ECLI:NL:RBOVE:2025:3249

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
C/08/326684 / HA ZA 24-490
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekvonnis en afwijzing van vorderingen in civiele procedure tussen man en vrouw

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Overijssel op 21 mei 2025 uitspraak gedaan in een zaak tussen een man en een vrouw. De rechtbank heeft het verstekvonnis van 14 augustus 2024 vernietigd, dat eerder was gewezen in een geschil over een restschuld bij ING Bank N.V. na de verkoop van de gezamenlijke woning van partijen. De man, die in verzet was gekomen tegen het verstekvonnis, voerde aan dat hij na de echtscheiding met succes het schuldsaneringstraject had doorlopen, wat leidde tot een schone lei. Dit betekende dat de vorderingen van de vrouw niet langer afdwingbaar waren. De rechtbank oordeelde dat het verzet van de man tijdig en op de juiste wijze was ingesteld. Gezien de instemming van de vrouw met de vorderingen van de man, heeft de rechtbank besloten het verstekvonnis te vernietigen en de vorderingen van de vrouw af te wijzen. Tevens is besloten dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt, in lijn met de wens van beide partijen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter A.E. Zweers.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/326684 / HA ZA 24-490
Vonnis van 21 mei 2025
in de zaak van
[de man],
te [woonplaats 1],
oorspronkelijke gedaagde partij,
eisende partij in verzet,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S. Volk,
tegen
[de vrouw],
te [woonplaats 2],
oorspronkelijke eisende partij,
gedaagde partij in verzet,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. D.R.M. Linders.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de oorspronkelijke dagvaarding van 22 april 2024 met producties,
- het tussenvonnis van 5 juni 2024 met zaaknummer C/08/313829 / HA ZA 24-184,
- het verstekvonnis van 14 augustus 2024 met zaaknummer C/08/313829 / HA ZA 24-184,
- de verzetdagvaarding van 20 december 2024, met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling stond gepland op 23 april 2025. Bij rolberichten van
11 april en 18 april 2025 heeft de advocaat van de vrouw laten weten dat de vrouw instemt met de vorderingen onder punt a en b van het petitum van de verzetdagvaarding, waardoor de mondelinge behandeling volgens haar niet door hoeft te gaan. De advocaat van de man heeft bij rolbericht van 22 april 2025 gemeld dat de man instemt met het niet door laten gaan van de mondelinge behandeling. Daarnaast verzoekt zij de rechtbank om vonnis te wijzen. De advocaat van de vrouw heeft bij rolbericht van 22 april 2025 ingestemd met dat er vonnis wordt gewezen, waarbij zij vermeldt dat zij ervan uitgaat dat de man zijn vordering onder punt c van het petitum (de proceskostenveroordeling) van de verzetdagvaarding intrekt. Bij e-mailbericht van 22 april 2025 heeft de advocaat van de man laten weten dat die vordering komt te vervallen en partijen ieder hun eigen proceskosten zullen dragen. De rechtbank heeft vervolgens de mondelinge behandeling afgelast en vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Bij vonnis van 14 augustus 2024 heeft de rechtbank bij verstek voor recht verklaard dat de man en de vrouw in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft draagplichtig zijn voor een restschuld bij ING Bank N.V. en daarnaast bepaald dat als de vrouw meer dan de helft betaalt van de restschuld, zij het teveel betaalde kan terugvorderen bij de man.
2.2.
De man is op 20 december 2024 in verzet gekomen tegen het verstekvonnis van de rechtbank. Volgens hem moeten alle vorderingen van de vrouw worden afgewezen, waartoe hij het volgende heeft aangevoerd. De gezamenlijke woning van partijen is na de echtscheiding verkocht. Na verkoop was er sprake van een restschuld bij ING Bank N.V., waarvoor destijds beide echtlieden hoofdelijk aansprakelijk waren. De man heeft een tijd na de echtscheiding en de verkoop van de gezamenlijke woning met succes het schuldsaneringstraject van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) doorlopen. De eindzitting van de wettelijke schuldsanering heeft op 20 augustus 2019 plaatsgevonden, waarbij de man een schone lei is verleend. Dit heeft tot gevolg dat alle onbetaald gebleven vorderingen die voor toelating van de schuldsanering zijn ontstaan niet langer in rechte afdwingbaar zijn, ongeacht of de schuldeisers in de schuldsaneringsregeling zijn opgekomen en ongeacht of de vordering al dan niet is geverifieerd. De schone lei brengt ook mee dat als de vrouw meer heeft betaald dan dat zij op grond van haar interne draagplicht verschuldigd is, zij weliswaar een regresvordering op de man verkrijgt, maar deze regresvordering door de werking van de schuldsaneringsregeling en de afgegeven schone lei eveneens niet langer afdwingbaar en verhaalbaar is, aldus de man.
2.3.
Omdat de man op 29 november 2024 bekend is geworden met de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis en op 20 december 2024 hiertegen in verzet is gegaan, oordeelt de rechtbank dat het verzet tijdig en op de juiste wijze is ingesteld, zodat de man in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen. [1]
2.4.
Zoals onder 1.2 uiteen is gezet, stemt de vrouw in met de vorderingen van de man en is er, gelet op wat de man heeft aangevoerd, reden om het verstekvonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van de vrouw af te wijzen. De rechtbank zal daartoe dan ook overgaan, zoals vermeld onder de beslissing.
2.5.
De rechtbank zal in overeenstemming met de door partijen geuite wens de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 14 augustus 2024 met zaaknummer C/08/313829 / HA ZA 24-184 tussen de vrouw en de man gewezen verstekvonnis, en opnieuw rechtdoende,
3.2.
wijst de vorderingen van de vrouw af,
3.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op
21 mei 2025.

Voetnoten

1.Vgl. artikel 143 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.