ECLI:NL:RBOVE:2025:3218

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
C/08/331248 / KG ZA 25-65
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering tot gebieds- en contactverbod na een doodsbedreiging via WhatsApp aan een minderjarige

In deze zaak heeft eiser, die een geregistreerd partnerschap had met betrokkene, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, de huidige partner van betrokkene. Eiser vordert een gebieds- en contactverbod voor gedaagde, nadat deze een WhatsAppbericht met een doodsbedreiging heeft gestuurd aan de oudste dochter van eiser en betrokkene. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen, omdat er geen concreet gevaar of herhaling van de bedreiging is aangetoond. De voorzieningenrechter oordeelt dat het incident ernstig is, maar dat het niet rechtvaardigt om een contact- en gebiedsverbod op te leggen, vooral gezien de eerdere uitspraak van de kinderrechter die al een regeling heeft getroffen. De voorzieningenrechter benadrukt dat een dergelijk verbod een ingrijpende maatregel is die alleen kan worden opgelegd bij een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/331248 / KG ZA 25-65
Vonnis in kort geding van 20 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. M.E. Kikkert,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. P. van der Zalm.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiser] en de heer [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) hadden een geregistreerd partnerschap. Dit partnerschap is in 2019 geëindigd. [gedaagde] is sinds eind 2019 de partner van [betrokkene]. [gedaagde] heeft in februari van dit jaar een WhatsAppbericht met een doodsbedreiging aan de oudste dochter van [eiser] en [betrokkene] (van tien jaar) gestuurd. [eiser] wil dat [gedaagde] niet meer in de buurt van haar kinderen komt en vordert een gebieds-en contactverbod.
1.2.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [eiser] af, onder meer omdat sprake is van één – weliswaar ernstig – incident, maar waarbij niet is gebleken dat momenteel sprake is van een concreet gevaar of voor herhaling. Het zou bovendien een recente eerdere uitspraak van de rechtbank (de kinderrechter) doorkruisen. In die uitspraak, waarbij de gang van zaken rondom het WhatAppbericht bekend was, is namelijk geoordeeld dat [gedaagde] alleen voorlopig niet bij de omgang tussen [betrokkene] en de kinderen aanwezig zal zijn. Ook acht de voorzieningenrechter een contact-/gebiedsverbod momenteel niet in het belang van de kinderen.

2.De procedure

2.1.
De voorzieningenrechter heeft kennisgenomen van de dagvaarding en de conclusie van antwoord.
2.2.
Op 13 mei 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig: [eiser], bijgestaan door mr. M.E. Kikkert, en [gedaagde], bijgestaan door mr. W. in het Veld.
2.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
In 2019 is het geregistreerd partnerschap van [betrokkene] en [eiser] geëindigd. Zij hebben twee dochters, van acht en tien jaar. [gedaagde] is sinds eind 2019 de partner van [betrokkene]. Zij wonen samen in [plaats]. Ook [eiser] woont in [plaats]. [gedaagde] heeft samen met haar ex-partner een dochter van acht jaar. Alle drie de kinderen zitten op dezelfde school.
3.2.
[gedaagde] en [betrokkene] zijn in geschil over de verdeling van de zorg- en opvoedtaken.
3.3.
Sinds 10 januari 2023 staan de kinderen van [betrokkene] en [eiser] onder toezicht.
3.4.
Op 14 februari 2025 heeft [gedaagde] het volgende WhatsAppbericht aan de oudste dochter van [betrokkene] en [eiser] gestuurd:
“Domme kut. Je moeder zie je dit weekend niet meer terug. Die gaat er aan. Net als jij domme hoer. Jullie haan er aan. Allemaal. Je ziet haar nooit meer.”
3.5.
Bij beschikking van 15 april 2025 heeft de rechtbank (hierna: kinderrechter) onder meer geoordeeld:

