ECLI:NL:RBOVE:2025:3277

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
11483122 \ CV EXPL 25-123
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming garage wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen STICHTING WOONBEDRIJF IEDER1 en een gedaagde partij die een garage huurt. De gedaagde heeft een huurachterstand van drie maanden laten ontstaan en is een overeengekomen betalingsregeling niet nagekomen. De eiser, Ieder1, heeft ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de garage gevorderd, alsook betaling van de huurachterstand en incassokosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de tekortkomingen van de gedaagde voldoende ernstig zijn om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de garage toegewezen, en de gedaagde is veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11483122 \ CV EXPL 25-123
Vonnis van 20 mei 2025
in de zaak van
STICHTING WOONBEDRIJF IEDER1,
te Deventer,
eisende partij,
hierna te noemen: Ieder1,
gemachtigde: BJK Gerechtsdeurwaarders Incassospecialisten,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de conclusie van antwoord
- het aanvullende antwoord met producties
- de conclusie van repliek, tevens akte vermindering van eis
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen Ieder1 als verhuurster en [gedaagde] als huurder bestaat sinds 24 april 2013 een huurovereenkomst (hierna: de huurovereenkomst) voor de garage aan het adres [adres] (hierna: de garage). De algemene bepalingen huurovereenkomst van Ieder1 zijn van toepassing verklaard.
2.2.
De overeengekomen huur bedraagt € 69,08 per maand. [gedaagde] heeft een achterstand in de huurbetalingen laten ontstaan.
2.3.
Op 20 november 2024 zijn Ieder1 en [gedaagde] een betalingsregeling overeengekomen van € 50,00 per maand, waarbij de eerste termijn uiterlijk 1 januari 2025 betaald moest zijn. [gedaagde] is deze betalingsregeling niet correct nagekomen. Op 24 januari 2025 heeft [gedaagde] een bedrag van € 187,47 overgemaakt.
2.4.
op 6 februari 2025 heeft [gedaagde] de huur opgezegd tegen 20 mei 2025.

3.Het geschil

3.1.
Ieder1 vordert - samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de garage, alsmede betaling van de huurachterstand, een gebruiksvergoeding en de buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
Ieder1 legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en dit rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Omdat [gedaagde] de betalingsregeling niet is nagekomen, is deze komen te vervallen en heeft Ieder1 het recht om het gehele bedrag op te eisen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] erkent de huurachterstand, maar voert verweer tegen de incassokosten en de proceskosten. Hij is van mening dat Ieder1 onnodig voor extra kosten heeft gezorgd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De eerste vraag die voorligt is of er tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde moet worden overgegaan. De kantonrechter wijst de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de garage toe. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Ontbinding en ontruiming
4.2.
Uit artikel 6:265 lid 1 het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, kan leiden tot een gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard en/of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de tekortkomingen van [gedaagde] voldoende ernstig om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Ten tijde van de dagvaarding bestond er een huurachterstand van drie maanden. Tijdens de procedure heeft [gedaagde] de huur van januari 2025 te laat betaald en de huur van de februari 2025 is onbetaald gebleven. [gedaagde] heeft weliswaar op 24 januari 2025 een bedrag van € 187,47 betaald, maar op grond van artikel 6:44 BW strekt deze betaling eerst in mindering op de verschuldigde kosten, daarna op de achterstallige rente en pas dan op de hoofdsom en lopende rente. Hierdoor is de huurachterstand van [gedaagde] na de door hem verrichte deelbetaling nog steeds meer dan drie maanden. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de hoogte van de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Daarom zal deze vordering worden toegewezen.
De huurachterstand en de incassokosten
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat de huurachterstand op het moment van dagvaarding
€ 207,24 bedroeg, gelijk aan drie maanden huur. Uit de processtukken blijkt dat er op 24 januari 2025 een deelbetaling van € 187,47 is verricht. De huur van de maand februari 2025 is niet betaald.
4.5.
Ieder1 vordert naast de huurachterstand betaling van de buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een natuurlijk persoon is die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Daarom moet de kantonrechter controleren of er is voldaan aan de geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten (artikel 6:96 leden 5 en 6 BW). Ieder1 heeft aan [gedaagde] een aanmaning verstuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De kantonrechter heeft de hoogte van de vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten bepaald op € 48,40.
4.6.
Door de deelbetaling van € 187,47 op 24 januari 2025 heeft [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten afbetaald. Een betaling strekt immers eerst in mindering van de kosten, vervolgens in mindering van de verschenen rente en ten slotte in mindering van de hoofdsom en de lopende rente (artikel 6:44 BW). Daarom zal de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
4.7.
Het restant van de door [gedaagde] verrichte deelbetaling zal conform artikel 6:44 BW in mindering worden gebracht op de gevorderde rente en hoofdsom. De kantonrechter zal met inachtneming daarvan de vordering tot betaling van de huurachterstand toewijzen.
De proceskosten
4.8.
Ieder1 heeft zich op het standpunt gesteld dat zij per ongeluk de verkeerde kosten van de dagvaarding in rekening heeft gebracht. De kantonrechter is van oordeel dat het tarief voor exploten in 2025 van toepassing is, nu de dagvaarding in 2025 is betekend. Daarom zal een bedrag van € 145,22 worden toegewezen.
4.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Ieder1 worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,22
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
164,00
(2 punten × € 82,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
464,22
Uitvoerbaar bij voorraad
4.10.
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Ieder1 dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen Ieder1 en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de garage aan het adres [adres],
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de garage aan het adres [adres] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en ter vrije beschikking aan Ieder1 te stellen, onder afgifte van de sleutels aan Ieder1,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om een Ieder1 een bedrag te betalen van € 209,33, te verminderen met het resterende bedrag van de op 24 januari 2025 verrichte deelbetaling van € 187,47 zoals toegelicht in rechtsoverwegingen 4.6 en 4.7 en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de vervaldata van de huurtermijnen tot aan de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 69,08 vanaf maart 2025 tot aan de dag van de ontruiming, waarbij een deel van een maand als een volle maand wordt gerekend,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 464,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025.