ECLI:NL:RBOVE:2025:3272

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
11582770 \ CV EXPL 25-783
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in kort geding over loonvordering en transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 15 mei 2025 een verstekvonnis uitgesproken in een kort geding tussen de Stichting Particulier Administratie Kantoor De Balans, in de hoedanigheid van bewindvoerder van [naam 1], en [gedaagde 1] B.V. De eisende partij vorderde betaling van achterstallig loon en een transitievergoeding. De bewindvoerder stelde dat [naam 1] sinds 20 december 2022 arbeidsongeschikt is en dat er in de maanden mei en december 2023 en december 2024 geen loon is ontvangen van [gedaagde 1]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst van [naam 1] met [gedaagde 1] niet is beëindigd, waardoor de vordering tot betaling van de transitievergoeding is afgewezen. De vordering tot betaling van het achterstallige loon van € 5.391,70 netto, vermeerderd met 50% wettelijke verhoging, is toegewezen. Daarnaast is [gedaagde 1] veroordeeld om correcte loonspecificaties te verstrekken en zijn buitengerechtelijke kosten van € 779,95 toegewezen. De proceskosten zijn begroot op € 771,57. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11582770 \ CV EXPL 25-783
Vonnis in kort geding van 15 mei 2025
in de zaak van
STICHTING PARTICULIER ADMINISTRATIE KANTOOR DE BALANSin de hoedanigheid van bewindvoerder van [naam 1],
te Emmen,
eisende partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
gemachtigde: mr. M.T. Harbers,
(toevoeging onder nummer [nummer]),
tegen
[gedaagde 1] B.V.voorheen h.o.d.n.
[gedaagde 2],
te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde 1],
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in kort geding met producties 1 tot en met 5,
- de mondelinge behandeling van 1 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Namens de bewindvoerder zijn verschenen [naam 2] en [naam 3], bijgestaan door mr. M.T. Harbers. Ook is verschenen [naam 1]. Namens [gedaagde 1] is niemand verschenen.
1.2.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De zaak in het kort

2.1.
Op 8 juli 2019 is [naam 1] een arbeidsovereenkomst aangegaan met [gedaagde 1]. [naam 1] is sinds 20 december 2022 arbeidsongeschikt. De bewindvoerder van [naam 1] heeft in de maanden mei en december van 2023 en in de maand december 2024 geen loon ontvangen van [gedaagde 1]. De bewindvoerder vordert - kort gezegd - betaling van achterstallig loon. Ook vordert de bewindvoerder betaling van de transitievergoeding.
2.2.
De kantonrechter zal de vordering tot het betalen van de transitievergoeding afwijzen omdat de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd. De overige vorderingen komen de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor, zodat de vorderingen grotendeels worden toegewezen.

3.Het geschil

3.1.
De bewindvoerder vordert - samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] veroordeelt tot:
I. het betalen van het achterstallige loon van € 5.391,70 netto, vermeerderd met 50% wettelijke verhoging en de wettelijke rente,
II. het betalen van de transitievergoeding van € 5.276,24 bruto,
III. het toezenden van correcte loonspecificaties over de betalingen, op straffe van het betalen van een boete van € 1.000,00 per dag met een maximum van
€ 10.000,00,
IV. het betalen van de buitengerechtelijke kosten, de proceskosten, de nakosten en eventuele nog te maken incassokosten.
3.2.
[gedaagde 1] is niet verschenen. Van haar is dan ook geen inhoudelijk verweer bekend.

4.De beoordeling

4.1.
Namens [gedaagde 1] is niemand op de zitting verschenen. De kantonrechter stelt vast dat bij het betekenen van de dagvaarding de wettelijke vereisten zijn nageleefd en dat de voorgeschreven termijnen en overige formaliteiten in acht zijn genomen. De kantonrechter verleent daarom verstek tegen [gedaagde 1].
4.2.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Nu onder meer sprake is van een loonvordering, is de kantonrechter van oordeel dat het spoedeisend belang in dit geval voortvloeit uit de aard van de vordering.
4.3.
Op grond van artikel 139 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient de kantonrechter in geval van verstek de vorderingen van de eisende partij toe te wijzen, tenzij deze de kantonrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen. De kantonrechter overweegt als volgt.
Achterstallig loon, wettelijke verhoging en wettelijke rente
4.4.
De vordering tot het betalen van het achterstallige loon van € 5.391,70 netto, vermeerderd met 50% wettelijke verhoging conform artikel 7:625 Burgerlijk Wetboek (BW), komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. Deze vordering zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over het achterstallige loon als bedoeld in artikel 6:119 BW wordt als op de wet gegrond en niet weersproken toegewezen vanaf de dag van opeisbaarheid van het loon tot de dag van volledige betaling.
Transitievergoeding
4.5.
De bewindvoerder vordert de transitievergoeding van € 5.276,24 bruto op grond van artikel 7:673 BW. Dit artikel bepaalt dat er alleen recht bestaat op de transitievergoeding als de arbeidsovereenkomst is beëindigd. Tijdens de mondelinge behandeling is desgevraagd verklaard door de gemachtigde van de bewindvoerder dat de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd, maar dat er sprake is van een ‘slapend dienstverband’. De wet voorziet niet in de mogelijkheid dat de bewindvoerder in dat geval aanspraak kan maken op de transitievergoeding. Daarom wordt deze vordering afgewezen.
Loonspecificaties en dwangsom
4.6.
De vordering van de bewindvoerder om [gedaagde 1] te veroordelen om de loonspecificaties over de betalingen aan haar te verstrekken is op grond van artikel 7:626 BW toewijsbaar. De gevorderde dwangsom (boete) is ook toewijsbaar, waarbij de kantonrechter aanleiding ziet om de dwangsom te beperken tot een bedrag van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.7.
De bewindvoerder maakt aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt verder vast dat de bewindvoerder voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Aan de hand van het Besluit zal de kantonrechter een bedrag van € 779,95 toewijzen. Voor zover de bewindvoerder heeft bedoeld andere - niet nader gespecificeerde - incassokosten te vorderen, bestaat hiervoor geen grondslag.
Proceskosten
4.8.
[gedaagde 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat de bewindvoerder heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde 1] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van de bewindvoerder worden begroot op:
- griffierecht
90,00
- informatiekosten
3,57
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
Totaal
771,57
Uitvoerbaar bij voorraad
4.9.
De toegewezen vorderingen zullen, zoals door de bewindvoerder gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Dat betekent dat dit vonnis meteen kan worden uitgevoerd als [gedaagde 1] niet aan de veroordelingen voldoet, ook als hoger beroep zou worden ingesteld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan de bewindvoerder te betalen binnen een week na betekening van dit vonnis het achterstallige loon van € 5.391,70 netto, vermeerderd met 50% wettelijke verhoging conform artikel 7:625 BW en de wettelijke rente over het achterstallige loon vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] om de correcte loonspecificaties over de betalingen toe te zenden aan de bewindvoerder binnen een week na betekening van dit vonnis, onder verbeurte van een dwangsom te betalen aan de bewindvoerder van € 100,00 voor iedere dag dat [gedaagde 1] niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan de bewindvoerder te betalen binnen een week na betekening van dit vonnis de buitengerechtelijke kosten van € 779,95,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van € 771,57, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2025 (cjs).