onder regie van de GI zal worden toegewerkt naar een regeling waarbij de kinderen om de week in de even weken van vrijdag 17.35 uur tot maandag 8.30 uur bij de vader verblijven, waarbij [gedaagde][toevoeging voorzieningenrechter: [gedaagde]]
voorlopig niet aanwezig zal zijn.”
De beslissing over de definitieve zorgregeling is door de kinderrechter aangehouden. Eind 2025 zal een nieuwe mondelinge behandeling worden gepland.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert samengevat - dat [gedaagde]:
wordt verboden zich gedurende één jaar na betekening van het vonnis zich op te houden of te bevinden binnen een afstand van 500 meter rond de woning van [eiser];
wordt verboden om zich gedurende één jaar op te houden dan wel te bevinden op de sportcomplexen en de daarbij behorende parkeerterreinen waar de kinderen van partijen hun sportactiviteiten verrichten;
te verbieden om gedurende één jaar persoonlijk, schriftelijk, telefonisch, via social media of anderszins contact op te nemen of te zoeken met de kinderen van [eiser];
het onder a) tot en met c), onder verbeurte van een dwangsom;
te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
[eiser] voert daartoe onder meer aan dat de kinderen bang zijn voor [gedaagde], omdat tegen hen wordt geschreeuwd en zij worden mishandeld. Het WhatsAppbericht van 14 februari 2025 is volgens [eiser] de druppel. Dat bericht heeft [gedaagde] welbewust gestuurd, aangezien zij dat niet vanaf haar eigen telefoonnummer, maar met een prepaid nummer heeft gestuurd. Zij vreest na de gedragingen van [gedaagde] voor de gezondheid van de kinderen als [gedaagde] zich vrijelijk kan bewegen rond de woning, de school van de kinderen en het sporten van de kinderen.
Volgens [eiser] is sprake van een spoedeisend belang, nu [betrokkene], de GI of enige andere instantie geen duidelijke gevolgen verbindt aan de handelingen van [gedaagde]. Alleen duidelijk is dat [gedaagde] voorlopig niet in de woning zal zijn als de kinderen van [eiser] bij hun vader zijn. Aannemelijk is dat [gedaagde] langdurig en ernstig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de kinderen en dat nog steeds een reële bedreiging van toekomstig onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens de kinderen bestaat.
4.3.
[gedaagde] voert als verweer dat zij het WhatsAppbericht in een onbezonnen moment aan de dochter van [eiser] en [betrokkene] heeft gestuurd en zij inziet dat het bericht verschrikkelijk is. Binnen enkele minuten na het versturen van het WhatsAppbericht zag zij ook in dat zij fout handelde en heeft zij het bericht verwijderd, maar toen was het al te laat.
[gedaagde] voert aan dat er sinds maart 2020 pesterijen en aantijgingen zijn door [eiser] richting [gedaagde]. Ze wilde met het WhatsAppbericht [eiser] dezelfde pijn laten voelen die zij al die tijd voelde, na de vele teleurstellingen, jarenlang onterechte beschuldigingen en de emotionele belasting en de stress die het binnen de relatie van [betrokkene] en [gedaagde] oplevert.
Volgens [gedaagde] is geen sprake van een spoedeisend belang. De kinderen zijn niet angstig als zij [gedaagde] tegenkomen, het is vooral [eiser] die die angst bij de kinderen aanpraat. [gedaagde] en [betrokkene] hebben zelf voorgesteld om [gedaagde] even niet in contact te laten met de kinderen, zodat de rust kan wederkeren. [gedaagde] zal zich aan alle afspraken houden; zij heeft sindsdien ook geen contact meer met de kinderen gezocht. Zowel door [betrokkene] als de jeugdbescherming is aandacht voor hetgeen is gebeurd. Daarnaast heeft de kinderrechter alle voorvallen meegenomen en geoordeeld dat er geen acuut gevaar is. Via deze weg probeert [eiser] het oordeel van kinderrechter te omzeilen en de regie bij de jeugdbescherming weg te nemen.
Ook is niet voldaan aan de vereisten voor een gebied- en contactverbod. Van een actuele/structurele dreiging of risico op herhaling is geen sprake: het WhatsAppbericht was een eenmalige uitlating. De overige aantijgingen zijn alleen gebaseerd op de verhalen van [eiser] en zijn niet vast komen te staan. [eiser] heeft niet onderbouwd dat minder ingrijpende maatregelen niet toereikend zijn. Tot slot zal volgens [gedaagde] eerder sprake zijn van escalatie dan van de-escalatie van de situatie, als de gevorderde maatregel zou worden opgelegd.

