ECLI:NL:RBOVE:2025:3279

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
11435190 \ CV EXPL 24-4345
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor ondeugdelijke riolering aangelegd door gedaagden

In deze civiele zaak heeft eiseres, wonende in [woonplaats 1], gedaagden aangesproken voor schadevergoeding wegens ondeugdelijke aanleg van de riolering in haar woning. Eiseres stelt dat gedaagden, een vennootschap onder firma en twee natuurlijke personen, tekort zijn geschoten in de nakoming van hun overeenkomst. De kantonrechter oordeelt dat gedaagden toerekenbaar tekort zijn geschoten, omdat zij niet aan hun waarschuwingsplicht hebben voldaan. Gedaagden voerden aan dat zij gehinderd werden door een andere aannemer, maar de kantonrechter oordeelt dat dit niet afdoet aan hun verplichtingen jegens eiseres. Eiseres vordert schadevergoeding voor de kosten van herstel van de riolering en de factuur van een ander bedrijf dat de problemen heeft geconstateerd. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiseres toe, omdat gedaagden niet voldoende hebben onderbouwd dat de kosten onterecht zijn. Gedaagden worden veroordeeld tot betaling van in totaal € 3.675,97 aan eiseres, inclusief proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 20 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11435190 \ CV EXPL 24-4345
Vonnis van 20 mei 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. L.J.H. Jonkeren,
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1] .,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende in [woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende in [woonplaats 3] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
procederend in persoon.

1.Waar gaat deze zaak over?

1.1.
[gedaagden] heeft de riolering aangelegd in de woning van [eiseres] . Volgens [eiseres] heeft [gedaagden] zijn werkzaamheden niet goed uitgevoerd. Daarom vraagt [eiseres] in deze procedure om schadevergoeding van [gedaagden] .
1.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. De tekortkoming bestaat uit het onjuist aanleggen van de riolering. Hierdoor functioneerde de riolering niet goed. [gedaagden] stelt hij tijdens het aanleggen van de riolering werd gehinderd door de werkzaamheden van een andere aannemer. Volgens [gedaagden] komt dit voor risico van [eiseres] . De kantonrechter is van oordeel dat het verweer van [gedaagden] niet slaagt, omdat [gedaagden] [eiseres] had moeten waarschuwen en hij dit niet heeft gedaan. Aan de overige vereisten van wanprestatie is ook voldaan, zodat [gedaagden] de schade aan [eiseres] moet vergoeden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, uitgebracht op 26 november 2024,
- de conclusie van antwoord van 2 december 2024,
- de conclusie van repliek van 23 december 2024 met een aanvullende productie,
- de conclusie van dupliek van 7 maart 2025.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] heeft [gedaagden] opdracht gegeven de riolering aan te leggen bij haar woning in aanbouw. [gedaagden] heeft de opdracht uitgevoerd en voor oktober 2020 afgerond.
3.2.
In 2023 bleek de riolering van [eiseres] verstopt te zijn. [eiseres] heeft contact gezocht met [gedaagden] en gevraagd om naar de riolering te komen kijken, maar [gedaagden] heeft dit niet gedaan. Vervolgens heeft [eiseres] [bedrijf 1] ingeschakeld om het rioleringsprobleem op te lossen. [bedrijf 1] heeft aan [eiseres] medegedeeld dat de riolering niet goed is aangelegd.
3.3.
Op 25 oktober 2023 heeft [eiseres] [gedaagden] gebeld om de bevindingen van [bedrijf 1] te bespreken.
3.4.
[eiseres] heeft een factuur met datum 14 november 2023 van [bedrijf 1] ontvangen. Hierna heeft [eiseres] (wederom) contact gezocht met [gedaagden] . Op 18 december 2023 heeft [eiseres] aan [gedaagden] gevraagd om de factuur te betalen.
3.5.
In mei 2024 heeft [eiseres] aan [gedaagden] per brief gevraagd om herstelwerkzaamheden te verrichten aan de riolering. Op 19 juni 2024 heeft [eiseres] nogmaals aan [gedaagden] per brief gevraagd om herstelwerkzaamheden te verrichten en om de factuur van [bedrijf 1] te betalen.
