ECLI:NL:RBOVE:2025:3280

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
11426798 \ CV EXPL 24-4243
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van bijkomende kosten bij niet-betaalde tandartsfactuur en ontvangsttheorie

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, heeft de eiser, Infomedics B.V., een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die een behandeling bij Mondzorgcentrum Badhuisplein heeft ondergaan. Infomedics heeft een factuur van € 46,46 gestuurd voor deze behandeling, maar de gedaagde heeft deze niet betaald. De eigendom van de vordering is overgedragen aan Infomedics Finance B.V. en er zijn meerdere aanmaningen verstuurd. De gedaagde erkent de hoofdsom, maar verzet zich tegen de bijkomende kosten, stellende dat hij niet op de hoogte was van de betalingsverplichting omdat hij de factuur per e-mail had willen ontvangen.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de gedaagde de hoofdsom van € 46,46 moet betalen. Echter, de bijkomende kosten zijn afgewezen omdat Infomedics niet voldoende heeft aangetoond dat de gedaagde de veertiendagenbrief heeft ontvangen. De rechter oordeelt dat het aan Infomedics is om te bewijzen dat de gedaagde de verklaring heeft ontvangen, en dat de keuze om brieven per gewone post te versturen, en niet aangetekend, voor risico van Infomedics komt. De proceskosten worden gecompenseerd, omdat niet is komen vast te staan dat de gedaagde de veertiendagenbrief heeft ontvangen.