5.De beoordeling

5.1.
In een kortgedingprocedure als deze beoordeelt de voorzieningenrechter of eiseres een zodanig spoedeisend belang heeft dat van haar niet mag worden verwacht de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten. De voorzieningenrechter moet daarbij beoordelen of op basis van de feiten en omstandigheden de vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing in kort geding gerechtvaardigd is. Daarbij moeten de belangen van partijen bij toewijzing dan wel afwijzing van de voorlopige voorziening tegen elkaar worden afgewogen.
5.2.
Een gebiedsverbod zoals [eiser] vordert, is een ingrijpende maatregel die inbreuk maakt op het recht op persoonlijke vrijheid, waaronder begrepen het recht dat iedereen heeft om zich vrij te verplaatsen. Een gebieds- en contactverbod kan alleen worden toegewezen als sprake is van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Daarbij moet in ieder geval sprake zijn van een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen van [gedaagde]. Het is daarbij aan [eiser] om dat gevaar voor herhaling aannemelijk te maken, en dat het gevorderde verbod noodzakelijk is ter afwending van de dreiging.
5.3.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [eiser] af.
Voorop staat dat dat het WhatsAppbericht van [gedaagde] aan de dochter van [eiser] ernstig en ontoelaatbaar is. Echter rechtvaardigt dit in de huidige omstandigheden geen contact- en gebiedsverbod.
5.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat sprake is van één (zeer ernstig) incident. Overige beschuldigingen van [eiser] richting [gedaagde] over mogelijke lichamelijke/geestelijke inbreuken bij de kinderen van [eiser], zijn niet vast komen te staan of aannemelijk geworden. Ook is niet gebleken dat op dit moment sprake is van een concreet gevaar voor herhaling. De mondelinge behandeling van dit kort geding vond drie maanden na het incident plaats en niet is gebleken dat [gedaagde] zich in die tussentijd ontoelaatbaar heeft gedragen richting de kinderen; in tegendeel, zij heeft zich teruggetrokken uit de omgangsregeling, in die zin, dat zij voorlopig niet aanwezig is als de kinderen bij [betrokkene] zijn. Ook is niet gebleken dat zij actief contact heeft gezocht met de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft haar advocaat ook gezegd dat [gedaagde] zich aan alle afspraken wil houden.
5.5.
Daarnaast heeft de kinderrechter bij tussenbeschikking van 15 april 2025 de situatie niet als zodanig gevaarlijk geacht, dat de omgangsregeling is gestopt. De kinderrechter heeft alleen geoordeeld dat [gedaagde] alleen ‘voorlopig’ niet bij de omgang aanwezig zal zijn. De GI heeft zich op het standpunt gesteld dat het contact uiteindelijk weer moet worden opgebouwd en dat de jeugdbeschermers daar regie in willen voeren. Aan het eind van het jaar zal in die procedure een nieuwe mondelinge behandeling plaatsvinden en zal de situatie verder worden beoordeeld.
In dit kader ziet de voorzieningenrechter geen reden om dit proces met een voorlopige voorziening te doorkruisen.
5.6.
Overigens is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat een contact- en gebiedsverbod ook niet in het belang van de kinderen is. Als zij horen dat [gedaagde] van de voorzieningenrechter niet bij hen in de buurt mag komen en geen contact met hen mag hebben, maakt het de situatie nog ingewikkelder voor de kinderen in hun tweestrijd tussen hun ouders. Dit zorgt mogelijk alleen maar voor verdere escalatie, terwijl de kinderen juist gebaat zijn bij de-escalatie van de situatie. De kinderen van [eiser] kunnen [gedaagde] overal tegenkomen in de stad, waaronder op het schoolplein en in de supermarkt en vroeg of laat zullen zij – naar alle waarschijnlijkheid – ook in het kader van de omgangsregeling weer in contact met [gedaagde] komen. [gedaagde] woont immers samen met de vader van de kinderen van [eiser].
5.7.
Nu de voorzieningenrechter dus van oordeel is dat de vordering in een bodemprocedure geen grote kans van slagen heeft en er geen reden is die tot onmiddellijk ingrijpen noopt, worden de vorderingen van [eiser] afgewezen.
Proceskosten
5.8.
Aangezien de vorderingen van [eiser] worden afgewezen en zij in het ongelijk is gesteld, moet zij de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagde] betalen.
5.9.
[gedaagde] vordert veroordeling van [eiser] tot de volledige proceskosten. Dit wordt afgewezen. In het kader van een proceskostenveroordeling wordt het liquidatietarief gehanteerd. Voor een volledige proceskostenveroordeling is alleen plaats in uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld als sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure. Daarvan is in dit geval niet gebleken.
5.10.
De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
331,00
- salaris advocaat
715,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.224,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde], tot op heden begroot op € 1.224,00, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Verhoeven en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025. (JK)