7 maart 2024 bepaalde
beslissing, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] in een
accommodatie van jeugdhulpaanbieder (de voorzieningenrechter begrijpt dat bedoeld
wordt: is verleend) voor de duur van ondertoezichtstelling, tot 21 april 2025, in
afwachting van de beslissing in de bodemprocedure, zulks op verbeurte van een
dwangsom van € 1.000,- voor iedere keer, nadat de vrouw en/of de GI (de
voorzieningenrechter begrijpt dat bedoeld wordt: de GI), in gebreke blijft om
aan het te wijzen vonnis te voldoen, een en ander zonder maximum vast te stellen,
uitvoerbaar bij voorraad;
subsidiair
in afwachting van de bodemprocedure, als ordemaatregel, te bepalen dat de GI
[kind 1] plaatst in een accommodatie die de voorzieningenrechter redelijk acht en dat
de GI haar onvoorwaardelijke medewerking hieraan zal verlenen, in afwachting van
de bodemprocedure, althans een voorziening treft die de voorzieningenrechter redelijk
acht, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere keer, nadat de
GI in gebreke blijft om aan het te wijzen vonnis te voldoen, een en ander zonder
maximum vast te stellen, uitvoerbaar bij voorraad.