3.6.
[gedaagden] heeft op 25 juni 2024 per mail op [eiseres] gereageerd dat hij gehinderd werd in zijn werkzaamheden door een andere aannemer (Selekt Huis), waardoor hij zo goed als kon in een te korte tijd de riolering heeft moeten plaatsen. Ook heeft [gedaagden] in deze mail aangevoerd dat de factuur van [bedrijf 1] de garantietermijn van twee jaren op het installatiewerk van de riolering overschrijdt en hij de factuur dus niet zal betalen.
3.7.
[eiseres] heeft op 1 juli 2024 per brief op [gedaagden] gereageerd dat als [gedaagden] blijft weigeren herstelwerkzaamheden uit te voeren, [eiseres] een ander bedrijf zal inschakelen om de werkzaamheden uit te voeren en de kosten hiervan op [gedaagden] zal verhalen.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagden] tot betaling van:
de kosten van herstel van de aanleg van de riolering van € 3.455,75 door [bedrijf 2] ,
de factuur van [bedrijf 1] van € 220,22,
de proceskosten,
e buitengerechtelijke kosten begroot op € 1.850,00, en
de deurwaarderskosten die mogelijkerwijs volgen ter inning van de in dit vonnis vastgestelde bedragen.
4.2.
[gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
[eiseres] heeft haar vordering gebaseerd op artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Tussen partijen is een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen. Niet in geschil is dat na aanleg van de riolering door [gedaagden] problemen aan de riolering zijn ontstaan. [gedaagden] heeft aangevoerd dat hij werd gehinderd in de uitoefening van zijn werkzaamheden. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagden] hiermee heeft aangevoerd dat de gevolgen van een ondeugdelijke uitvoering van de overeenkomst niet voor zijn rekening komen. De vraag die dus moet worden beantwoord is of de tekortkoming aan [gedaagden] kan worden toegerekend en, zo ja, of [gedaagden] gehouden is de schade die [eiseres] als gevolg daarvan heeft geleden te vergoeden.
5.2.
Op een overeenkomst van aanneming van werk is artikel 7:754 BW van toepassing. Dit artikel bepaalt dat de aannemer (in dit geval [gedaagden] ) een waarschuwingsplicht heeft richting de opdrachtgever (in dit geval [eiseres] ) voor onjuistheden in de opdracht bij het aangaan van de overeenkomst of tijdens de uitvoering van de overeenkomst. Hieronder wordt ook verstaan fouten of gebreken in de door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften. Ook is artikel 7:760 BW van toepassing op de overeenkomst. Dit artikel bepaalt, kort gezegd, dat de gevolgen van ondeugdelijke uitvoering van werk voor rekening komen van de aannemer als de gevolgen te wijten zijn aan de door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften én de aannemer niet heeft voldaan aan zijn waarschuwingsplicht op grond van artikel 7:754 BW. Of de tekortkoming [gedaagden] kan worden toegerekend, hangt dus af van de vraag of [gedaagden] aan zijn waarschuwingsplicht heeft voldaan.
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [gedaagden] jegens [eiseres] , omdat [gedaagden] niet aan zijn waarschuwingsplicht heeft voldaan. [gedaagden] had als aannemer de plicht om [eiseres] te waarschuwen op het moment dat hij als gevolg van de werkzaamheden van Selekt Huis zijn eigen werkzaamheden niet meer goed kon uitvoeren. [gedaagden] heeft aangevoerd dat hij niet aan zijn waarschuwingsplicht kon voldoen, omdat [eiseres] niet bereikbaar was. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] dit verweer onvoldoende heeft onderbouwd en gaat gelet daarop aan dit verweer voorbij. Zo is niet gebleken wanneer en op welke manieren [gedaagden] [eiseres] heeft geprobeerd te bereiken. Dat [gedaagden] wel Selekt Huis heeft gewaarschuwd, doet overigens niet af aan zijn waarschuwingsplicht richting [eiseres] .