Het vonnis, uitgesproken door kantonrechter R.F. van Aalst, bepaalt dat de gedaagde de hoofdsom moet betalen, maar dat de bijkomende kosten niet toewijsbaar zijn. Beide partijen dienen hun eigen proceskosten te dragen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 11426798 \ CV EXPL 24-4243
Vonnis van 20 mei 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
INFOMEDICS B.V., als rechtsopvolger van de besloten vennootschap Infomedics Factoring B.V., mede handelend onder de namen Infomedics Factoring, UwNota.nl, DFA Services en Infomedics DFA,
gevestigd te Almere,
eisende partij, hierna te noemen Infomedics,
gemachtigde: Yard deurwaardersdiensten b.v.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[gedaagde] heeft een behandeling bij Mondzorgcentrum Badhuisplein gehad. Hiervoor heeft Infomedics een factuur verstuurd voor een bedrag van € 46,46. [gedaagde] heeft de factuur niet betaald. Mondzorgcentrum Badhuisplein heeft de eigendom van de vordering bij akte van cessie overgedragen aan Infomedics Finance B.V. Infomedics en haar gemachtigde CMIB hebben meerdere aanmaningen gestuurd.
2.2.
[gedaagde] heeft erkend dat hij de factuur nog moet betalen, maar hij voert verweer tegen de bijkomende kosten.
De hoofdsom.
2.3.
Omdat [gedaagde] heeft erkend dat hij de hoofdsom moet betalen, zal de hoofdsom van € 46,46 worden toegewezen.
De bijkomende kosten.
2.4.
[gedaagde] voert verweer tegen de bijkomende kosten. Volgens [gedaagde] heeft hij bij de balie van Mondzorgcentrum Badhuisplein aangegeven dat hij de factuur graag per mail zou ontvangen omdat hij zou gaan reizen. Als [gedaagde] had geweten dat hij nog moest betalen, dan had hij dit gedaan. Hij vindt het jammer dat het zo ver is gekomen; het incassobureau had [gedaagde] ook kunnen mailen, bellen of de brief per aangetekend post kunnen versturen.
2.5.
Ten aanzien van de herinneringen/aanmaningen heeft Infomedics het volgende gesteld. Infomedics heeft op 19 januari 2024 (de behandeling heeft op 11 januari 2024 plaatsgevonden) de factuur gezonden naar het adres [adres 1]. Dit is het adres dat [gedaagde] bij inschrijving bij Mondzorgcentrum Badhuisplein als correspodentie/woonadres heeft opgegeven. Infomedics is niet bevoegd om de adresgegevens van [gedaagde] te verifiëren bij de Gemeentelijke Basisadministratie en is daardoor afhankelijk van de adresgegevens die zij van Mondzorgcentrum Badhuisplein ontvangt. Het tijdig doorgeven van een adreswijziging is de verantwoordelijkheid van [gedaagde], welke wijziging zij nog niet van [gedaagde] had ontvangen. Infomedics heeft hierna op 29 februari 2024 en 29 maart 2024 nog twee herinneringen naar dit adres gezonden. Op 10 april 2024 heeft Mondzorgcentrum Badhuisplein aan Infomedics doorgegeven dat er een adreswijziging is ontvangen en daarbij het huidige woonadres van [gedaagde] is gewijzigd in [adres 2]. Infomedics heeft hierna het gehele incassotraject opnieuw opgestart en de factuur op 17 april 2024 opnieuw per post aan gedaagde toegezonden. Infomedics heeft vervolgens nog twee herinneringen per post aan [gedaagde] toegezonden op 31 mei 2024 en 28 juni 2024.
2.6.
De kantonrechter overweegt over de bijkomende kosten (wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten) als volgt. [gedaagde] moet de bijkomende kosten betalen als hij in verzuim is met de betaling en Infomedics kosten heeft moeten maken om haar betaling te ontvangen. Daarbij is het van belang dat Infomedics voorafgaand aan de dagvaarding [gedaagde] voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om de hoofdsom zonder extra kosten te betalen.
2.7.
Het verweer van [gedaagde] dat hij is overeengekomen dat de factuur per e-mail zou worden verstuurd gaat niet op. De enkele stelling is, gelet op de betwisting daarvan door Infomedics, zonder nadere onderbouwing onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagde] deze afspraak heeft gemaakt met Mondzorgcentrum Badhuisplein.
2.8.
Uit artikel 3:37 lid 3 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat als uitgangspunt geldt dat een verklaring de geadresseerde heeft bereikt, als de verklaring door hem is ontvangen (de ‘ontvangsttheorie’). Uit het arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2013 [1] vloeit voort dat bij betwisting van de ontvangst van de verklaring het aan de afzender is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij de verklaring heeft gezonden naar het adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde daar kon worden bereikt en dat de verklaring daar is aangekomen.
2.9.
De kantonrechter is van oordeel dat Infomedics gegeven de ontvangsttheorie onvoldoende heeft onderbouwd dat de verklaringen bij [gedaagde] zijn aangekomen. Gelet op het verweer van [gedaagde] had het op de weg van Infomedics gelegen om nader (met stukken) te onderbouwen dat [gedaagde] in ieder geval de veertiendagenbrief heeft ontvangen. Vast staat dat Infomedics de veertiendagenbrief niet aangetekend heeft verzonden. Daarmee kan niet worden vastgesteld dat deze brief daadwerkelijke door [gedaagde] is ontvangen en er dus aan het vereiste van artikel 3:37 lid 3 BW is voldaan. De gevolgen van haar (kennelijke) keuze om brieven per gewone post, en niet aangetekend, te versturen dienen voor rekening en risico van Infomedics te komen. Datzelfde geldt voor de keuze om [gedaagde] niet per e-mail of telefoon te herinneren aan zijn betalingsverplichting. Gelet hierop zal dit onderdeel van de vordering dus worden afgewezen.
De proceskosten.
2.10.
Met betrekking tot de proceskosten geldt dat op grond van de wet de in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de kosten. Nu [gedaagde] ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding de hoofdsom niet had betaald, is hij terecht gedagvaard en komen deze kosten in beginsel voor zijn rekening. Omdat in dit geval niet is komen vast te staan dat [gedaagde] de veertiendagenbrief heeft ontvangen en hij dus rauwelijks is gedagvaard, leidt dit tot compensatie van de proceskosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Infomedics te betalen een bedrag van € 46,46;
3.2.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten dient te dragen;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij vooraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025. (jjm)