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat ook aan de overige vereisten van artikel 6:74 BW zijn voldaan. [gedaagden] is in verzuim gelet op de ingebrekestellingen van mei 2024 en 19 juni 2024. Op grond van artikel 6:87 lid 1 BW mocht [eiseres] de verbintenis tot nakoming dus omzetten in een vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding. Deze omzetting is ook in de brieven van 19 juni 2024 en 1 juli 2024 medegedeeld aan [gedaagden] .
5.5.
Nu is de vraag welke schade [gedaagden] aan [eiseres] moet vergoeden. [eiseres] vordert schadevergoeding in de vorm van betaling van de factuur van [bedrijf 1] en herstelkosten gebaseerd op een offerte van [bedrijf 2] .
5.5.1.
[gedaagden] betwist de factuur van [bedrijf 1] , omdat de factuurdatum buiten de garantietermijn van twee jaren voor het installatiewerk zou vallen. De kantonrechter is van oordeel dat de vraag of sprake is van garantie niet van belang is voor de vraag of [gedaagden] wanprestatie heeft gepleegd en gaat gelet daarop voorbij aan deze betwisting. De vordering voor betaling van de factuur van [bedrijf 1] , een bedrag van € 220,22, is dus toewijsbaar.
5.5.2.
Daarnaast betwist [gedaagden] de offerte van [bedrijf 2] . De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] deze betwisting onvoldoende heeft onderbouwd. Zo heeft [gedaagden] niet aangevoerd welke specifieke punten en voorwaarden missen in de offerte. Ook blijkt niet uit de offerte dat [bedrijf 2] geen rekening heeft gehouden met de werksituatie in verband met de Arbowetgeving. De offerte verwijst juist naar de veiligheidsvoorschriften die in acht moeten worden genomen. Daarnaast zou [gedaagden] als aannemer moeten kunnen onderbouwen
waaromde kosten op de offerte niet correct of marktconform zouden zijn. Dit heeft [gedaagden] niet gedaan. Gelet op het voorgaande is ook de vordering voor betaling van de herstelkosten gebaseerd op de offerte van [bedrijf 2] , een bedrag van € 3.455,75, toewijsbaar.
5.6.
[gedaagden] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- griffierecht
- kosten van de dagvaarding
248,00
116,46
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
Totaal
1.177,46
De gevorderde btw over de kosten van de dagvaarding zal de kantonrechter afwijzen, omdat niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] de btw niet kan verrekenen.
5.7.
[eiseres] heeft bij conclusie van repliek een factuur van een deurwaarder voor het uitbrengen van de dagvaarding bijgevoegd, in aanvulling op de kosten van de dagvaarding die vermeld staan op de dagvaarding. De kantonrechter ziet geen aanleiding om [gedaagden] te veroordelen om deze factuur te betalen, omdat [eiseres] niet heeft onderbouwd waarom de kosten van deze factuur in aanvulling op de kosten die staan vermeld op de dagvaarding door [gedaagden] moeten worden betaald. Gelet hierop wijst de kantonrechter deze vordering af.
5.8.
Verder vordert [eiseres] betaling van de buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter wijst ook deze vordering af, omdat niet is gesteld of gebleken dat [eiseres] een brief aan [gedaagden] heeft gestuurd waarin zij heeft aangekondigd dat zij buitengerechtelijke kosten zal gaan vorderen.
5.9.
Tot slot vordert [eiseres] betaling van de deurwaarderskosten die mogelijkerwijs volgen ter inning van de in het vonnis vastgestelde bedragen. Deze vordering wijst de kantonrechter ook af, omdat de vordering niet concreet genoeg is en onvoldoende is onderbouwd. Op dit moment is namelijk niet bekend hoe hoog deze kosten zullen zijn.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van in totaal € 3.675,97, bestaande uit:
6.1.1.
een bedrag van € 220,22 voor de factuur van [bedrijf 1] , en
6.1.2.
een bedrag van € 3.455,75 voor de herstelkosten,
6.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] van € 1.177,46,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op20 mei 2025. (hg)